Voor het sociaal overleg in je instelling is de lokale vakbondsafgevaardigde je prioritaire gesprekspartner. Onder bepaalde voorwaarden kan je vakbondsafgevaardigde zich laten bijstaan door een vakbondsleider of door een permanente afgevaardigde. We leggen je hier uit welke rechten en plichten je vakbondsafgevaardigde heeft en wat het statuut is van de vakbondsleider en van de permanente afgevaardigde.

Algemene rechten en plichten van de vakbondsafgevaardigde

sla link op in klembord

Kopieer

Zijn algemene rechten en plichten put de vakbondsafgevaardigde uit zijn lidmaatschap van het LOC en zijn dezelfde als die voor de verkozen LOC-personeelsvertegenwoordigers (art. 45, § 1 LOC-decreet):

  • Hij is automatisch lid van het LOC op voorwaarde dat zijn vakbond in je instelling minstens tien procent van de personeelsleden vertegenwoordigt (art. 17, § 1 LOC-decreet).
  • Je moet rekening houden met de tijd die hij besteedt aan het LOC bij de toewijzing van de instellingsgebonden opdrachten (art. 47ter/1 Rechtspositiedecreet). Aan die verplichting voldoe je door de vertegenwoordiging in het LOC te beschouwen als een beleidsondersteunende taak die gecompenseerd wordt met een vorm van vrijstelling van lesopdracht (BPT-uren of uren voor taak- en functiedifferentiatie). Indien je de vertegenwoordiging in je LOC niet compenseert door een vrijstelling van lesopdracht, dan moet je met de vertegenwoordiging rekening houden bij de billijke verdeling van de instellingsgebonden opdrachten.
  • Je moet hem dienstvrijstelling geven om de LOC-vergaderingen te kunnen bijwonen. Die vrijstelling wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit (art. 12, § 4 BVR van 14 juni 1989 betreffende de bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in het secundair onderwijs).
  • Hij kan aan de voorzitter een bijkomende bijeenkomst van het LOC vragen, los van de vergaderingen die bij het begin van het schooljaar afgesproken zijn (art. 24, § 1, 1° LOC-decreet). Voor die vergadering kan hij dan ook agendapunten aanbrengen (art. 38 LOC-decreet).
  • Hij mag mondeling en schriftelijk alle professionele en syndicale informatie meedelen die nuttig is voor de collega’s. Hij doet dit onder eigen verantwoordelijkheid (art. 39, 1ste lid LOC-decreet).
  • Hij mag mededelingen aanbrengen op plaatsen die daarvoor aangewezen zijn, op voorwaarde dat hij die mededelingen op voorhand aan de directie voorlegde (art. 39, 2de lid LOC-decreet).
  • Hij mag buiten de schooluren in je instelling informatievergaderingen organiseren voor het personeel, als hij de directie daarover ingelicht heeft (art. 39, 3de lid LOC-decreet).
  • Hij mag in het gemeenschappelijk belang van het personeel het instellingsbestuur contacteren (art. 40 LOC-decreet).
  • Hij mag jaarlijks deelnemen aan drie vormingsdagen die de vakbonden organiseren (art. 41, 1ste lid LOC-decreet). Voorwaarde daarbij is dat hij de datum van de vormingsdag minimaal een maand op voorhand aan het bestuur meedeelt (art. 41 LOC-decreet).
  • Hij moet de nodige faciliteiten krijgen om zijn taak naar behoren te kunnen uitoefenen. De afspraken erover moet je vastleggen in het huishoudelijk reglement van je LOC (art. 42 LOC-decreet).
  • Hij heeft recht op terugbetaling van de verplaatstingskosten die hij extra voor deelname aan LOC-vergaderingen moet maken. Dit kan het geval zijn indien hij voor de vergadering speciaal naar de instelling moeten komen. De terugbetaling gebeurt volgens de regeling die geldt voor de dienstverplaatsingen (punt 4 Onderwijscao X). Vergoedingen voor deelname aan voorbereidende LOC-vergaderingen vallen natuurlijk niet onder dit recht.
  • Hij is gehouden aan de discretieplicht voor feiten en documenten die vertrouwelijk van aard zijn (art. 43 LOC-decreet). Die plicht houdt in dat hij vertrouwelijke informatie niet zomaar mag delen met om het even wie. Overtreding ervan kun je beschouwen als een deontologische fout.
  • De vakbondsafgevaardigde die valt onder het Rechtspositiedecreet kan geen tuchtsanctie oplopen voor daden die hij stelt in de uitoefening van zijn LOC-mandaat (art. 44, § 1 LOC-decreet). Voor een deontologische fout die hij buiten zijn LOC-mandaat begaat, kan hij natuurlijk wel gesanctioneerd worden.
  • De vakbondsafgevaardigde die tewerkgesteld is als MVD-personeel, kan slechts ontslagen worden om dringende reden (art. 44, § 2 LOC-decreet) na goedkeuring door het paritair comité waaronder hij valt (art. 44, § 5 – 6 LOC-decreet).

Specifieke rechten en plichten van de vakbondsafgevaardigde

sla link op in klembord

Kopieer

De specifieke rechten en plichten oefent de vakbondsafgevaardigde uit naast zijn algemene rechten en plichten als personeelsvertegenwoordiger in het LOC. Het zijn zijn enige rechten en plichten als er geen LOC is of als hij er geen lid van is (art. 45, 2 LOC-decreet).

Wat die specifieke rechten en plichten zijn, is op 29 juni 2007 overeengekomen door het toenmalig Vlaams Secretariaat voor het Katholiek Onderwijs (VSKO) en de christelijke onderwijsvakbonden (COV en COC). Kort nadien hebben ook VSOA-Onderwijs en ACOD-Onderwijs zich bij die overeenkomst aangesloten.

De overeengekomen rechten en plichten zijn uitgeschreven in het ‘Statuut van de vakbondsafvaardiging van het gesubsidieerd personeel in de katholieke onderwijsinrichtingen’.

De bepalingen van het Statuut van de vakbondsafvaardiging heffen de artikels 47 tot 51 van het LOC-decreet op. Die artikels vormden enkel een vangnet voor het geval besturen en vakbonden niet zouden weten hoe met mekaar om te gaan (art. 46, § 1 LOC-decreet en Parl.St. Vl.Parl. 703, 1994-1995, nr. 1, 9).

Basis van het Statuut van de vakbondsafvaardiging vormt de erkenning door de instellingsbesturen van het recht van de vakbondsafgevaardigden om de belangen van hun aangesloten collega’s te behartigen, en anderzijds de erkenning door de vakbondsafgevaardigden van het gezag van het instellingsbestuur (arts. 2 en 3). Daarbij is het engagement aangegaan om in alle omstandigheden steeds blijk te geven van zin voor rechtvaardigheid, billijkheid en verzoening (art. 4).

Voorts bevat dit document volgende belangrijke afspraken.

Aantal mandaten

sla link op in klembord

Kopieer

Een vakbond moet in een instelling minimaal vijf aangesloten leden hebben om recht te hebben op een vakbondsafgevaardigde (art. 11). Een maximaal aantal afgevaardigden is niet vastgelegd.

De berekening van het aantal vakbondsafgevaardigden per vakbond gebeurt als volgt (art. 11):

Aantal aangesloten leden Aantal vakbondsafgevaardigden
5 tot 14 1
15 tot 44 2
45 tot 74 3
75 tot 104 4
105 tot 134 5
Per volle schijf van 30 leden boven de 134 leden +1

Een vestigingsplaats die geen vertegenwoordiger heeft in deze initiële afvaardiging, kan onder bepaalde voorwaarden één bijkomende vakbondsafgevaardigde toegekend worden (art. 11, § 2)

In instellingen die afhangen van één bestuur en die gelegen zijn in eenzelfde gebouwencomplex, kunnen de vakbondsafgevaardigden onderling afspreken om een gezamenlijke vakbondsafvaardiging op te richten (art. 11, § 3).

Een betwisting over het aantal aangesloten leden moet je voorleggen aan de voorzitter van het Bureau van de Algemene Raad van het Katholiek Onderwijs (BARKO) (art. 11, § 4).

Statuut

sla link op in klembord

Kopieer

Aanstellingsvoorwaarden

sla link op in klembord

Kopieer

Enkel personeelsleden die voldoende ingeschakeld zijn in de leefwereld van de onderwijsinstelling, kunnen als vakbondsafgevaardigde aangeduid worden. Er gelden daarom twee aanstellingsvoorwaarden (art. 12):

  • in de onderwijsinstelling vastbenoemd zijn of een aanstelling hebben van doorlopende duur;
  • (basisonderwijs en secundair onderwijs met volledig leerplan) in de onderwijsinstelling minimaal een derde van een voltijdse betrekking presteren (art. 12).

