Wanneer je de twee visienota’s die hier voorlagen grondig zou lezen, zou je al 95 procent weten van wat in deze gedachtewisseling (totale duur: 3 uur 13 minuten) aan bod kwam. Dus dacht ik, overigens niet voor het eerst …: laat me de zaken gewoon wat duiden in de timing van deze legislatuur en inhoudelijk de zaken gewoon beperken tot dat beetje extra informatie dat deze gedachtewisseling toch opleverde. Het was bovendien alweer opvallend hoeveel vragen in de tussenkomsten van de onderwijscommissarissen herhaald werden, maar storender nog was dat af en toe bepaalde onderwijscommissarissen gewoon niet bleken geluisterd te hebben naar de toelichting van minister Weyts en dan vrolijk hun voorbereide lesje aflazen, dus mét de vragen die de minister net voordien al beantwoord had. Ik blijf dus de concrete aanpak van dit soort ‘debatten’ bijwijlen ‘raar’ vinden. Toegegeven, ik geniet ook wel van de momenten waarop de minister zelf de betrokkenen (ook die namiddag trouwens, wanneer de vragen om uitleg weer voor een onchristelijk hoge mate van herhaling zorgden, maar daarover lees je elders op deze pagina’s) attent maakt op zulke specifieke kenmerken van deze gebruikte ‘debataanpak’.
De aanloop naar de twee thema’s van deze commissievergadering werd, niet onlogisch, genomen bij de behandeling van de begroting-2021 en de daarmee verbonden beleidsbrief 2020-2021, in de oude terminologie want sinds toen gaat dat document door het leven als Beleids- en begrotingstoelichting (BBT). De grootse remuntada, weet je nog, het begin eigenlijk van allerlei sprongen? De termen “Digisprong” en “Voorsprongfonds” vielen toen al, de term “Edusprong” nog niet. We schreven toen 12 en 19 november 2020.
Op 4 februari 2021 kregen we in de Onderwijscommissie vervolgens een boeiende gedachtewisseling over die Digisprong, ná ook al heel wat vragen om uitleg en andere parlementaire activiteiten in dat verband. Jo Brouns liet dat alles niet koud worden en stelde al vier weken (4 maart 2021) later een vraag om uitleg over het onderdeel Van kwetsbaar naar wendbaar (dat vormde samen met de drie andere onderdelen Digisprong, Voorsprongfonds hoger onderwijs en Edusprong voor het volwassenenonderwijs het “Relanceplan Vlaamse Veerkracht”). Het zou niet de laatste vraag zijn over de hele zaak. En nu dus een gedachtewisseling over de twee andere onderdelen waarvoor de Vlaamse regering een visienota goedgekeurd had: kortweg, de Edusprong en het Voorsprongfonds.
Het parlementaire verslag zelf is nog in voorbereiding, maar je kunt uiteraard, zoals steeds, ook al de video van de integrale vergadering bekijken. Hieronder wijs ik kort en selectief op enkele zaken.
Eén. Het is gebruikelijk dat parlementsleden bij dit soort besprekingen hun tussenkomsten stofferen met (eventueel kritische) elementen uit betrokken Vlor- en SERV-adviezen. Dat was nu niet anders. Wat wel opviel, was dat de vier adviezen in kwestie allemaal … adviezen op eigen initiatief waren van de Vlor respectievelijk de SERV. Blijkbaar vond de minister het niet nodig om vóór de definitieve goedkeuring van toch belangrijke visieteksten de stemmen van strategische adviesraden te horen. Voor wie graag wat extra achtergrondinformatie leest, verwijs ik hier naar het Vlor-advies en het SERV-advies over de Edusprong, alsook naar het Vlor-advies en het SERV-advies over het Voorsprongfonds.
Twee. Voor de beide onderwijssegmenten zouden er projectoproepen komen waarop de onderwijsinstellingen in kwestie projectvoorstellen zouden kunnen indienen. Minister Weyts lijkt die projectmatige aanpak (en dus dito financiering) te veel toe te passen om nog toevallig genoemd te kunnen worden. In vele tussenkomsten kwam dat punt dan ook vaak terug: hoe moest het verder daarmee ná afloop van de projectjaren (lees ook: quid met reguliere financiering)? De minister sprak dan wel blits van zijn accent op het boostidee met heel deze actie, maar al die projectoproepen (ook nog in diverse andere dossiers uit de beleidsnota van de minister), het lijkt mij soms toch maar een, weliswaar snelle, gemakkelijkheidsoplossing.
