Onroerende goederen of delen van onroerende goederen die gelegen zijn in het Vlaams Gewest en uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor onderwijs, kun je laten vrijstellen van de onroerende voorheffing.
Je kunt de vrijstelling aanvragen, kort nadat je een onroerend goed voor onderwijs hebt bestemd. Dat kan bijvoorbeeld:
Je moet niet wachten tot je het onroerend goed effectief in gebruik neemt. Je kunt bijvoorbeeld ook al vrijstelling krijgen in de bouw- of verbouwingsfase.
De vrijstelling gaat dan in op 1 januari na de datum waarop de vrijstelling is toegekend.
Als je het onroerend goed dan binnen de twee jaar in gebruik neemt voor onderwijsactiviteiten, dan blijft de vrijstelling doorlopen.
Heb je het onroerend goed nog niet in gebruik genomen binnen de twee jaar na de bestemming voor onderwijs, dan vervalt de vrijstelling en dan kan je pas opnieuw vrijstelling verwerven vanaf de ingebruikname voor onderwijs.
Ook later kun je de vrijstelling altijd nog aanvragen.
Vraag je de vrijstelling naar aanleiding van een aanslag, probeer de aanvraag dan in te dienen binnen de drie maanden na de datum op het aanslagbiljet. Dan kan je nog een ontheffing krijgen van die aanslag.
Lukt het niet om de aanvraag binnen de drie maanden na de aanslag in te dienen, dan blijft een aanvraag zinvol om vrijstelling te krijgen voor latere aanslagjaren.
Je moet de vrijstelling onroerende voorheffing maar één keer aanvragen. De vrijstelling blijft verworven tot een volgende belangrijke gebeurtenis, bijvoorbeeld wanneer het onroerend goed van eigenaar verandert of wordt verbouwd.
De Vlaamse Belastingdienst kan echter tussentijds toch controles uitvoeren en een aanslagbiljet opsturen. Je moet dan nagaan of de aanslag terecht is. Is dat niet het geval, dan moet je opnieuw een vrijstelling aanvragen, liefst binnen de drie maanden na de aanslag.
De manier waarop je de vrijstelling aanvraagt, verschilt voor:
Verwijs altijd naar artikel 2.1.6.0.1, eerste lid, 1° van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (VCF) en naar de Omzendbrief FB/VLABEL/2007. Gaat het om een DBFM-gebouw of om een huursubsidiedossier of een andere onroerende leasing, vermeld daarnaast dan ook artikel 2.1.6.0.1, vierde lid VCF. Bij een aanslag omwille van inkomsten uit een installatie van hernieuwbare energietechnologie, verwijs je naar artikel 2.1.6.0.1, eerste lid, 1° en tweede lid.
Je vraagt de vrijstelling aan met een bezwaarschrift.
Je kunt daarbij gebruik maken van een onlinetoepassing.
Zorg dat je alle verplichte gegevens vermeldt en voeg ook alle bewijsstukken toe waarmee je kunt aantonen dat de gebruiker van het onroerend goed een vzw is die het onroerend goed bestemt voor onderwijs en dat het onroerend goed voor onderwijs bestemd is.
Laat het bezwaarschrift ondertekenen door personen die bevoegd zijn om de vzw wettelijk te vertegenwoordigen. Bevoegde personen zijn personen van wie het mandaat gepubliceerd is in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad. Je kunt nagaan wie bevoegd is in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO)
Wanneer je al een aanvraag tot vrijstelling hebt ingediend, moet je daarnaast ook een bezwaarschrift indienen. Je moet de aanvraag tot vrijstelling dan als bijlage toevoegen in je bezwaarschrift.
Hiervoor gebruik je een door de Vlaamse Belastingdienst voorgeschreven aanvraagformulier. Verstuur het aanvraagformulier samen met de bewijsstukken aangetekend naar de Vlaamse Belastingdienst, Vaartstraat 16, 9300 Aalst of elektronisch als bijlagen bij het contactformulier.
Alle onroerende goederen die een schoolbestuur uitsluitend of in hoofdzaak voor onderwijs bestemt, komen in aanmerking:
Zijn er voorwaarden verbonden aan het verkrijgen of het behouden van de vrijstelling?
De voorwaarden zijn beschreven in de Omzendbrief FB/VLABEL/2007. Als je een aanslag krijgt, check dan of het onroerend goed aan alle voorwaarden van de omzendbrief voldoet.
Als je schoolinfrastructuur deelt, dan is het mogelijk dat het schoolbestuur daar inkomsten uit verwerft: huur of een gebruiksvergoeding.
Wanneer je de schoolinfrastructuur openstelt buiten de schooluren of gedurende maximaal vijf lesuren per week, dan komt de vrijstelling onroerende voorheffing doorgaans niet in gevaar.
Je moet dan wel aangifte doen in de rechtspersonenbelasting van het gedeelte van de huurinkomsten dat voortkomt uit de verhuur van roerende goederen (bijvoorbeeld meubilair).
Wordt de gedeelde infrastructuur gebruikt voor beroepsdoeleinden of door een commercieel bedrijf, dan is het verschil tussen de netto onroerende huur en het geprorateerd geïndexeerd kadastraal inkomen bovendien onderworpen aan de rechtspersonenbelasting.
Er wordt wel onroerende voorheffing geheven wanneer de wettelijk toegelaten beschikbaarstelling wordt overschreden.
Het zou eenvoudig zijn als men schoolkeukens waar uitsluitend of in hoofdzaak schoolmaaltijden worden bereid, zou beschouwen als “noodzakelijk voor het onderwijs” en dus “in hoofdzaak voor onderwijs bestemd” en die schoolkeukens op basis van de bereiding van de schoolmaaltijden zouden kunnen worden vrijgesteld van de onroerende voorheffing. Daar is tot nu toe echter niet voor gekozen.
In de plaats daarvan is gekozen voor een ingewikkelde reeks van drie categorieën naargelang van het statuut van de kok. Het is moeilijk om de redenering over de vier categorieën te begrijpen. Dat creëert rechtsonzekerheid en legt fiscale risico’s bij de schoolbesturen.
Vermoedelijk zullen de regels voor de twee laatste categorieën nog moeten worden verduidelijkt of aangepast.
Schoolkeukens waar schoolmaaltijden worden bereid door eigen personeel zijn vrijgesteld van onroerende voorheffing.
Wanneer in die schoolkeukens occasioneel andere maaltijden worden bereid, bijvoorbeeld voor eetfestijnen, dan blijft de vrijstelling onroerende voorheffing behouden. Maar wanneer commerciële randactiviteiten de overhand nemen, gaat de vrijstelling verloren.
Volledig en permanent exclusief aan externe cateraars verhuurde schoolkeukens
Schoolkeukens die volledig en permanent worden verhuurd aan een commerciële derde en waar de school zelf geen gebruik meer kan maken van de lokalen, zijn onderworpen aan de onroerende voorheffing, zelfs wanneer er in die schoolkeukens alleen schoolmaaltijden worden bereid voor de eigen school (of de scholen van het schoolbestuur).
Schoolkeukens zijn onderworpen aan onroerende voorheffing als de cateraar die de schoolmaaltijden bereidt:
terwijl de school zelf geen gebruik meer kan maken van de schoolkeuken.
Maar of je er nu mag van uitgaan dat je recht hebt op vrijstelling van onroerende voorheffing als de cateraar huur betaalt voor de schoolkeuken terwijl de school tegelijkertijd zelf ook (voor een deel of in zijn geheel) gebruik maakt van die schoolkeuken, bijvoorbeeld:
dat blijft onzeker.
Wat we ook niet weten is, welk regime van toepassing is:
Schoolkeukens waarvoor een schoolbestuur een kok inhuurt via een interim- of dienstencontract zijn vrijgesteld van onroerende voorheffing, ook wanneer die externe kok de schoolmaaltijden elke dag bereidt.
Een ingehuurde kok betaalt geen huur aan het schoolbestuur. Het schoolbestuur betaalt voor de prestaties van de kok. De ingehuurde kok verkoopt geen schoolmaaltijden aan het schoolbestuur want de bereide schoolmaaltijden zijn al eigendom van het schoolbestuur.
Zelfs wanneer die ingehuurde kok de schoolkeuken niet alleen gebruikt voor de bereiding van schoolmaaltijden maar ook voor andere maaltijden (bijvoorbeeld voor senioren, een kinderdagverblijf, een woonzorgcentrum …) bestaat er een kans dat de vrijstelling onroerende voorheffing kan worden behouden, hoewel daar geen zekerheid over bestaat: het is een feitenkwestie.
Of het belangrijk is voor de onroerende voorheffing wie die andere maaltijden verkoopt (de school of de ingehuurde kok), is niet duidelijk. Als het schoolbestuur de andere maaltijden verkoopt, dan riskeert dat een handelsactiviteit te zijn die niet toegelaten kan worden door de Commissie Zorgvuldig Bestuur.
Om al vrijstelling te krijgen vóór de ingebruikname, moet je ervoor zorgen dat je de bestemming voor onderwijs kan bewijzen aan de Vlaamse Belastingdienst. Dat bewijs kan je leveren met:
Het effectieve gebruik voor onderwijsactiviteiten geldt uiteraard eveneens als bewijs. Vaak komt een belastingcontroleur het effectieve gebruik ter plaatse vaststellen.
Als je op de uiterste betaaldatum van de aanslag nog geen ontheffing hebt verkregen, dan moet je de aanslag betalen. Na de ontheffing stort de Vlaamse Belastingdienst de belasting terug.
Als je een aanslag hebt gekregen terwijl je zeker bent dat je een ontheffing zal krijgen, dan kun je aan de Vlaamse Belastingdienst vragen om niet te moeten betalen. Als je geen formeel akkoord gekregen hebt (of een ontheffing), dan moet je betalen tegen de uiterste betaaldatum.
Je kunt een beroep op ons doen voor de interpretatie van het wettelijk kader en voor ondersteuning bij het opstellen van een bezwaarschrift. Daarnaast doen we aan belangenbehartiging om de fiscale verplichtingen en fiscale risico’s van schoolbesturen zoveel als mogelijk te laten beperken.