De leerlingen lichten de courante westerse periodisering en enkele bijhorende scharnierpunten toe, in het bijzonder van de prehistorie, het oude nabije oosten en de klassieke oudheid.
Het is onvermijdelijk dat je geschiedenis vanuit een bepaald perspectief bekijkt. In onze samenleving gebruiken we een bepaald systeem van periodisering en het is niet onlogisch dat leerlingen daarmee kennismaken. Andere doelstellingen laten leerlingen beseffen dat het om een perspectief gaat en dat er andere mogelijkheden zijn.
De leerlingen kennen letterlijk de westerse periodisering en enkele bijhorende scharnierpunten. De periodes zijn de:
De eindtermen in het basisonderwijs schrijven voorlopig nog steeds een andere periodisering voor die deels overlapt maar toch ook heel sterk verschilt:
Dat nadeel kan je echter ombuigen tot een voordeel. Je kan de leerlingen zelf de gelijkenissen en verschillen laten ontdekken en zo het perspectivisch karakter van periodiseringen illustreren.
De leerplancommissie heeft niet opgelegd hoeveel en welke scharnierpunten de leerlingen moeten kennen. Dat biedt jou en de vakgroep de nodige vrijheid om in te spelen op de specifieke context waarin jullie lesgeven. Je kan dus één scharnierpunt per overgang zien of meerdere, kiezen voor ronde overgangsdata of specifieke data of scharnierpunten uit verschillende samenlevingen naast elkaar plaatsen etc.
De namen van de periodes zijn op zich vrij abstract. Het kan interessant zijn om na te denken over begrippen of beelden die de periodes meer aanschouwelijk maken. Die denkoefening kan je zeker samen met de leerlingen maken, dat kan zelfs een grote didactische meerwaarde hebben. In de eerste graad is de kans groot dat het wat stereotypische beelden zullen zijn, maar collega’s van de latere graden kunnen die beelden nuanceren. Ook kan je de stereotypen doorbreken door afwijkende fenomenen binnen en tussen samenlevingen in een historische periode te behandelen.
In een chronologisch curriculum komen de andere periodes weinig in beeld. Waar zich de mogelijkheid aandient, kan je verwijzen naar andere periodes, vroeger of later. De leerplancommissie heeft daarvoor een apart verdiepend doel uitgewerkt, dit is dus geen verplichting.
Het is belangrijk aan leerlingen duidelijk te maken dat de overgang tussen historische periodes niet abrupt verloopt. Vaak wordt er een historisch fenomeen gekozen om die overgang te duiden, maar dat is louter symbolisch. Bv. het ontstaan van het schrift kwam niet overal gelijktijdig voor en vond niet meteen overal ingang.
Je kan de namen van periodes afdrukken op kaartjes, die in een enveloppe steken en de leerlingen de tijdlijn zelf laten opbouwen. Je kan deze werkvorm uitbreiden doorheen de graad door kaartjes met scharnierpunten, jaartallen, afbeeldingen toe te voegen. Zo zie je meteen welke leerlingen met welke onderdelen problemen hebben. Je kan dit systeem ook gebruiken om te differentiëren en sterkere leerlingen uit te dagen. Het laat je ook toe om doorheen de graad steeds meer informatie aan de periodes en scharnieren vast te haken. En waarom niet aan de leerlingen zelf vragen om kaartjes te maken die hun medeleerlingen dan moeten leggen? Dat zal zeker hun betrokkenheid verhogen.
Er bestaan digitale mogelijkheden om tijdlijnen te maken. Je vindt op deze website een overzicht ervan.
Je kan in de klas werken met een ondergrond die toelaat om de tijdlijn stelselmatig op te bouwen, bijvoorbeeld op een prikbord, whiteboard of magneetverf. Leerlingen kunnen dan namen van periodes, data en afbeeldingen aanbrengen. Je kan elementen weghalen voor een herhalings- of kort toetsmoment.
En waarom niet af en toe een ouderwets drilmoment waarbij de hele klas de periodisering luidop zegt?