Duur en einde van het mandaat

sla link op in klembord

Kopieer

Het mandaat duurt in principe vier jaar en is hernieuwbaar (art. 12, § 2).

Het mandaat eindigt voortijdig (art. 13):

  • bij overlijden;
  • wanneer de afgevaardigde geen personeelslid meer is van de onderwijsinstelling;
  • wanneer de vakbondsafgevaardigde ontslag neemt;
  • door een beslissing van de vakbond.

Een vervanger mag het lopende mandaat voltooien van een vakbondsafgevaardigde wiens mandaat voortijdig eindigt of die langdurig afwezig is (art. 13, § 2-3).

Faciliteiten

sla link op in klembord

Kopieer

De vakbondsafgevaardigde moet de nodige faciliteiten krijgen om zijn mandaat te kunnen uitoefenen:

  • Zijn uurrooster en de materiële voorwaarden moeten met de directeur overeengekomen worden. In ieder geval mag hij geen plage-uren krijgen (art. 14).
  • Hij heeft het recht om aan drie syndicale vormingsdagen deel te nemen. Maar de data ervan moet hij bij het begin van het trimester meedelen aan het schoolbestuur en bovendien moet hij de directeur ook helpen om de goede gang van zaken gedurende zijn afwezigheid te verzekeren (art. 15).
  • Hij wordt geïnformeerd over belangrijke wijzigingen in de regelgeving voor zover die een rechtstreekse weerslag hebben op de contractuele of gebruikelijke arbeidsvoorwaarden. Ook over de gevolgen van een dergelijke wijziging moet hij ingelicht worden (art. 8).

Discretieplicht

sla link op in klembord

Kopieer

De vakbondsafgevaardigde is gehouden aan de discretieplicht (art. 17).

Bescherming

sla link op in klembord

Kopieer

  • De vakbondsafgevaardigde mag geen voordeel of nadeel hebben van zijn mandaat (art. 16).
  • Je mag de vakbondsafgevaardigde niet sanctioneren (tuchtsanctie of evaluatie met eindconclusie onvoldoende) voor daden die hij stelt in de uitoefening van zijn mandaat (art. 18).
  • Je moet een speciale procedure volgen als je voor een vakbondsafgevaardigde een tuchtsanctie of een evaluatie met eindconclusie onvoldoende wilt uitspreken (art. 19).

Bevoegdheden

sla link op in klembord

Kopieer

  • De vakbondsafgevaardigde mag bij de directeur informatie opvragen, voorstellen doen, gehoord worden en advies geven over (art. 5):
    • een betwisting tussen een personeelslid en het instellingsbestuur;
    • het wekelijkse uurrooster, het toezicht, de prestaties tijdens de vakanties, de begeleiding van activiteiten, de delegatie van bevoegdheden aan personeelsleden, de deelname aan vergaderingen en schoolfeesten;
    • de uitoefening van de bevoegdheden in die instellingen zonder LOC of ondernemingsraad (OR), of zonder comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW).
  • Indien de aard van de problemen dit vereist, mag de vakbondsafgevaardigde zich rechtstreeks wenden tot het instellingbestuur, maar hij moet de directeur daarvan op voorhand verwittigen (art. 6).
  • Bij blijvende betwisting mag de vakbondsafgevaardigde een beroep doen op zijn organisatie maar hij moet de directeur of het bestuur daarvan op voorhand verwittigen. Ook het instellingsbestuur heeft dit recht (art. 9).
  • De vakbondsafgevaardigde mag het personeel informeren en raadplegen maar moet zich daarbij houden aan een aantal afspraken (art. 10):
    • Het informeren mag de organisatie van het werk niet verstoren.
    • De informatie moet van professionele of syndicale aard zijn.
    • Schriftelijke informatie moet op voorhand aan de directeur bezorgd zijn en mag maar aangeplakt worden op die plaatsen die afgesproken zijn.
    • Informatievergaderingen mogen in de instelling plaatsvinden op voorwaarde dat de directeur op de hoogte is. In regel vinden die vergaderingen buiten de lesuren plaats.

