Voor het sociaal overleg in je instelling is de lokale vakbondsafgevaardigde je prioritaire gesprekspartner. Onder bepaalde voorwaarden kan je vakbondsafgevaardigde zich laten bijstaan door een vakbondsleider of door een permanente afgevaardigde. We leggen je hier uit welke rechten en plichten je vakbondsafgevaardigde heeft en wat het statuut is van de vakbondsleider en van de permanente afgevaardigde.
Zijn algemene rechten en plichten put de vakbondsafgevaardigde uit zijn lidmaatschap van het LOC en zijn dezelfde als die voor de verkozen LOC-personeelsvertegenwoordigers (art. 45, § 1 LOC-decreet):
De specifieke rechten en plichten oefent de vakbondsafgevaardigde uit naast zijn algemene rechten en plichten als personeelsvertegenwoordiger in het LOC. Het zijn zijn enige rechten en plichten als er geen LOC is of als hij er geen lid van is (art. 45, 2 LOC-decreet).
Wat die specifieke rechten en plichten zijn, is op 29 juni 2007 overeengekomen door het toenmalig Vlaams Secretariaat voor het Katholiek Onderwijs (VSKO) en de christelijke onderwijsvakbonden (COV en COC). Kort nadien hebben ook VSOA-Onderwijs en ACOD-Onderwijs zich bij die overeenkomst aangesloten.
De overeengekomen rechten en plichten zijn uitgeschreven in het ‘Statuut van de vakbondsafvaardiging van het gesubsidieerd personeel in de katholieke onderwijsinrichtingen’.
De bepalingen van het Statuut van de vakbondsafvaardiging heffen de artikels 47 tot 51 van het LOC-decreet op. Die artikels vormden enkel een vangnet voor het geval besturen en vakbonden niet zouden weten hoe met mekaar om te gaan (art. 46, § 1 LOC-decreet en Parl.St. Vl.Parl. 703, 1994-1995, nr. 1, 9).
Basis van het Statuut van de vakbondsafvaardiging vormt de erkenning door de instellingsbesturen van het recht van de vakbondsafgevaardigden om de belangen van hun aangesloten collega’s te behartigen, en anderzijds de erkenning door de vakbondsafgevaardigden van het gezag van het instellingsbestuur (arts. 2 en 3). Daarbij is het engagement aangegaan om in alle omstandigheden steeds blijk te geven van zin voor rechtvaardigheid, billijkheid en verzoening (art. 4).
Voorts bevat dit document volgende belangrijke afspraken.
Een vakbond moet in een instelling minimaal vijf aangesloten leden hebben om recht te hebben op een vakbondsafgevaardigde (art. 11). Een maximaal aantal afgevaardigden is niet vastgelegd.
De berekening van het aantal vakbondsafgevaardigden per vakbond gebeurt als volgt (art. 11):
Aantal aangesloten leden Aantal vakbondsafgevaardigden 5 tot 14 1 15 tot 44 2 45 tot 74 3 75 tot 104 4 105 tot 134 5 Per volle schijf van 30 leden boven de 134 leden +1
Een vestigingsplaats die geen vertegenwoordiger heeft in deze initiële afvaardiging, kan onder bepaalde voorwaarden één bijkomende vakbondsafgevaardigde toegekend worden (art. 11, § 2)
In instellingen die afhangen van één bestuur en die gelegen zijn in eenzelfde gebouwencomplex, kunnen de vakbondsafgevaardigden onderling afspreken om een gezamenlijke vakbondsafvaardiging op te richten (art. 11, § 3).
Een betwisting over het aantal aangesloten leden moet je voorleggen aan de voorzitter van het Bureau van de Algemene Raad van het Katholiek Onderwijs (BARKO) (art. 11, § 4).
Enkel personeelsleden die voldoende ingeschakeld zijn in de leefwereld van de onderwijsinstelling, kunnen als vakbondsafgevaardigde aangeduid worden. Er gelden daarom twee aanstellingsvoorwaarden (art. 12):
Het mandaat duurt in principe vier jaar en is hernieuwbaar (art. 12, § 2).
Het mandaat eindigt voortijdig (art. 13):
Een vervanger mag het lopende mandaat voltooien van een vakbondsafgevaardigde wiens mandaat voortijdig eindigt of die langdurig afwezig is (art. 13, § 2-3).
De vakbondsafgevaardigde moet de nodige faciliteiten krijgen om zijn mandaat te kunnen uitoefenen:
De vakbondsafgevaardigde is gehouden aan de discretieplicht (art. 17).
De vakbondsafgevaardigde heeft het recht om onder bepaalde voorwaarden syndicaal verlof op te nemen om:
Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit (art. 52, § 3 LOC-decreet).
In het ‘Statuut van de vakbondsafvaardiging’ zijn ook de begrippen ‘vakbondsleider’ en ‘permanente afgevaardigde’ gedefinieerd (arts.23 en 31).
Vakbondsleiders en permanente afgevaardigden hebben gelijkaardige rechten:
Van die rechten kan de vakbondsafgevaardigde gebruikmaken als hun vakbond de naamlijst van zijn vakbondsleiders en van zijn permanente afgevaardigden neergelegd heeft bij Katholiek Onderwijs Vlaanderen (toen Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs) (arts. 25 en 31). Indien dit niet gebeurd is, kan een permanente afgevaardigde bijvoorbeeld niet op vraag van een vakbondslid tussenkomen in een instelling waar de betrokken vakbond geen vakbondsafvaardiging heeft.