De onderzoekscompetentie in de studierichting Sportwetenschappen kan worden gerealiseerd met inhouden van het leerplan Sport die gerelateerd zijn aan specifieke minimumdoelen. Hier kan je wat inspirerende voorbeelden vinden.
De focus van de onderzoekscompetentie ligt op de ontwikkeling van een onderzoekende houding door middel van het doorlopen van een onderzoekscyclus. Die onderzoekende houding wordt concreet in kritisch willen zijn, willen begrijpen, nauwkeurigheid, objectief waarnemen, planmatig werken. Het stringent doorlopen van een gefaseerd onderzoeksproces en het behalen van onderzoeksresultaten is geen doel op zich. Voor de realisatie van het specifiek minimumdoel is het wel essentieel dat leerlingen éénmaal een volledige onderzoekscyclus doorlopen:
Het is vooral belangrijk dat leerlingen begrijpen wat onderzoek inhoudt, eventueel verschillende manieren van wetenschappelijk onderzoek leren kennen en over de waarde van onderzoek nadenken. Leerlingen zetten (al dan niet reeds “verworven”) kennis en vaardigheden in een onderzoekscontext in en reflecteren over het belang ervan.
Daarnaast wordt van leerlingen verwacht dat ze ervaring opdoen in het onderzoeken. De bedoeling daarvan is niet dat ze volkomen zelfstandig aan wetenschappelijk onderzoek doen, maar wel dat ze kunnen proeven van wetenschappelijk onderzoek en dat ze de mogelijkheden ervan ervaren.
situaties.
Vanuit een concreet onderzoeksprobleem kan er onderzocht worden hoeveel energie er
nodig is, hoeveel energie er wordt verbruikt, hoeveel energie en op welke wijze er energie
moet aangevuld worden na of tijdens de inspanning (MET).
Men kan bijvoorbeeld vertrekken van de energiebehoefte bij duurloop van 1 uur.
mechanismen spelen hierbij een rol?