Vervolgens was er tijd voor een ander punt uit het Regeerakkoord en de beleidsnota: de zgn. sterkere knip tussen de bachelor- en masteropleiding om studieduurverlenging tegen te gaan. De Raad Hoger Onderwijs van de Vlor had er vorig jaar een kritisch advies over uitgebracht en kwam met een alternatief voorstel. Wat dacht minister Weyts van dat advies en hoe en wanneer zou hij in dit dossier voortgaan, zo vroeg Jean-Jacques De Gucht.
Het onderzoek van al die mogelijke pistes liep, stelde de minister, en wel op basis van talrijke, diverse data die verzameld waren door een werkgroep met vertegenwoordigers van de universiteiten, de hogescholen en de studenten. Nu was men een analysedocument met concrete beleidsvoorstellen aan het opstellen. Het doel was om medio 2021 tot concrete beleidskeuzes te komen en nadien een decretaal traject op te starten. Daarnaast was ook het hangende werk (N.B. Soms ook al eerder zo gepland) rond zgn. verplichte, niet-bindende toelatingsproeven relevant. Denk daarbij aan het bindend maken van de remediëring, waarover het ook al bij herhaling in deze commissie ging. Minister Weyts richtte zich zelfs even tot “kijkend Vlaanderen”, meerbepaald zesdejaarsleerlingen van het secundair onderwijs: ze moesten zeker deelnemen aan nog die andere proef, nl. Columbus, alsook aan de digitale SID-ins. Hoeveel zesdejaars zouden aan het meekijken geweest zijn en zouden vragensteller De Gucht een e-mail gestuurd hebben, kon ik niet nalaten me af te vragen. Ik vreesde dat de minister en vragensteller De Gucht zich in dezen toch het best niet te veel illusies maakten.
Die laatste ging in zijn repliek op zijn eerdere, omstandige elan voort, maar toen greep voorzitter Grosemans in��eindelijk. “Rondt u af?” Heel jammer, dat zulke zaken niet meer in het schriftelijke, parlementaire verslag opgenomen worden blijkbaar. De Gucht had inhoudelijk wel gelijk: er bestonden al heel wat mogelijkheden inzake studievoortgangsbewaking, maar blijkbaar hadden die niet het gewenste effect. Dus moest misschien, waarschijnlijk ingegrepen worden. Maar meteen in zijn volgende zin toonde De Gucht zich dan weer (uit eigen ervaring, zo leek het me) heel empathisch voor de sociaaleconomische situatie van bepaalde studenten, waarbij studiespreiding net aan de orde was. Volgens De Gucht was de informatie over dat alles beter bij de universiteiten dan bij de hogescholen.
Vier interveniënten volgden deze keer. Koen Daniëls wees er terecht op dat die hardere knip toch niet zo hard was (N.B. 30 studiepunten konden “meegenomen” worden.). Hij prees de geschetste datagedreven aanpak van de minister om de studie-efficiëntie in het hoger onderwijs te verbeteren. Dat laatste punt werd gedeeld door Brecht Warnez, die gelijk ook zijn zin voor realisme liet zien, wat het aantal kijkers betrof. Johan Danen pleitte voor maatwerk en ging nog verder door op de empathische noot van vragensteller De Gucht. Kristof Slagmulder zag dan weer meer heil in het controleren van de instroom door het systeem van toelatingsproeven en bindende ijkingsproeven te verruimen. De rest van zijn uitspraken vond ik, eerlijk gezegd, nogal sibillijns, maar dat kon aan mij liggen.
Toen kwam het kijkersaantalverdict van voorzitter Grosemans: zegge en schrijve, zeven…leeftijd, kunne, woonplaats, professie, …allemaal even onbekend. Zelf had ik één zekerheid: ik was één van de zeven en meen met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid nog ten minste drie anderen van die zeven min of meer persoonlijk te kennen. Minister Weyts gaf ook zijn persoonlijke interpretatie van dat geobserveerde kijkerspubliek en sloot af met de lancering van zijn intussen bekende viertrapsraket. Dat ging opgelost geraken, concludeerde vragensteller De Gucht voluntaristisch.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over de knip tussen bachelor en master om studieduurverlenging tegen te gaan van Jean-Jacques De Gucht” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen