Toen was het tijd voor nog eens enkele coronavragen. Eerst eentje van Brecht Warnez over studenten en het hoger onderwijs. Hij wees op hun penibele situatie en wist dat de zgn. ad-hocgroep Psychologie en Corona daarom meer aandacht voor jongvolwassenen vroeg. Concreter: de financiële zorgen en het gebrek aan sociaal contact bij studenten. Er werd gepleit voor een zogenaamde alternatieve studentenbubbel (naar analogie met de gezinsbubbel). In mogelijkheden voorzien om sociaal contact te organiseren op de campus was een tweede aandachtspunt. En ten derde moest nagegaan worden hoe OCMW’s dichter bij de studenten met financiële moeilijkheden gebracht konden worden (dat was het financiële aandachtspunt, waarover Brecht Warnez minister Somers bevraagd had op 8 december 2020). Hoe zag minister Weyts een en ander om het leven voor de studenten aangenamer te maken (met wijziging van de draaiboeken voor het hoger onderwijs?) en had minister Somers, zoals hij geantwoord had, al contact opgenomen met hem?
Algemeen was zijn engagement of eerder hoop: “dat we elkaar nog dit academiejaar terugzien op de campus.” Het mogelijke kantelmoment was waarschijnlijk de periode van de paasvakantie. Het periodieke overleg met de verschillende hogeronderwijsactoren over verschillende aspecten was op datzelfde moment aan de gang. De minister had de bal van de kotbubbel al opgenomen met de VVS en de studentenkoepels, maar dat was nog voorwerp van verdere reflectie. Collega Somers had de onderwijsminister nog niet aangesproken over het financiële onderdeel. Maar de essentiële taak daar lag volgens hem bij de studentenvoorzieningen (stuvo’s), die financieel serieus ondersteund waren en overigens ook de OCMW’s goed kenden. Tot slot herhaalde de minister de bijkomende opdracht die hij gegeven had aan het Steunpunt Inclusief Hoger Onderwijs (SIHO) met betrekking tot het studentenwelzijn. Je herinnert je ongetwijfeld de zes “antennes” in studentensteden.
Vragensteller Warnez drong bij de minister aan op zo spoedig mogelijke, positieve signalen voor de studenten. Drie interveniënten volgden. Koen Daniëls leek mij heel realistisch in zijn wat pessimistischer perspectief en vroeg duidelijke communicatie. Hannelore Goeman schetste op een andere manier een nóg pessimistischer beeld van de huidige studentensituatie. Ze opperde het idee, een beetje in de trant, leek mij, van wat haar partij eerder in de coronacrisis al eens gedaan had: een belronde. Johan Danen ging niet herhalen en deed dat dan meteen wel, oké, maar voegde nog het element van het leerkrediet toe, dat vragensteller Warnez in zijn inleiding kort vermeld had.
Minister Weyts uitte zijn frustratie over de media, wat coronacommunicatie over hoger onderwijs betrof. Opnieuw kwam ook het verhaal over de gebondenheid aan het virologische kader. Het kwam mij heel bekend voor: ik had er zelf ook, helemaal aan het begin van het coronaverhaal, over geschreven, toen de minister pretendeerde niet meer te wachten op het federale bestuursechelon maar zelf het heft in handen te nemen. Ja, maar áltijd zou ook dan de premisse van de virologen én van de hogere wiskunde van de biostatistici daarbij als belangrijkste richtingaanwijzer onverkort overeind blijven. Maar toegegeven (en prima overigens), de minister trok en duwde wel, wat die kotbubbel (zelfs in wat ruimere zin) betrof, om de neerslachtigheid te doorbreken met concrete lichtpuntjes. Bij het idee van interveniënt Goeman had hij wel wat vragen. Vragensteller Warnez keek uit naar de lichtpuntjes.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over de aandacht voor studenten bij de coronamaatregelen in het recente advies van de expertengroep Psychologie en Corona van Brecht Warnez” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen