De screening gebeurde op basis van het materiaal dat beschikbaar was in december 2024.
De methode biedt voldoende mogelijkheden om inzicht te verwerven in aardse processen en de transitie van de aarde. Ze benadert atmosfeer, oceanen en geosfeer als een dynamisch systeem en plaatst de evolutie van de verschillende sferen in een geologisch perspectief. Er is aandacht voor zowel klimaatverandering als voor biodiversiteitsverlies. De module ‘habitat’, de ruimtelijke tegenhanger van ‘ecosysteem’, is volgens het leerplan. Men doet de leerlingen reflecteren over een duurzame toekomst en over de duurzaamheid van de maatregelen m.b.t. klimaatverandering en biodiversiteitsverlies, zoals het leerplan voorschrijft
De methode besteedt aandacht aan samenhang. STEM-concepten worden gebruikt (bv. p.65), maar weinig geëxpliciteerd als ondersteunend gegeven om de samenhang tussen wetenschappen aan te geven. De methode bevordert het systeemdenken. De inhouden staan niet los van elkaar, linken en verbanden worden geschematiseerd a.d.h.v. een systeemmodel (bv. module 2 p. 7).
De methode maakt regelmatig gebruik van geografische methodieken, technieken en denkvaardigheden om te onderzoeken. Men doet de leerling echter weinig terreintechnieken inzetten (in de handleiding wordt voor LPD 18 ‘wetenschappelijke denktechnieken’ gebruikt i.p.v. ‘terreintechnieken’). De leerling moet regelmatig een atlas en sporadisch een GIS-viewer gebruiken. De methode doet de leerling andere geografische hulpbronnen gebruiken, zoals foto’s, figuren en verwijzingen via QR-codes.
De methode biedt ruimte om een ruimtelijk referentiekader op te bouwen. De methode schenkt aandacht aan in de bundel opgenomen kaartmateriaal, maar verwijst in beperkte mate naar de atlas. Er is beperkte aandacht om het ruimtelijk referentiekader op te bouwen vanuit contexten.
De leerplandoelen komen in de methode aan bod zoals bedoeld in het leerplan.
Leerplandoel III-Aar-d LPD 18 wordt in de handleiding verkeerd vermeld, nl. ‘wetenschappelijke denktechnieken’ i.p.v. terreintechnieken.
Is het voor de leraar duidelijk wat hij aan bod moet laten komen omdat het vanuit het leerplan wordt gevraagd en wat hij kan aanbieden?
De methode geeft niet altijd duidelijk aan wat extra is en wat niet. Er wordt bijvoorbeeld wel een verdieping aangeduid bij de levensloop van sterren en een extra stuk over bodems. Bij ‘Newton versus Einstein’ (p. 7) gebeurt dat dan weer niet.
De methode voorziet extra materiaal voor bepaalde doelgroepen (bv. bodems).
De voorkennis wordt (beknopt) geactiveerd en de leerstof uit vorige jaren wordt (uitgebreid) hernomen, zoals de verwijzing naar de sferen (3de jaar), de opbouw van de aarde (1ste graad), albedo (2de graad).
De methode biedt onderstaande hulpmiddelen aan als ondersteuning bij het uitwerken van een eigen didactische aanpak.
Een leerwerkboek opgedeeld in modules.
Een digitaal platform Polpo bestaande uit presentaties, foto/videomateriaal, animaties via QR, digitale oefeningen (niet actief), bordboek, correctiesleutels, lerarenhandleiding, linken.
De methode geeft enige inspiratie voor eigen keuzes. Uitbreiding en verdieping worden mogelijk gemaakt via de Isaac-acties.
Het digitaal platform Polpo voorziet mogelijkheden om een eigen didactische aanpak uit te werken en eigen materiaal toe te voegen, maar is nog niet (volledig) operationeel. Ook de QR-codes zijn niet allemaal actief.