Syndicaal verlof van de vakbondsafgevaardigde

sla link op in klembord

Kopieer

De vakbondsafgevaardigde heeft het recht om onder bepaalde voorwaarden syndicaal verlof op te nemen om:

  • op persoonlijke uitnodiging van een verantwoordelijk bestuurslid van een vakbond deel te nemen aan de werkzaamheden van werkgroepen en commissies in de schoot van zijn vakbond of aan vormingsdagen georganiseerd door zijn vakbond (art. 52, § 1, 1ste lid LOC-decreet);
  • jaarlijks deel te nemen aan drie vormingsdagen georganiseerd door een vakbond (art. 52, § 1, 2de en 3de lid LOC-decreet);
  • op persoonlijke uitnodiging van de voorzitter of van een verantwoordelijke van zijn vakbond zitting te hebben in de raden en commissies die bij wet of decreet opgericht zijn (art. 52, § 2 LOC-decreet);
  • een vakbond permanent te vertegenwoordigen (art. 53, § 1).

Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit (art. 52, § 3 LOC-decreet).

Wijziging of samenvoeging van besturen en/of instellingen

sla link op in klembord

Kopieer

  • Een wijziging of fusie van besturen heeft geen gevolgen voor het mandaat van de vakbondsafgevaardigde (art. 20).
  • Bij een fusie van instellingen moet de vakbondsafvaardiging uiterlijk één jaar na de fusie hersamengesteld worden waarbij de nieuwe afvaardiging het lopende mandaat uitdoet. Zolang de nieuwe afvaardiging niet samengesteld is, loopt het mandaat van de vroegere afgevaardigden voort (art. 21, § 1).
  • Bij een herstructurering van instellingen moet de vakbondsafvaardiging in de betrokken instellingen uiterlijk één jaar na de herstructurering hersamengesteld worden, waarbij de nieuwe afvaardiging het nieuwe mandaat uitdoet. Zolang de nieuwe afvaardigingen niet samengesteld zijn, loopt het mandaat van de vroegere afgevaardigden voort (art. 21, § 2).
  • De vakbondsafgevaardigde die de vakbond na een gedeeltelijke of volledige fusie van instellingen niet opnieuw aanduidt of voorstelt, blijft voor de lopende duur van het mandaat bescherming genieten (art. 22).

De vakbondsleider en de permanente afgevaardigde

sla link op in klembord

Kopieer

In het ‘Statuut van de vakbondsafvaardiging’ zijn ook de begrippen ‘vakbondsleider’ en ‘permanente afgevaardigde’ gedefinieerd (arts.23 en 31).

Vakbondsleiders en permanente afgevaardigden hebben gelijkaardige rechten:

  • Ze mogen deelnemen aan de vergaderingen die de vakbondsafvaardiging organiseert. Voorwaarde daarbij is dat de vakbondsafgevaardigde de directeur daarvan op voorhand verwittigt (arts. 26 en 32).
  • Ze mogen ter plekke de vakbondsafvaardiging advies geven en samen met of in plaats van de vakbondsafvaardiging tussenkomen om blijvende betwistingen of geschillen tussen bestuur en vakbondsafvaardiging te voorkomen of bij te leggen (arts. 28, 1ste lid en 34).
  • Enkel de permanente afgevaardigden kunnen tussenkomen in een instelling die wel personeelsleden van de betrokken vakbond telt, maar geen vakbondsafvaardiging van die vakbond (art. 28, 2de lid).
  • De vakbondsleiders hebben recht op de nodige tijd en faciliteiten om deel te nemen aan bepaalde vergaderingen en aan vormingsdagen. In principe zijn ze vanaf de vrijdagmiddag vrijgesteld van prestaties. Om de continuïteit van de lessen te garanderen, moeten ze de directeur wel behulpzaam zijn om hun afwezigheid op te vangen en moeten ze op voorhand aan het schoolbestuur de data meedelen van die vergaderingen die niet op vrijdagmiddag plaatsvinden (art. 29).
  • De vakbondsleiders genieten van dezelfde bescherming als de vakbondsafgevaardigden (art. 30).

Van die rechten kan de vakbondsafgevaardigde gebruikmaken als hun vakbond de naamlijst van zijn vakbondsleiders en van zijn permanente afgevaardigden neergelegd heeft bij Katholiek Onderwijs Vlaanderen (toen Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs) (arts. 25 en 31). Indien dit niet gebeurd is, kan een permanente afgevaardigde bijvoorbeeld niet op vraag van een vakbondslid tussenkomen in een instelling waar de betrokken vakbond geen vakbondsafvaardiging heeft.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio