Toelichting bij LPD 10 techniek A stroom en LPD 8 techniek B stroom

Ben je nog niet zo thuis in het leerplan techniek A of B stroom of heb je graag wat extra inspiratie voor het realiseren van een leerplandoel dan geven we hier wat extra informatie. Hieronder bespreken we LPD 10 A stroom en LPD 8B stroom.

LPD 10 (a) LPD 8 (b) De leerlingen analyseren principes van de bouw van een informatieverwerkende systeem.

sla link op in klembord

Kopieer

Theoretische uitleg: de bouw van een informatieverwerkende systeem:

sla link op in klembord

Kopieer

Dit leerplandoel draait rond het begrijpen dat elk informatieverwerkend systeem (zoals een computer, smartphone of robot) opgebouwd is uit invoer, verwerking en uitvoer, en dat leerlingen die samenhang kunnen analyseren en uitleggen.

Leerlingen leren herkennen dat een informatieverwerkend systeem vaak bestaat uit vaste onderdelen:

sla link op in klembord

Kopieer

  • Hardware (fysieke componenten: CPU, geheugen, invoer/uitvoer-apparaten).
  • Software (programma’s die bepalen hoe de hardware functioneert).
  • Gegevensstromen (hoe informatie beweegt tussen onderdelen).

Je laat leerlingen kennis maken met invoer – verwerking - uitvoer

  • Input :gegevens binnenhalen (bv. toetsenbord, sensor, microfoon).
  • Verwerken: berekeningen uitvoeren, beslissingen nemen, data structureren (bv. processor, algoritme).
  • Opslaan: tijdelijk of permanent bewaren (bv. RAM, harde schijf, databank).
  • Teruggeven (output) → resultaten naar buiten sturen (bv. scherm, luidspreker, actuator).

Voorbeeld op leerling niveau:

sla link op in klembord

Kopieer

  • Smartphone: microfoon → spraakherkenning → tekst → weergave op scherm.
  • Robot: sensor meet afstand → processor beslist → motor draait → robot wijkt uit.
  • Computer: toetsenbordinput → tekstverwerker → document opslaan → printer uitvoer.

Op welke manier kan je dit leerplandoel bereiken?

sla link op in klembord

Kopieer

Stel onderstaande vragen aan je leerlingen, bij eender welk uitvoerorgaan of programma dat je gebruikt. Op deze manier kunnen ze ook zelf uitleggen waarom “iets” beweegt

sla link op in klembord

Kopieer

  1. Wat is de input?
  2. Hoe wordt die input verwerkt? (welk algoritme of welke regel bepaalt de actie?)
  3. Is er opslag nodig? (bv. een teller bijhouden, data tijdelijk opslaan)
  4. Wat is de output?

Laat leerlingen verder nadenken door eventueel onderstaande vragen te stellen

sla link op in klembord

Kopieer

  • Wat gebeurt er als de input verandert?
  • Kan dezelfde input ook een ander output geven?
  • Wat gebeurt er als de verwerking fout is (bv. verkeerde drempelwaarde)?
  • Wat als het uitvoerorgaan stuk is?

Maak gebruik van het I–P–O-schema (Input–Processing–Output).

  • Input = wat komt binnen?
  • Processing = wat doet de code met die input?
  • Output = wat komt eruit?
  • Opslag = wordt er iets bijgehouden (bv. teller, geheugen van sensorwaarden)?

Je kan het volgende aan leerlingen vragen (opnemen in een werkbundel, opdrachtenblaadje, …) nadat ze met een extern uitvoerorgaan een opdracht hebben gemaakt

sla link op in klembord

Kopieer

Schema

sla link op in klembord

Kopieer

Deelsystemen. Wat gebruik je hier?
Input? .............
Verwerking? .............
Output? ..............

Bouwstenen

sla link op in klembord

Kopieer

Kruis aan welke bouwstenen een rol spelen:

  • Hardware
  • Software
  • Data
  • Netwerk

Analysevragen

sla link op in klembord

Kopieer

  1. Welke input veroorzaakt de output?
  2. Wat doet de verwerking precies?
  3. Wordt er iets opgeslagen? Zo ja, wat?
  4. Welke output verschijnt er?
  5. Wat zou er gebeuren als … (bv. input verandert)?

Op deze manier leren leerlingen ook nadenken over wat en waarom ze iets doen. (= analyseren) Je bereikt diepgang en inzicht!

Waar past AI in dit leerplandoel?

sla link op in klembord

Kopieer

  • Bij een klassiek systeem: input → vaste regels → output.
  • Bij een AI-systeem: input → AI-model dat geleerd heeft uit data → output.

Hoe leg je dit uit aan leerlingen?

sla link op in klembord

Kopieer

“Normaal programmeren wij stap voor stap wat de computer moet doen. Bij AI schrijven we die regels niet zelf uit. We geven het systeem veel voorbeelden (data), en zo leert het zelf patronen herkennen. Daarna kan het beslissingen nemen die niet vooraf zijn geprogrammeerd.”

Net als bij de micro:bit of pc heb je input → verwerking → output. Alleen: de verwerking gebeurt niet via simpele regels (“als knop A → toon hartje”), maar via een algoritme dat geleerd heeft uit data.

“Data is alles wat een computer kan meten, lezen of onthouden. Het is de input voor het systeem, en wat de computer gebruikt om te beslissen wat er moet gebeuren.”

“AI is overal in jullie gsm en andere apparaten. Het leest data van sensoren of wat je intypt, leert daar patronen van, en geeft een resultaat dat je niet met gewone regels kan maken.”

Hier een voorbeeld van hoe AI in onze Smartphones zit. Voor leerlingen (b stroom) op deze manier misschien beter te begrijpen.

sla link op in klembord

Kopieer

AI op een smartphone is software die kan “leren” en “beslissingen nemen” op basis van data. Het probeert taken uit te voeren die normaal menselijke intelligentie vereisen, zoals:

  • Je gezicht herkennen om je telefoon te ontgrendelen.
  • Foto’s automatisch verbeteren of objecten herkennen.
  • Slimme suggesties geven, zoals woorden aanvullen tijdens het typen.
  • Stemassistenten zoals Siri of Google Assistant laten begrijpen wat je zegt.

Even alles samengevat:

sla link op in klembord

Kopieer

Je werkt met leerlingen rond LPD13(a) en 11(b),waarbij ze doelgericht ontwerpen.

Geef hen ook inzicht door de leerlingen te laten nadenken wat ze aan doen zijn tijdens het programmeren, waarom en wanneer. De informatie die hierboven wordt gegeven kan je helpen de juiste vragen te stellen. Zo leren ze ontwerpen, maar krijgen ze ook inzicht en behaal je LPD10 (a) en 8 (b)

×
Kijkt als...
Niveau
Regio
Kan ik je helpen?