Drie. Over het digitaliseringsaanbod voor de leraren schreef ik het al eerder: ook nu weer zag de minister blijkbaar daarin een exclusieve rol voor de centra voor volwassenenonderwijs. Ook ruimer dan alleen de digitaliseringsuitdaging kwam de vraag naar afstemming tussen de vele geplande initiatieven meermaals naar voor in de bespreking (cf. de rol van het Partnerschap Levenslang Leren).
Vier. We hoorden het ook al, toen het financiële coronacompensatiemechanisme voor het volwassenenonderwijs ter sprake kwam: ook nu polsten meerdere parlementsleden naar de opleidingen die niet specifiek gericht waren op de arbeidsmarkt, maar die mensen volgden voor hun persoonlijke ontwikkeling.
Vijf. Voor de grote promotiecampagne voor het volwassenenonderwijs was voorzien in 4 miljoen euro (over twee schooljaren). De minister gaf ook voor het geheel van de Edusprong een ruwe begroting per speerpunt:
De totaalsom kwam niet exact op de vermelde 60 miljoen euro uit, maar goed, het ging om een ruwe verdeling. Daarnaast was er ook nog het vermelde compensatiemechanisme, dat goed was voor 14,5 miljoen euro. De evaluatie van het hele, nieuwe financieringssysteem, zoals ingevoerd vorige legislatuur, zou volgen in het laatste jaar van de huidige legislatuur.
Zes. Bij speerpunt 1 over de opleidingsportfolio (cf. Voorsprongfonds), dat eigenlijk ook het ‘oude’ verhaal over de rationalisatie van het hogeronderwijsveld inhield, hoorde ik soms ‘verrassende’ zaken (“een hogeschool en een universiteit zouden gezamenlijk een eerste jaar of een deel ervan kunnen organiseren”), soms ‘delicate’ zaken (“Een opleiding vroedkunde in 12 instellingen, is dat zinvol?”, vroeg de minister zich af; “Afschaffen van opleidingen die niet meer tegemoetkomen aan de noden van de maatschappij en/of de arbeidsmarkt”). Gelet op een al lange voorgeschiedenis en allerlei gevoeligheden, ben ik heel benieuwd naar wat van die plannen uit de beleidsnota gerealiseerd zal zijn voorjaar 2024 … Overigens zou ook de huidige programmatieprocedure die te veel tijd in beslag zou nemen, veranderd worden. Graag, maar dat klinkt altijd zo makkelijk in zulke nota’s tot men dieper over de zaken gaat nadenken en ze in regelgevende teksten moet gieten. De minister gaf zelf ter zake al enige blijk van zin voor realisme, gelukkig.
Zeven. Toen minister Weyts de Visienota Voorsprongfonds toelichtte, benadrukte hij dan toch dat levenslang leren een zaak was van volwassenenonderwijs én hoger onderwijs. Waarom zulks dan niet het geval was voor het digitaliseringsaanbod aan leraren, begreep ik niet en geen enkel parlementslid vroeg ernaar.
Acht. Het accent lag duidelijk op de STEM-opleidingen, wat enkele parlementsleden deed opwerpen om toch ook de alfa- en gammawetenschappen niet te vergeten (cf. ook Vlor-advies). Minister Weyts had daar begrip voor, maar nu was het afnemend veld net sterk vragende partij voor die eerste.
Negen. Jean-Jacques De Gucht was de enige die vreesde dat van de totale middelen (en bedoeld was vooral speerpunt 1) teveel naar één heel grote speler in het hogeronderwijsveld zou gaan die in heel Vlaanderen aanwezig was (rarara …). Het totale budget was ook 60 miljoen euro (waarvan voor digitalisering 20 à 25 miljoen euro: cf. speerpunt 3). De minister zou voorzien in een systeem van trekkingsrechten voor het toekennen van middelen als een garantie voor alle instellingen. In september 2021 zou een concreter actieplan volgen. De laatste slide van de minister gaf een interessant zicht op de verdere operationalisering.
Reageren op dit commentaar kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen.