Moet je een LOC oprichten? Hoe is dat LOC samengesteld? Waarvoor is het LOC bevoegd? Welke rechten/plichten hebben de vertegenwoordigers?
Als bestuur moet je voor elk van je scholen een LOC oprichten (art. 12, § 1, 1ste lid LOC-decreet). Opgelet, sinds 1 september 2021 dekt de term 'school' een dubbele lading:
De verplichting om een LOC op te richten geldt voor alle besturen van kleuterscholen, basisscholen, secundaire scholen, centra voor volwassenenonderwijs en van internaten (art. 2, 1° LOC-decreet).
De per school opgerichte LOC’s kunnen over de niveaus en over de besturen heen wel overeenkomen om een gemeenschappelijk LOC op te richten (art. 12, § 3 LOC-decreet). Het sluiten van zo’n overeenkomst betekent niet dat de afzonderlijke LOC’s ophouden te bestaan, enkel dat die afzonderlijke LOC’s afspreken om bepaalde bevoegdheden over te dragen aan dit overkoepelend LOC. De samenstelling van dit gemeenschappelijk LOC gebeurt vanuit de afzonderlijke LOC’s.
De werking van het gemeenschappelijk LOC moet in een samenwerkingsakkoord afgesproken worden: welke bevoegdheden overgedragen worden, hoeveel leden het telt … Die samenwerkingsovereenkomst geldt tot de volgende LOC-verkiezingen (art. 12, § 3 LOC-decreet).
1 Indien aangesloten wordt bij het LOC van secundaire scholen van een ‘pedagogische entiteit’ (art. 12, § 4, 1ste lid LOC-decreet).
Voor secundaire scholen van eenzelfde scholengemeenschap die in eenzelfde gebouwencomplex gelegen zijn, mag er maar één LOC opgericht worden (art. 13, § 2 LOC-decreet). Andere instellingen – dus ook scholen van het basisonderwijs – die in hetzelfde gebouwencomplex huizen, kunnen tot dit LOC toetreden op twee voorwaarden:
Indien er in je school een ondernemingsraad (OR) bestaat, moet je geen LOC meer oprichten. De OR is dan bevoegd voor de materies die anders in het LOC besproken worden. De decreetgever heeft het naast elkaar bestaan van OR en LOC niet verboden, maar zo’n situatie helpt het sociaal overleg niet vooruit. Aangezien de bevoegdheden van het LOC uitgebreider zijn dan die van een OR, achtte de decreetgever het in 1995 weinig waarschijnlijk dat er nog OR’s opgericht zouden worden (Parl.St. Vl.Parl. 703, 1994-1995, nr. 1, 2).
3 Indien er voor instellingen die behoren tot eenzelfde schoolbestuur een afspraak gemaakt wordt om één LOC voor enkele instellingen op te richten (art. 12, § 2 LOC-decreet).
Als bestuur met meerdere instellingen kun je met de vakbondsvertegenwoordigers van elk van je instellingen overeenkomen om voor enkele instellingen tezamen één LOC op te richten in plaats dat je voor elk van je instellingen een LOC opricht.
Er zijn daarbij twee scenario’s mogelijk:
Het LOC-decreet bepaalt niet hoe de afspraak over één gemeenschappelijk LOC tot stand moet komen. Katholiek Onderwijs Vlaanderen adviseert om het akkoord begin september schriftelijk vast te leggen en te laten ondertekenen door het bestuur en alle vakbondsvertegenwoordigers van de betrokken instellingen. Het akkoord geldt tot de volgende LOC-verkiezingen, tenzij men in dit LOC in onderling overleg een nieuwe regeling afspreekt.
Als je de verplichting om een LOC op te richten (art. 12 LOC-decreet) niet nakomt of nalaat LOC-verkiezingen te organiseren (art. 4 huishoudelijk reglement), kan de Vlaamse regering een sanctie opleggen die kan bestaan uit de terugvordering van maximaal tien procent van de werkingstoelagen (art. 55, § 2 LOC-decreet).
Een sanctie kan maar opgelegd worden na tussenkomst van het Centraal Paritair Comité. Op vraag van minstens twee leden van een geleding kan dit Comité bemiddelend optreden. Daarnaast is het Comité bevoegd om inbreuken vast te stellen die de goede werking van je LOC structureel onmogelijk maken (art. 55, § 1 LOC-decreet).
De sanctie kan natuurlijk maar opgelegd worden als er sprake is van onwil om een LOC op te richten (art. 54, 2° LOC-decreet). Het komt ook voor dat een bestuur in de onmogelijkheid is om een LOC op te richten omdat er geen (twee) vakbondsafgevaardigden zijn en er ook geen kandidaten voorgedragen worden door de vakbonden. Met een dergelijk scenario heeft de decreetgever geen rekening gehouden.
De decreetgever heeft er geen rekening mee gehouden dat het voor een bestuur soms onmogelijk is om een LOC op te richten, hoewel het daartoe verplicht is (art. 12, § 1 LOC-decreet). Dit is het geval indien:
Bij gebrek aan een decretale regeling, geeft het Centraal Paritair Comité voor het Katholiek Onderwijs aan dat het sociaal overleg in dit geval voort gebeurt zoals tevoren. In de praktijk betekent dit dat het overleg gevoerd zal moeten worden met het voltallige personeel. Dit is zeker het geval voor het opstellen of wijzigen van het arbeidsreglement. Die verplichting vloeit voort uit artikel 12 van de Arbeidsreglementenwet van 8 april 1965 dat bepaalt dat wanneer er geen ondernemingsraad is, elk ontwerp van reglement of wijziging in een bestaand reglement opgesteld wordt door de werkgever die het vervolgens door aanplakking aan de werknemers kenbaar moet maken.
Opgelet: als er in je school geen LOC én geen vakbondsafgevaardigde is, dan krijgt je CPBW een informatierecht. Dat recht volgt uit de wet van 23 april 2008 tot aanvulling van de omzetting van Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap. In dat geval moet je op basis van artikel 65bis en volgende, informatie geven over:
Eigenlijk gaat het in essentie om dezelfde informatie die je moet delen met je LOC op basis van de artikels 27 tot 31 van het LOC-decreet.
Het LOC-decreet bevat geen bepaling over het lot van je LOC in een fusieoperatie. Dit is een groot verschil met de federale regelgeving over de ondernemingsraden (art. 21, § 10 wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfswezen), die voor de verschillende scenario’s die concreet mogelijk zijn, telkens expliciet aangeeft wat er bij een overgang van (een deel van) een onderneming met de ondernemingsraad gebeurt. Bij gebrek aan een aparte regeling, moeten we ons behelpen met de samenlezing van artikels uit diverse regelgeving.
Een fusie die beperkt blijft tot een fusie van besturen met behoud van de afzonderlijke instellingen, hoeft eigenlijk weinig gevolgen te hebben voor de LOC’s van de betrokken instellingen. Alleen zal het nieuwe bestuur ervoor moeten zorgen dat zijn vertegenwoordigers in de diverse LOC’s bevoegd zijn om in naam van het nieuwe bestuur beslissingen te nemen (art. 16, 1ste lid LOC-decreet). Indien aan die voorwaarde niet meer voldaan wordt, eindigt het mandaat van het betrokken lid immers automatisch omdat het dan niet langer voldoet aan de voorwaarden van de geleding waarvan het deel uitmaakt (art. 21, § 1, 2° LOC-decreet). Daarnaast moet bij de hersamenstelling van de bestuursdelegatie natuurlijk ook de pariteit tussen de geledingen gerespecteerd blijven (art. 14, § 2 LOC-decreet).
De mandatering van de nieuwe leden wordt het best opgenomen in de notulen van een vergadering van de raad van bestuur.
Na afloop van de fusieoperatie kunnen de LOC’s ook overeenkomen om een gemeenschappelijk LOC op te richten dat dan voor de resterende duur van het mandaat van de onderliggende LOC’s een aantal bevoegdheden kan overnemen (art. 12, § 3 LOC-decreet).
Bij samensmelting van twee of meerdere scholen worden de bestaande scholen afgeschaft en ontstaat er een fusieschool (art. 3, 15° Decreet basisonderwijs). Hoewel de fusieschool niet als nieuw beschouwd wordt (art. 106, 2de lid Decreet basisonderwijs), verplicht het LOC-decreet je tot de oprichting van een nieuw LOC want het uitgangspunt van de decreetgever is dat ieder bestuur voor elk van zijn scholen een LOC moet oprichten (art. 12, § 1, 1ste lid LOC-decreet).
Voor de bepaling van het aantal mandaten kun je kijken naar het aantal personen dat op het ogenblik van de fusie een arbeidsovereenkomst heeft met het bestuur van de fusieschool.
Het nieuw opgerichte LOC is dan voor de volgende vier jaar bevoegd om zijn mandaat uit te oefenen.
Bij opslorping slorpt een school die blijft bestaan, een of meerdere scholen op (art. 3, 15° Decreet basisonderwijs). Voor het LOC van de school die de andere opslorpt, verandert er juridisch niets, aangezien die school blijft bestaan. Het LOC van de scho(o)l(en) die opgeslorpt word(t)(en), houdt op te bestaan aangezien zijn school opgaat in een groter geheel.
Vanuit juridisch oogpunt kan het LOC van de opslorpende school in ongewijzigde samenstelling voort functioneren als orgaan van collectief overleg voor de fusieschool. Maar omdat het daardoor geen vertegenwoordiger(s) meer zou hebben in dit LOC, zou bij het personeel van de opgeslorpte scho(o)l(en) de perceptie kunnen ontstaan dat zijn belangen in de fusieschool niet (naar behoren) verdedigd worden.
Om ook het personeel van de opgeslorpte scho(o)l(en) in het overblijvende LOC een stem te kunnen geven, zou je LOC zijn samenstelling kunnen aanpassen. Daarbij zijn er enkele scenario’s mogelijk. Een lid of enkele leden van de personeelsdelegatie van het overblijvende LOC zouden kunnen ontslag nemen (art. 21, § 1, 3° LOC-decreet) en opgevolgd worden door een nieuw lid of door enkele nieuwe leden; artikel 4 van het model van huishoudelijk reglement van het LOC van het Centraal Paritair Comité voor het Katholiek Onderwijs laat daarvoor een opening. Een andere mogelijkheid is die vertegenwoordiger(s) op te nemen als technici; dit kan op basis van artikel 12 van het model van huishoudelijk reglement, maar nadeel van die oplossing is dat die vertegenwoordigers dan geen stemrecht hebben.
Wat is de verhouding tussen een OR en een LOC en hoe kun je overschakelen van een OR naar een LOC?
Artikel 12, § 1 van het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs (LOC-decreet) verplicht de inrichtende machten van de vrije onderwijsinstellingen om voor elk van hun instellingen (kleuterschool, basisschool, secundaire school, cvo en internaat) een LOC op te richten. Met dit initiatief wijzigde de Vlaamse overheid de spelregels van het sociaal overleg in België. Dit overleg was tot dan alleen op federaal niveau geregeld bij wet van 20 september 1948 houdende de organisatie van het bedrijfsleven. Die wet verplicht nog steeds alle private werkgevers – dus ook de besturen van de vrije onderwijsinstellingen – die gemiddeld minimaal vijftig werknemers tewerkstellen, tot de oprichting van een ondernemingsraad (OR) (art. 14, § 1 Wet organisatie bedrijfsleven).
Aangezien beide wetgevingen sindsdien naast elkaar bestaan, is het juridisch dus mogelijk dat er in je school zowel een LOC als een OR is. Maar omdat hij besefte dat dit zou leiden tot een onwerkbare situatie, heeft de decreetgever bepaald dat de verplichting om een LOC op te richten niet geldt indien er in je instelling al een OR bestaat. Je OR is dan bevoegd voor de materies die anders in het LOC besproken worden (art. 62 LOC-decreet).
Het initiatief van de Vlaamse overheid in 1995 is er gekomen omdat hij van mening was dat de toepassing van de wet van 20 september 1948 in de vrije onderwijssector niet ideaal was. Onder andere het feit dat veel scholen gemiddeld minder dan vijftig werknemers tewerkstelden waardoor ze niet verplicht waren om een OR op te richten, werd als problematisch beschouwd. De decreetgever vond bovendien dat de impact van de ondernemingsraden “niet indrukwekkend” was (Parl.St. Vl.Parl. 703, 1994-1995, nr. 1, 2).
Het LOC-decreet heeft geen wijzigingen aangebracht aan de bevoegdheden, de organisatie en de werking van de OR’s. Dat verklaart waarom instellingen die ondertussen een LOC hebben, toch vierjaarlijks de procedure moeten opstarten voor de oprichting van een OR.
De besturen van de centra voor basiseducatie ontsnappen wel aan de verplichting om vierjaarlijks de procedure voor de oprichting van een OR op te richten omdat artikel 38 van hun LOC-decreet van 21 januari 2009 bepaalt dat de werking van de OR en van het comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW) ophoudt op de dag van de installatievergadering van het LOC en van het CPBW.
Ondertussen is er in het merendeel van de scholen een LOC opgericht. Schoolbesturen die alsnog willen overstappen van een OR naar een LOC, kunnen dit indien de vakbonden bereid zijn om in dit verhaal mee te stappen. Er zijn daarbij twee scenario’s mogelijk:
Scenario 1: overstap tussen twee sociale verkiezingen
Je LOC moet minimaal uit vier leden bestaan en mag maximaal 16 leden tellen. Dat betekent dat elke geleding minimaal twee leden moet tellen en maximaal acht. Het precieze aantal leden hangt af van het aantal personeelsleden in je school (art. 14, § 2 LOC-decreet).
Aantal personeelsleden Aantal mandaten per geleding 2 tot 25 2 26 tot 50 3 51 tot 75 4 76 tot 100 5 101 tot 125 6 126 tot 150 7 vanaf 151 8
Uit de bepaling van artikel 14 volgt dat je LOC niet (meer) rechtsgeldig samengesteld is en dus niet (meer) kan functioneren als er maar één vertegenwoordiger van het personeel zou zijn of overblijven.
Meer mandaten voorzien dan het aantal dat voorzien is in het LOC-decreet kan nooit, dus bijvoorbeeld ook niet als er meer dan acht vakbondsafgevaardigden automatisch (‘van rechtswege’) in aanmerking komen om vanuit het LOC van een school zitting te hebben in een gemeenschappelijk LOC.
Minder mandaten voorzien mag, indien de vakbondsafgevaardigden dit onderling overeenkomen (art. 15, § 1 LOC-decreet). Het is aangewezen dat ze dit voor de oprichting of hersamenstelling van het LOC melden aan het bestuur. De gemaakte overeenkomst is bindend voor de duur van het LOC-mandaat.
Het is belangrijk dat je bestuur voor ogen houdt dat beide geledingen altijd gelijk in aantal (“paritair”) moeten zijn (art. 14, § 1 LOC-decreet), dat je als bestuur dus even veel personen naar het LOC moet afvaardigen als er vertegenwoordigers van het personeel zijn. Dat heeft onder andere tot gevolg dat je de bestuursdelegatie zult moeten verkleinen als er in de loop van het LOC-mandaat een vertegenwoordiger van het personeel zou wegvallen en niet vervangen zou worden.
De decreetgever heeft ook bepaald dat er evenveel opvolgers als permanente leden moeten zijn (art. 15, § 2 LOC-decreet). In de feiten kan aan die verplichting soms niet voldaan worden bij gebrek aan kandidaten.
Het LOC-decreet voorziet niet in de vervanging van een effectief lid dat verhinderd is om aan een LOC-vergadering deel te nemen. Een opvolger kan dus niet de plaats innemen van een verontschuldigd effectief lid. Van de effectieve leden verwacht de decreetgever namelijk dat ze ook daadwerkelijk hun mandaat uitoefenen en dus op de LOC-vergaderingen aanwezig zijn. Een regeling met opvolgers die verhinderde effectieven zouden kunnen vervangen, zou volgens de decreetgever de goede werking van het LOC verstoren (Parl.St. Vl.Parl. 703, 1994-1995, nr. 1, 5).
Het LOC-decreet zegt niet wie allemaal als personeelslid beschouwd moet worden. Het Centraal Paritair Comité voor het Katholiek Onderwijs beschouwt elke persoon die op 15 september een arbeidsovereenkomst heeft met het bestuur als een personeelslid van de school. Het statuut, het ambt, het volume van tewerkstelling of de administratieve stand zijn daarbij niet van belang; dus ook MVD-personeel, personeelsleden die op de teldatum geen effectieve prestaties leveren en interimarissen moet je mee in rekening brengen.
De enigen die niet je niet moet meetellen, zijn personeelsleden die genieten van een terbeschikkingstelling voorafgaand aan het rustpensioen. Hoewel die personen strikt genomen nog een overeenkomst hebben met het schoolbestuur, hebben ze geen recht meer op tewerkstelling bij dat schoolbestuur.
Een personeelslid dat in meerdere scholen van eenzelfde bestuur werkzaam is, moet je natuurlijk maar eenmaal in rekening brengen voor de berekening van het aantal mandaten.
Beide geledingen mogen zich laten bijstaan door technisch adviseurs. In uitvoering van artikel 24, § 1, 11° van het LOC-decreet zijn in het model van huishoudelijk reglement van het Centraal Paritair Comité voor het Katholiek Onderwijs enkele bepalingen opgenomen die de bijstand van die personen regelen (art. 12 model van huishoudelijk reglement). Die adviseurs hebben natuurlijk geen stemrecht.
De hersamenstelling van je LOC moet om de vier jaar gebeuren want een LOC-mandaat is beperkt tot die termijn (art. 20 LOC-decreet).
Dit betekent eveneens dat na de hersamenstelling ook alle gemaakte afspraken herbekeken moeten worden:
In principe is ieder personeelslid van je school verkiesbaar voor je LOC (art. 18, § 1 LOC-decreet). Het statuut, het ambt, het volume van tewerkstelling of de administratieve toestand zijn daarbij niet van belang.
Maar op dit principe zijn er drie uitzonderingen:
De kandidaten moeten wel voorgedragen worden door een erkende onderwijsvakbond (art. 18, § 2). Met die bepaling heeft de Vlaamse decreetgever zich ingeschreven in het Belgisch overlegmodel waarin het sociaal overleg gevoerd wordt door de werkgevers en de vakbonden. In de toelichting bij het LOC-decreet heeft de decreetgever die bepaling gemilderd door te stellen dat ze niet betekent dat de kandidaten aangesloten moeten zijn bij een vakbond (Parl.St. Vl.Parl. 703, 1994-1995, nr. 1, 6), maar in de praktijk dragen de vakbonden enkel personeelsleden voor die bij hen aangesloten zijn.
Voor de vertegenwoordigers van het bestuur in je LOC volstaat het dat ze bevoegd zijn om in naam van het bestuur beslissingen te nemen (art. 16, 1ste lid LOC-decreet). Hun mandatering moet opgenomen worden in de notulen van een vergadering van de raad van bestuur.
De enige die niet namens het bestuur in het LOC van zijn eigen school mag zetelen, is de directeur (art. 16, 2de lid LOC-decreet). Die bepaling geldt enkel in het basisonderwijs en is ingevoerd omdat men vond dat de directeur anders in de ‘ondoenbare’ rol van rechter en partij gedrongen zou worden (MvT, Parl.St. Vl.Parl. 703, 1994-1995, nr. 1, 5). De directeur is sowieso permanent adviseur van het LOC van zijn school (art. 16, 2de lid LOC-decreet). Uit de aangehaalde motivering is af te leiden dat een directeur wel namens het bestuur kan zetelen in het LOC van een andere kleuter-, lagere of basisschool.
De lijst van effectieve vertegenwoordigers van het bestuur en van hun opvolgers wordt het best geacteerd in het verslag van de installatievergadering van het nieuw samengestelde LOC.
Het LOC-mandaat van de effectieve leden start op de LOC-vergadering die volgt op de hersamenstelling van je LOC. Die regeling is niet decretaal vastgelegd maar is overeengekomen in het Centraal Paritair Comité voor het Katholiek Onderwijs en vastgelegd in artikel 5 van het model van huishoudelijk reglement.
Het LOC-mandaat van de vakbondsafgevaardigden die geen zitting hebben in het LOC en van de kandidaten die niet verkozen geraakten, start maar op het ogenblik dat ze een effectief lid van het LOC dat voortijdig zijn mandaat beëindigt, opvolgen.
Om welke redenen kan een LOC-mandaat voortijdig eindigen en wat zijn de gevolgen?
Een LOC-mandaat duurt in principe vier jaar (art. 20 LOC-decreet) maar in drie gevallen eindigt het voortijdig:
Wat een onverenigbaarheid kan zijn, laat de decreetgever in het midden. Hij heeft alleen bepaald dat bij betwisting het Centraal Paritair Comité beslist en dat in afwachting van de uitspraak, de betrokken persoon lid van het LOC blijft (art. 21, § 2 LOC-decreet). Ieder LOC moet de onverenigbaarheden daarom opnemen in zijn huishoudelijk reglement.
Het model van huishoudelijk reglement van het Centraal Paritair Comité voor het Katholiek Onderwijs bevat geen bepaling over mogelijke onverenigbaarheden omdat het Comité oordeelde dat er daartoe geen aanleiding was (2.1 Toelichting bij het model van huishoudelijk reglement). Het kan natuurlijk zijn dat er in je school ondertussen een eigen huishoudelijk LOC-reglement bestaat waarin wel bepalingen over onverenigbaarheden opgenomen zijn.
Alleszins heeft het Centraal Paritair Comité het laatste woord als er een betwisting over een onverenigbaarheid bestaat (art. 21, § 2 LOC-decreet).
Omdat de gevolgen van een voortijdige stopzetting van een mandaat niet geregeld zijn in het LOC-decreet, zijn daarover afspraken gemaakt in artikel 4 van het model van huishoudelijk reglement van het Centraal Paritair Comité voor het Katholiek Onderwijs:
Het kan natuurlijk zijn dat er in je school ondertussen een eigen huishoudelijk LOC-reglement met een andere regeling afgesproken is.
Tussentijdse verkiezingen kunnen vermeden worden indien de resterende afgevaardigden van het personeel onderling overeenkomen om voor de resterende duur van het LOC-mandaat het met minder mandaten te stellen (art. 15, § 1 LOC-decreet). Om de opgelegde pariteit tussen de geledingen te herstellen (art. 14, § 1 LOC-decreet), zal de afvaardiging van het bestuur in dit geval dan ook in overeenstemming gebracht moeten worden.
Je LOC moet evenveel opvolgers als effectieve leden tellen (art. 15, § 2 LOC-decreet). In de feiten kan aan die verplichting soms niet voldaan worden bij gebrek aan kandidaten.
Een opvolger kan zijn mandaat slechts opnemen nadat het mandaat van een effectief lid voortijdig beëindigd is. Een effectief lid dat verhinderd is om aan een LOC-vergadering deel te nemen, kan zich dus niet door een opvolger laten vervangen. Van de effectieve leden verwacht de decreetgever namelijk dat ze ook daadwerkelijk hun mandaat uitoefenen en dus op de LOC-vergaderingen aanwezig zijn. Een regeling met opvolgers die verhinderde effectieven zouden kunnen vervangen, zou volgens de decreetgever de goede werking van het LOC verstoren (Parl.St. Vl.Parl. 703, 1994-1995, nr. 1, 5).
De regeling voor de opvolgers geldt natuurlijk zowel voor de vertegenwoordiging van het bestuur als voor de vertegenwoordiging van het personeel.
Hoe kun je nagaan of een vakbond effectief tien procent van de personeelsleden van je school vertegenwoordigt?
Enkel die vakbondsafgevaardigden hebben automatisch zitting in je LOC die behoren tot een vakbond die minstens tien procent van je personeel vertegenwoordigt (art. 17, § 1 LOC-decreet). De betrokken vakbond moet zijn vertegenwoordiging kunnen bewijzen aan de voorzitter van het Centraal Paritair Comité (art. 17, § 1, 2de lid LOC-decreet).
Indien er toch betwisting zou zijn, is in het Centraal Paritair Comité de volgende procedure overeengekomen:
Als er een LOC opgericht wordt voor meer dan één school, wordt er een personeelslijst bezorgd met de namen van alle personeelsleden van die "entiteit". Die lijst moet dan ondertekend worden door de vakbondsafgevaardigden van de betrokken scholen.
Bij betwistingen over een facet van de procedure kan de voorzitter van het Centraal Paritair Comité stukken opvragen.
Neen, het belangrijkste is dat er in je school een LOC is (art. 12, § 1 LOC-decreet).
LOC-verkiezingen zijn maar nodig als er in je LOC meer effectieve mandaten te verdelen zijn dan er vakbondsafgevaardigden zijn van een vakbond die minstens tien procent personeelsleden van de school of van de scholen die tot het LOC behoren, vertegenwoordigt (art. 17, § 2 LOC-decreet). De vakbondsafgevaardigden van die vakbond zijn namelijk automatisch (“van rechtswege”) lid van het LOC (art. 17, § 1 LOC-decreet).
Indien er meer dan acht vakbondsafgevaardigden zijn, of indien er meer vakbondsafgevaardigden zijn dan het beperkte aantal mandaten dat de vakbondsafgevaardigden onderling overeengekomen zijn, moeten de vakbondsafgevaardigden onderling uitmaken wie van hen in je LOC zullen zetelen (art. 17, § 3 LOC-decreet).
De vertegenwoordigers van het bestuur in je LOC worden aangeduid door de raad van bestuur. Voor die vertegenwoordiging is er dus nooit een verkiezing nodig.
Neen, het LOC-decreet verplicht je enkel tot de organisatie van verkiezingen indien er in je LOC meer mandaten toe te kennen zijn dan er vakbondsafgevaardigden zijn (art. 17, § 2 LOC-decreet). Er is geen bepaling die verbiedt om in samenspraak met de vakbonden die een lijst ingediend hebben, af te spreken om de kiesprocedure te beëindigen indien in de loop van de opgestarte procedure blijkt dat het aantal voorgedragen kandidaten kleiner of gelijk is aan het aantal nog toe te kennen mandaten.
Om discussies achteraf te voorkomen, acteer je de stopzetting van de kiesprocedure het best in een protocol van stopzetting dat ondertekend wordt door een vertegenwoordiger van het bestuur en door een afgevaardigde van elke betrokken vakbond. Een model van protocol van stopzetting is beschikbaar op de PRO.-website.
Dit protocol vermeldt dan het best ook de namen van de kandidaten die als effectieve leden in je LOC zullen zetelen.
Indien er in je LOC meer effectieve mandaten te verdelen zijn dan er vakbondsafgevaardigden zijn, dan moet je LOC-verkiezingen organiseren (art. 17, § 2 LOC-decreet).
Je moet de LOC-verkiezingen organiseren op basis van een kiesreglement dat in het LOC van je school overeengekomen is (art. 22, 1ste lid LOC-decreet).
Indien er in je instelling nog geen LOC bestaat – en er dus ook nog geen kiesreglement overeengekomen kan zijn – moet je voor de eerste verkiezingen gebruikmaken van het model van kiesreglement dat in 1995 opgesteld is door het Centraal Paritair Comité voor het Katholiek Onderwijs (art. 63 LOC-decreet). Dit kiesreglement is beschikbaar op de PRO.-website.
Bestuur en vakbondsafgevaardigden kunnen onderling wel overeenkomen om van dit model af te wijken (art. 63 LOC-decreet).
Het model van kiesreglement bepaalt dat het instellingsbestuur verantwoordelijk is voor de organisatie van de verkiezingen (art. 4, § 1, 1ste lid kiesreglement).
Om pragmatische redenen komt Katholiek Onderwijs Vlaanderen met de onderwijsbonden een periode overeen waarin de LOC-verkiezingen moeten plaatsvinden. Maar de concrete verkiezingsdag in je school moet je vastleggen in overleg met je vakbondsafgevaardigden. Indien er in je school geen vakbondsafgevaardigde is, moet je de kiesdatum overeenkomen met de vakbonden (art. 4, § 1, 2de lid kiesreglement).
De overeengekomen datum moet je uiterlijk dertig kalenderdagen voor de verkiezingsdag afficheren op een duidelijk zichtbare plaats (art. 4, § 2 kiesreglement).
De vakbonden moeten hun kandidatenlijst uiterlijk vijftien kalenderdagen voor de verkiezingsdag aangetekend of tegen ontvangstbewijs bezorgen aan de voorzitter van je schoolbestuur (art. 6 kiesreglement).
Uiterlijk zeven kalenderdagen na de uiterste datum van indiening van de kandidatenlijsten, moet het bestuur de ingediende kandidatenlijsten afficheren op een duidelijk zichtbare plaats (art. 7, 1 kiesreglement).
Uiterlijk zeven kalenderdagen na de uiterste datum van indiening van de kandidatenlijsten moet het bestuur de datum, het tijdstip, het lokaal of lokalen waar gestemd kan worden en het aantal effectief toe te wijzen mandaten afficheren (art. 7, § 2 kiesreglement).
Uiterlijk zeven kalenderdagen voor de kiesdatum moet het bestuur de tijdelijk afwezige personeelsleden uitnodigen om aan de stemming deel te nemen. Die uitnodiging kan bij gewone brief verstuurd worden ofwel afgegeven worden tegen ontvangstbewijs (art. 8 kiesreglement).
Er is stemrecht, geen stemplicht (art. 14 kiesreglement). Iedereen die op de dag van de verkiezingen een arbeidsovereenkomst heeft met het instellingsbestuur, mag aan de verkiezingen deelnemen. De lijst met stemgerechtigde personeelsleden kan dus verschillen van de lijst die gebruikt is voor de berekening van het aantal mandaten.
Het stemrecht geldt niet voor de directeur, de preventieadviseur en de vertrouwenspersoon. De directeur mag niet stemmen (art. 18, § 1 LOC-decreet) omdat hij sowieso zitting heeft in je LOC als permanent adviseur (art. 16, 2de lid LOC-decreet). De preventieadviseur en de vertrouwenspersoon mogen niet stemmen omdat ze nooit lid kunnen zijn van de werkgevers- of werknemersvertegenwoordiging van de instelling waarvoor ze werken (art. 57 Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk).
De stemming is geheim en gebeurt aan de hand van een stembiljet (art. 13 en 12 kiesreglement).
Stemmen bij volmacht is mogelijk maar een personeelslid kan slechts houder zijn van één volmacht (art. 10 kiesreglement).
De stemopneming gebeurt op een centrale plaats door een lid van het bestuur in aanwezigheid van (een) vakbondsafgevaardigde(n) (art. 16 kiesreglement).
Het kiesresultaat wordt geafficheerd op de plaats waar tevoren de kandidatenlijsten uitgehangen zijn (art. 17 kiesreglement).
De kandidaten met het hoogste aantal stemmen zijn verkozen. Bij gelijk aantal stemmen krijgt die kandidaat voorrang die de grootste anciënniteit heeft in de betrokken instelling of instellingen (art. 19, 1ste lid LOC-decreet).
De niet-verkozen kandidaten worden in volgorde van hun stemmenaantal aangeduid als opvolger (art. 19, 2de lid LOC-decreet).
Je bestuur moet de kandidaten schriftelijk op de hoogte brengen van het kiesresultaat en voor iedere kandidaat afzonderlijk vermelden of hij verkozen is als effectief lid of als opvolger; voor de opvolgers moet ook de rangorde van hun opvolging meegedeeld worden (art. 19 kiesreglement).
Na het afsluiten van de kiesprocedure notuleer je de samenstelling van de nieuwe personeelsdelegatie het best in een proces-verbaal dat ondertekend wordt door een vertegenwoordiger van het bestuur en door een vertegenwoordiger van elk van de vakbonden die in het LOC vertegenwoordigd zijn. Een model van proces-verbaal is beschikbaar op de PRO.-website.
Hoe je LOC functioneert heeft de decreetgever overgelaten aan het lokaal overleg. Hij heeft enkel bepaald dat het voorzitterschap voorbehouden is voor een afgevaardigde van het bestuur en dat het secretariaat waargenomen wordt door een afgevaardigde van het personeel (art. 23 LOC-decreet). Het overige moet lokaal afgesproken worden en in een huishoudelijk reglement vastgelegd worden.
Wat je er allemaal in opneemt, moet je onderling afspreken maar het moet minimaal wel volgende bepalingen bevatten:
Om de opstart van een nieuw LOC te vergemakkelijken, mag dit LOC het huishoudelijk reglement overnemen dat goedgekeurd is door het Centraal Paritair Comité en dat nog altijd als model van kracht is. Die mogelijkheid wordt een verplichting indien er drie maanden na de opstart nog geen overeenkomst is over een eigen huishoudelijk reglement (art. 24, § 2 LOC-decreet). Het huishoudelijk reglement van het Centraal Paritair Comité en de toelichting erbij, zijn beschikbaar op de PRO.-website.
Het huishoudelijk reglement van het Centraal Paritair Comité is afgesloten voor onbepaalde duur (art. 26 huishoudelijk reglement). Dit heeft als voordeel dat het niet na iedere hersamenstelling van het LOC opnieuw onderhandeld moet worden. Artikel 27 van het Reglement biedt de mogelijkheid om het inhoudelijk aan te passen.
Hoewel decretaal voorgeschreven (art. 24, § 1, 10° LOC-decreet), oordeelde het Centraal Paritair Comité dat het niet nodig was om in het model regels over de onverenigbaarheden op te nemen (2.1 Toelichting bij het model van huishoudelijk reglement).
Neen, het aantal mandaten staat los van het aantal leden van elke geleding dat effectief aan een vergadering deelneemt.
Het aantal mandaten waarop de geledingen van het LOC recht hebben, is geregeld in afdeling 2 (Samenstelling) van het LOC-decreet. Hoe je LOC concreet moet functioneren, is bepaald in afdeling 3 (Werking) van dit decreet.
Het model van huishoudelijk reglement dat opgesteld is door het Centraal Paritair Comité voor het Katholiek Onderwijs bevat geen minimaal quorum dat vereist is om geldig beslissingen te kunnen nemen en afspraken te kunnen maken. Artikel 9, § 2 ervan bepaalt enkel dat indien de agenda voor een LOC-vergadering niet reglementair bezorgd is, de “aanwezige leden” in consensus beslissen welke agendapunten behandeld zullen worden.
Wat kun je doen als de goede werking van het LOC onmogelijk gemaakt wordt?
Indien de goede werking van een LOC op de een of andere manier structureel onmogelijk gemaakt wordt, kan elke geleding een beroep doen op het Centraal Paritair Comité. Dit Comité kan komen bemiddelen of kan vaststellen dat de goede werking van het LOC structureel onmogelijk gemaakt wordt door inbreuken tegen het LOC-decreet. Het Comité kan echter maar interveniëren op verzoek van minstens twee leden van een geleding (art. 54 LOC-decreet).
Indien de interventie van het Centraal Paritair Comité geen soelaas biedt, kan de Vlaamse regering beslissen dat het bestuur voor een bepaalde periode of voor een bepaalde materie beslissingen kan nemen zonder onderhandelingen in het LOC (art. 55, § 3 LOC-decreet). Maar als het Centraal Paritair Comité oordeelt dat het schoolbestuur verantwoordelijk is voor de malaise, kan de Vlaamse overheid tot tien procent van de werkingstoelagen terugvorderen (art. 55, § 2 LOC-decreet).
Het LOC is in 1995 opgericht omdat de decreetgever de werking van de ondernemingsraad in het onderwijs problematisch vond (Parl.St. Vl.Parl. 703, 1994-1995, nr. 1, 1-2). Maar net zoals de ondernemingsraad is het LOC een orgaan van collectief overleg. Dit houdt dus in dat het LOC niet bevoegd is om informatie te geven of om te onderhandelen over individuele personeelsdossiers.
Vergeet ook niet dat je LOC ook bevoegd is voor je contractueel personeel. Dit is bijvoorbeeld van belang als je informatie geeft over de tewerkstelling of als je onderhandelt over een personeelsmaterie.
Naar analogie met de ondernemingsraad heeft je LOC een uitgebreid informatierecht (arts. 27-31 LOC-decreet) maar dan toegespitst op onderwerpen specifiek voor de onderwijswereld.
Je moet het inlichten over:
Voor een LOC op schoolniveau gaat het natuurlijk om informatie over de eigen school. Voor een LOC dat meerdere scholen groepeert, gaat het om informatie over alle betrokken scholen.
Het moment waarop en de frequentie waarmee je die informatie geeft, heeft de decreetgever op een uitzondering na, aan de wijsheid van de besturen overgelaten. Er is hier geen algemene regel. Weet enkel dat een (zo) open (mogelijke) communicatie een blijk van goed werkgeverschap is en normaliter het sociaal klimaat in je school ten goede zal komen.
Volgens de decreetgever houdt het informatierecht in dat de informatie schriftelijk bezorgd wordt en zo nodig mondeling toegelicht wordt (Parl.St. Vl.Parl. 703, 1994-1995, nr. 1, 7).
Je LOC heeft recht op inlichtingen over alle zaken die een weerslag kunnen hebben op de werkgelegenheid. De decreetgever vermeldt in dit verband:
Je moet die informatie minstens jaarlijks geven (art. 27, 1ste lid LOC-decreet), maar niets belet je om je LOC regelmatig over die dossiers te informeren.
Wanneer je het best informeert over gevoelige dossiers als fusies, overnames, sluiting … beslis je zelf. Het enige aanknopingspunt is hier de decretale formulering dat het over dossiers gaat “waarover de inrichtende macht onderhandelingen of besprekingen voert”. Dit houdt in dat je je LOC niet voor voldongen feiten mag plaatsen.
Je LOC heeft recht op inlichtingen over alles wat te maken heeft met (veranderingen aan en in) het bestuur. De decreetgever vermeldt in dit verband:
Je moet die informatie minstens jaarlijks geven (art. 28, 1ste lid LOC-decreet), maar niets belet je natuurlijk om je LOC regelmatig over die dossiers te informeren.
Voor wat betreft de aanbevelingen en conclusies uit het doorlichtingsverslag van de inspectie heeft de decreetgever in de toelichtende memorie zelf aangegeven dat het daarbij geenszins de bedoeling is om gegevens over personeelsleden mee te delen (Parl.St. Vl.Parl. 703, 1994-1995, nr. 1, 4).
Je LOC heeft recht op inlichtingen over het financieel beleid van je school of van de scholen. De decreetgever vermeldt in dit verband:
Je moet die informatie minstens jaarlijks geven (art. 29, 1ste lid LOC-decreet), maar niets belet je om je LOC regelmatig over die dossiers te informeren.
Merk op dat de gegevens waarover artikel 29 het heeft, uitsluitend betrekking hebben op het verleden. Ze hebben bovendien een publiek karakter omdat je ze ook terugvindt in de jaarrekening die elke vzw jaarlijks moet neerleggen.
Artikel 29 kan dus niet ingeroepen worden om je te verplichten om in je LOC informatie te delen over je begroting. Een begroting is namelijk de financiële projectie van je toekomstplannen en is een zaak van je bestuur die de begroting moet opstellen en van je algemene vergadering die ze moet goedkeuren. Een begroting heeft een meer vertrouwelijk karakter. In tegenstelling tot een jaarrekening moet een begroting trouwens nergens neergelegd worden. Vanuit goed werkgeverschap is het geen slecht idee om erover - eventueel in grote lijnen - te communiceren waarbij dan de afspraak gemaakt wordt dat die gegevens vertrouwelijk behandeld moeten worden.
Je LOC heeft recht op inlichtingen over de schoolinfrastructuur zonder dat de decreetgever hier inhoudelijke preciseringen toegevoegd heeft. Evenmin heeft hij de frequentie van die inlichtingen gepreciseerd.
5 Informatie over belangrijke gebeurtenissen en interne beslissingen (art. 31 LOC-decreet)
Je LOC heeft recht op inlichtingen over alle gebeurtenissen en interne beslissingen die belangrijke gevolgen kunnen hebben voor het personeel.
Die bepaling is voor het basisonderwijs niet verder ingevuld.
Het LOC-decreet zelf somt elf grote personeelsmateries op waarover je bijkomende afspraken – het decreet heeft het over ‘aanvullende regelen’ - moet maken in je LOC (art. 32 LOC-decreet). Het zijn materies waarvan de essentie decretaal geregeld is maar waarbij besturen een kleine beleidsruimte hebben omdat ze een keuze kunnen maken, of criteria of modaliteiten moeten bepalen.
Welke aangelegenheden de decreetgever voor het LOC precies voor ogen heeft, moet afgeleid worden uit allerlei regelgeving waarin onderhandelingsbevoegdheid toegekend is aan het “bevoegde lokaal comité”. Daarmee bedoelt de decreetgever nu eens het LOC, dan weer het onderhandelingscomité van de scholengemeenschap (OCSG). Die specifieke regelgeving die een onderhandelingsrol toekent aan het LOC, hebben we hier gelinkt aan een van de elf grote personeelsmateries die vermeld zijn in het LOC-decreet. Voor enkele toewijzingen, is andere keuzes mogelijk.
Naast de materies waarover je reglementair verplicht bent te onderhandelen in je LOC, staat het je natuurlijk vrij om ook over bijkomende personeelsmateries in overleg te gaan met je personeelsafvaardiging. Goed sociaal overleg is inherent aan goed werkgeverschap.
1 De algemene principes van het personeelsbeleid (art. 32, 1° LOC-decreet)
Het LOC-decreet noch de parlementaire voorbereidingsstukken van het decreet, concretiseren die bevoegdheid. De invulling ervan moet daarom gezocht worden in diverse regelgeving, te beginnen met het Rechtspositiedecreet.
Als je school niet behoort tot een scholengemeenschap, moet je in je LOC algemene afspraken maken over de aanvangsbegeleiding waarop ieder tijdelijk personeelslid met een aanstelling van tijdelijke duur recht heeft (artikel 20bis, § 1, 3de lid Rechtspositiedecreet).
Als je school niet behoort tot een scholengemeenschap, moet je in je LOC algemene afspraken maken over de organisatie van de beoordeling van je tijdelijke personeelsleden met een aanstelling van tijdelijke duur (art. 23, § 3, 9de lid Rechtspositiedecreet). Welke afspraken je daarover maakt, laat de decreetgever over aan het lokale comité. Voorbeeldsgewijs heeft hij het over de afstemming van de beoordeling tussen verschillende scholen en over de uitwisseling van informatie tussen verschillende scholen (OD XXXI, MvT, Parl.St. Vl.Parl. 827, 2020-2021, 1, p. 41).
Als je school niet behoort tot een scholengemeenschap, kun je sinds 1 september 2020 in je LOC afspreken op welke manier personeelsleden kunnen kandideren voor een TADD-aanstelling. Naast de decretale kandidaatstelling met een aangetekend schrijven, kun je een eigen regeling afspreken. Die regeling moet wel minimaal dezelfde garanties bieden als een aangetekend schrijven (art. 23, § 3, 11de lid Rechtspostiedecreet).
1.4 Afspraken over de uiterste datum van bekendmaking van de vacante betrekkingen met het oog op vaste benoeming
Enkel na overleg in je LOC, kun je afwijken van de reglementair voorgeschreven deadline van 15 november om de vacante betrekkingen die in aanmerking komen voor vaste benoeming kenbaar te maken (art. 33, § 1 Rechtspositiedecreet).
1.5 Afspraken over de verwerving van de nodige dienstanciënniteit bij je eigen schoolbestuur
Een bestuur van een scholengemeenschap waarvan meerdere besturen deel uitmaken, kan autonoom beslissen dat een personeelslid bij het eigen schoolbestuur een dienstanciënniteit verworven moet hebben van minstens 360 dagen waarvan 240 effectief gepresteerd zijn om in aanmerking te komen voor een vaste benoeming (art. 31, § 1, 1°, b) Rechtspositiedecreet). Door de gevolgen van die beleidsoptie voor het personeel, beveelt Katholiek Onderwijs Vlaanderen aan om die mogelijkheid via onderhandelingen in het LOC vast te leggen.
In je LOC moet je afspreken welke criteria je zult hanteren om een vaste benoeming toe te kennen als er meerdere personeelsleden zijn die zich kandidaat gesteld hebben voor dezelfde betrekking (art. 31, § 5 Rechtspositiedecreet). Die afspraken kunnen ook gemaakt worden in het OCSG indien de scholen van de scholengemeenschap behoren tot hetzelfde bestuur.
Bij de toekenning van de opdracht van je personeelsleden moet je onder andere rekening houden met de afspraken die hierover gemaakt zijn in je LOC (art. 12, § 1 Algemeen reglement). Hou er echter rekening mee dat de eigen beleidsruimte op dit vlak al tot een minimum beperkt is door de bepalingen van het Rechtspositiedecreet en van het Reaffectatiebesluit.
Aanvullende afspraken in het LOC kunnen bijvoorbeeld gaan over:
Een bestuur van een scholengemeenschap waarvan meerdere besturen deel uitmaken kan autonoom beslissen om bij de vaststelling van de voorrangsregels voor de vaste benoeming enkel rekening te houden met de 960 dagen die gepresteerd zijn bij het eigen bestuur (art. 35, § 2, 2de lid Rechtspositiedecreet). Door de gevolgen van die beleidsoptie voor het personeel beveelt Katholiek Onderwijs Vlaanderen aan om die mogelijkheid via onderhandelingen in het LOC vast te leggen.
In je LOC moet je de criteria en de modaliteiten overleggen waarmee je nieuwe affectaties zult bekijken (art. 45, § 2 Rechtspositiedecreet).
1.10 Afspraken over de inzet van personeelsleden die aangesteld worden met overgedragen lestijden
Je moet in het LOC onderhandelen over de manier waarop personeelsleden die aangesteld worden met overgedragen lestijden, ingezet zullen worden voor opdrachten voor en in andere scholen van de scholengemeenschap (art. 36octies, § 1, 5° Rechtspositiedecreet). Die onderhandeling moet niet alleen plaatsvinden in je eigen LOC maar ook in het LOC van de scholengemeenschap (Parl.St. Vl.Parl., 1796, 2012-2013, 1, 53).
1.11 (Buitengewoon onderwijs) Afspraken over de criteria die je zult gebruiken voor het al dan niet in stand houden van betrekkingen bij een vermindering van het urenpakket
Bij een vermindering van het urenpakket van je paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel, heb je de bevoegdheid om te beslissen in welke betrekkingen je die vermindering zult toepassen. De criteria die die keuze zullen bepalen, moet je onderhandelen in je LOC en gelden voor drie schooljaren (art. 20, § 4 Reaffectatiebesluit).
1.12 (Buitengewoon onderwijs) Afspraken over de criteria die je zult gebruiken voor het al dan niet in stand houden van betrekkingen bij een daling van het leerlingenaantal
Bij een dalend leerlingenaantal, heb je de bevoegdheid om te beslissen welke betrekking(en) je in het ambt van kleuteronderwijzer algemene en sociale vorming en onderwijzer algemene en sociale vorming in stand zult houden. De criteria die die keuze zullen bepalen, moet je onderhandelen in je LOC en gelden voor drie schooljaren (art. 20, § 8 Reaffectatiebesluit).
De fundamenten van het dienstverband zijn ondertussen decretaal geregeld. De aard van het dienstverband moet vastgelegd worden in de functiebeschrijving en de duur ervan ligt decretaal vast.
Aanvullende regels kunnen onder meer zijn:
3 De rechten en plichten, onverenigbaarheden en verbodsbepalingen, regeling van cumulaties met andere ambten, betrekkingen of bezigheden (art. 32, 3° LOC-decreet)
Na onderhandeling in je LOC kun je specifieke bepalingen afspreken die de reglementaire bepalingen ter zake aanvullen die al vastgelegd zijn in het Rechtspositiedecreet (arts.8-17) en in het Algemeen reglement.
De aanvullende afspraken kunnen bijvoorbeeld gaan over:
Die bevoegdheid is zonder voorwerp geworden omdat de decreetgever in 2011 in het Rechtspositiedecreet een aansprakelijkheidsregeling ingeschreven heeft die uiteraard niet te onderhandelen is (art. 17bis/1 Rechtspositiedecreet).
5 De regeling inzake evaluatie van het personeel (art. 32, 5° LOC-decreet)
Scholen die behoren tot een scholengemeenschap moeten eerst algemene afspraken over de functiebeschrijving en over de evaluatie maken in het onderhandelingscomité van de scholengemeenschap (OCSG) (arts 47ter, § 3 en 47novies Rechtspositiedecreet). Die verplichting kan minimaal of maximaal (modellen van functiebeschrijvingen, gezamenlijk evaluatiereglement …) ingevuld worden want de decreetgever heeft die verplichting inhoudelijk niet geconcretiseerd.
Afhankelijk van de algemene afspraken die reeds in het OCSG vastgelegd zijn, kun of moet je in je LOC vervolgens aanvullende afspraken maken zodat de functiebeschrijving minstens alle decretaal verplichte onderdelen bevat en zodat ze afgestemd is op de missie van je school.
6 Het algemeen beleid over de verloven en deeltijdse arbeid (art. 32, 6° LOC-decreet)
Tenzij erover al afspraken gemaakt zijn in het OCSG, moet je in je LOC onderhandelen over de algemene criteria die je zult gebruiken bij de beoordeling van aanvragen voor verlofstelsels die een gunst zijn. Afspraken in dit verband kunnen zijn:
Je algemeen beleid over de deeltijdse arbeid moet uitgaan van de decretale bepaling dat een deeltijds werkend personeelslid hoogstens een proportioneel aantal halve dagen per week op school verwacht wordt (art. 5, 12°, 3de lid Rechtspositiedecreet, art. 12, § 2 Algemeen reglement). In ‘Clusteren van een deeltijdse opdracht: afspraken’ vind je hoe je dit uitgangspunt concreet kunt implementeren:
Indien er geen vakbondsafgevaardigde van de arbeiders is, moet je in het LOC ook afspreken wanneer de zogenoemde VAP-dagen (dagen met vrijstelling van arbeidsprestaties) voor het schooljaar vastgelegd worden. Dit moet uiterlijk één week voor het begin van de herfstvakantie gebeuren. Indien er in je LOC geen afgevaardigde van het arbeiderspersoneel zetelt, mag een afgevaardigde van het arbeiderspersoneel die lid is van het CPBW, aan die vergadering deelnemen (art. 12 Cao van 28 november 2018 betreffende de tewerkstellingsmaatregelen).
Het professionaliseringsplan dat je jaarlijks moet opstellen, moet goedgekeurd worden in je LOC (art. 8, 3de lid Kwaliteitsdecreet). Merk op dat dat je hierbij een consensus moet bereiken. Enkel ter onderhandeling voorleggen, volstaat dus niet.
In je plan kun je onder andere afspreken:
De decreetgever heeft geen invulling gegeven aan die onderhandelingsbevoegdheid. Normaliter worden met dit soort maatregelen alle maatregelen bedoeld die de goede, dagelijkse werking van je school moeten verzekeren. Het kan dan ook gaan om een brede waaier van maatregelen zoals:
Tot de maatregelen van inwendige orde kunnen ook de afspraken gerekend worden die je in je instelling in opvolging van Onderwijscao XII moet maken over de deconnectie. In de eerste plaats moet je die afspraken maken in je CPBW maar als er geen CPBW is, moet je die maken in je LOC. Alleszins moet het LOC zijn akkoord geven want wat afgesproken is, moet je als bijlage voegen bij het arbeidsreglement van je instelling.
9 De richtlijnen en de regelen over de prestatieregeling (art. 32, 9° LOC-decreet)
De krachtlijnen van de prestatieregeling zijn door de overheid vastgelegd in het BVR van 17 juni 1997 betreffende de opdracht van het personeel in het basisonderwijs. Over een aantal aspecten ervan moet je afspraken maken in je LOC.
Je moet afspreken op basis waarvan je de hoofdopdracht en de schoolopdracht van je personeel wilt invullen (art. 164, 1ste lid Decreet basisonderwijs). Denk daarbij aan:
Hou ermee rekening dat de totale opdracht van je personeel ruimer is dan hun hoofd- en de schoolopdracht. Voorbereidings-, verbeter- en opzoekingswerk, oudercontacten, personeelsvergaderingen en dergelijke vallen er niet onder. Ook over die taken kun je afspraken maken in je LOC.
Om de werkdruk te verlagen is in Onderwijscao VII van 4 februari 2005 overeengekomen om voortaan in het LOC te onderhandelen over de algemene regels voor het presteren van plage-uren (punt 2.2.b)). Dit engagement is juridisch vertaald in artikel 164, 2de lid van het Decreet basisonderwijs: “In elke school wordt bij de voorbereiding van het schooljaar onderhandeld over de algemene regels om de vaststelling van het aantal lestijden/uren prestatie tussen het minimum en het maximum van de hoofdopdracht en de schoolopdracht op een billijke en transparante wijze te bepalen.” (OD XV, MvT, Parl.St. Vl.Parl. 398, 2004-2005, nr. 1, 8). Vergeet daarbij niet dat onderwijzers slechts met een derde plagelestijd belast kunnen worden als dit organisatorisch nodig is (art. 164bis decreet basisonderwijs).
9.3 Afwijking op de reglementair voorziene minima en maxima voor de hoofdopdracht en de schoolopdracht
Na onderhandelingen in je LOC kun je afwijken van de prestatieregeling voor de diverse ambten die de Vlaamse regering vastgelegd heeft in het besluit van 17 juni 1997 (art. 163, § 3 Decreet basisonderwijs).
10 De projecten en maatregelen die van aard zijn om de omstandigheden en voorwaarden waarin het werk in je school uitgevoerd wordt, te wijzigen (art. 32, 10° LOC-decreet)
Onder die noemer kunnen enkele materies geplaatst worden waarvoor de decreetgever expliciet onderhandelingsbevoegdheid voor het LOC voorziet:
Natuurlijk kunnen er nog andere beslissingen zijn die invloed hebben op de arbeidsvoorwaarden. Ook deze kunnen maar na onderhandelingen in je LOC genomen worden. Voorbeelden zijn:
11 Het opstellen en het wijzigen van je arbeidsreglement (art. 32, 11° LOC-decreet)
Hoe een arbeidsreglement opgesteld en aangepast moet worden, is eigenlijk federale materie die vastgelegd is in de Arbeidsreglementenwet van 8 april 1965. De Vlaamse decreetgever heeft een aantal bepalingen van die wet (arts. 11-14bis) buiten werking gesteld (art. 34, § 4 LOC-decreet) en vervangen door een eigen regeling … die de essentie van de federale regelgeving overneemt (art. 34, § 2 LOC-decreet).
Opgelet, het Vlaamse initiatief heeft niet de volledige Arbeidsreglementenwet buiten werking gesteld. De federale bepalingen over de inhoud (arts. 6-10) en over de manier van bekendmaking van het arbeidsreglement (art. 15) moet je wel nog naleven. De scholen die geen LOC hebben, moeten natuurlijk alle bepalingen van de Arbeidsreglementenwet respecteren.
Gemakshalve heeft het Centraal Paritair Comité een model van arbeidsreglement opgesteld. Het reglement en een leidraad erbij zijn te raadplegen op de PRO.-website. Het staat je natuurlijk vrij om – in samenspraak met je LOC – voor je school een eigen reglement op te stellen of om het model aan te passen.
Het is niet nodig om voor iedere wijziging de procedure te doorlopen die artikel 34, § 2 van het LOC-decreet oplegt. Wijzigingen die van tijdelijke of administratieve aard zijn, kunnen eenvoudig doorgevoerd worden (art. 34, § 3 LOC-decreet).
De onderhandelingen over het arbeidsreglement of over een wijziging ervan moeten tot een akkoord leiden. Voor het geval dit niet zo is, heeft de decreetgever – opnieuw naar analogie met de Arbeidsreglementenwet – een procedure voorzien waarin het Centraal Paritair Comité als bemiddelaar optreedt, of indien nodig, zelf knopen kan doorhakken (art. 34, § 2 LOC-decreet).
Volgens het LOC-decreet heeft het LOC slechts vier soorten bevoegdheden:
Maar feitelijk heeft het LOC ook een vijfde bevoegdheid, namelijk een veto-bevoegdheid. Een aantal beslissingen kun je immers slechts nemen indien je LOC daarmee akkoord gaat.
Het gaat om:
Om de onderhandelingen in het LOC behoorlijk te kunnen voorbereiden, is in Onderwijscao IX van 10 december 2010 afgesproken dat de LOC-leden vooraf alle documenten – officiële en andere – moeten ontvangen (punt 2.1. Onderwijscao IX). Die afspraak geldt uiteraard niet voor de documenten die opgesteld zijn op basis van de uitkomst van de onderhandelingen.
Aangezien de te onderhandelen onderwerpen altijd personeelsgerelateerd zijn, is in diezelfde cao ook afgesproken dat het schoolbestuur de personeelseffecten van een voorgenomen maatregel schriftelijk en in principe op voorhand, ter beschikking stelt (punt 2.2. Onderwijscao IX). Die afspraak moet natuurlijk maar toegepast worden in de mate dat hij zinvol is in een concrete onderhandelingsmaterie.
Indien de onderhandelingen tot een consensus leiden, wordt dit zo opgetekend in een protocol (art. 34, § 1 LOC-decreet). Opgelet, dit protocol bindt je als bestuur. Wat in onderling overleg overeengekomen is, kun je nadien niet meer eenzijdig wijzigen (art. 35, 2de lid LOC-decreet).
Wat vandaag misschien een goede afspraak is, komt in de toekomst mogelijk onder druk door veranderde inzichten of door een veranderde context. Het is daarom aangewezen om in het protocol van akkoord ook af te spreken hoe de overeenkomst beëindigd kan worden ofwel om het protocol van akkoord zelf in tijd te beperken. Bepalingen over de geldigheidsduur zijn in de privésector trouwens een verplicht onderdeel van de cao’s die afgesloten worden in het kader van de Cao-wet van 5 december 1968 (art. 16, 5°).
Als er na onderhandeling geen akkoord bereikt wordt, moeten de standpunten van het bestuur en van de personeelsafgevaardigden in het protocol opgetekend worden (art. 34, § 1 LOC-decreet). Dit betekent dat er in het LOC niet hoofdelijk gestemd wordt, maar per geleding.
Een onderhandeling kan ook leiden tot een gedeeltelijk akkoord. In dit geval wordt in het protocol genoteerd waarover er een akkoord bestaat en waarover niet. Over de aspecten waarover er geen akkoord is, worden in het protocol de respectievelijke standpunten geformuleerd.
Pas als een onderhandeling afgelopen is en de neerslag ervan in een protocol opgenomen is, kan het schoolbestuur een beslissing nemen. Dit is zo overeengekomen in punt 2.3. van Onderwijscao IX van 10 december 2010. Indien er consensus of een gedeeltelijk akkoord bereikt is over een voorgenomen maatregel, moet je die maatregel uitvoeren zoals overeengekomen is.
Maar ook bij een protocol van niet-akkoord heb je als bestuur juridisch de mogelijkheid om de voorgenomen maatregel toch te nemen. Besef daarbij wel dat dit de sociale vrede in je school wellicht niet ten goede zal komen.
Als je na de onderhandeling in je LOC een beslissing wilt uitvoeren, moet je altijd verwijzen naar de gevoerde onderhandelingen en moet je het nummer van het protocol in kwestie vermelden (punt 2.3. Onderwijscao IX).
Strikt genomen gelden de afspraken die in Onderwijscao IX gemaakt zijn enkel voor die materies die je verplicht ter onderhandeling aan het LOC moet voorleggen. In het kader van goed werkgeverschap kan het natuurlijk geen kwaad om dezelfde werkwijze te hanteren voor die materies die je uit eigen initiatief ter onderhandeling aan het LOC voorgelegd hebt.
Een protocol is een document waarin het resultaat van een onderhandeling in je LOC genotuleerd moet worden (art. 34, § 1 LOC-decreet). Idealiter wordt over een voorgenomen maatregel een volledig akkoord bereikt. Het kan natuurlijk ook zijn dat er slechts over bepaalde onderdelen van de maatregel een akkoord bereikt wordt of dat er zelfs helemaal geen akkoord bereikt wordt.
Bij een consensus wordt een ‘protocol van akkoord’ gegeven.
Bij een gedeeltelijk akkoord wordt gesproken over een ‘protocol van gedeeltelijk akkoord’.
Wanneer beide geledingen het helemaal niet eens geraakt zijn, wordt een ‘protocol van niet-akkoord’ gegeven.
Artikels 16 tot 20 van het model van huishoudelijk reglement van het LOC dat opgesteld is door het Centraal Paritair Comité voor het Katholiek Onderwijs, schrijft voor hoe het protocol tot stand moet komen.
Een model van protocol is beschikbaar op de PRO.-website. Het houdt rekening met de drie mogelijke uitkomsten van een onderhandeling (akkoord, gedeeltelijk akkoord, niet-akkoord).
Om de inspraak van de personeelsleden te verbeteren, is in Onderwijscao IX van 10 december 2010 ook de afspraak gemaakt dat alle personeelsleden na afloop van de onderhandelingen de protocollen en de bijhorende beslissingen vlot moeten kunnen raadplegen (punt 2.3 Onderwijscao IX). Dit kan bijvoorbeeld door die documenten op het intranet beschikbaar te stellen of door af te spreken dat ze voor alle personeelsleden ter inzage liggen bij de secretaris van het LOC.
Je LOC is bevoegd om na te gaan of de sociale wetgeving en de arbeidsgerichte bepalingen – het decreet heeft het over de “sociale en administratieve reglementeringen” - uit de onderwijswetgeving correct toegepast worden (art. 36 LOC-decreet).
De sociale wetgeving verwijst naar al wat te maken heeft met het arbeidsrecht en met het socialezekerheidsrecht. Je LOC kan dus bijvoorbeeld de correcte naleving nagaan van:
Wat de arbeidsgerichte bepalingen uit de onderwijswetgeving betreft, kan het bijvoorbeeld gaan om toezicht op de correcte naleving van de regelgeving in verband met:
De toezichtsbevoegdheid kan uitgeoefend worden naar aanleiding van vermeende onregelmatigheden of op eigen initiatief.
Om zijn bevoegdheid te kunnen uitoefenen, moet je LOC natuurlijk over de nodige informatie kunnen beschikken. Hoeveel en welke informatie je daarvoor ter beschikking moet stellen, is niet in strikte regels te vatten. Omdat de toezichtsbevoegdheid een inmenging inhoudt in het recht van besturen om hun werking autonoom te regelen enerzijds en in de persoonlijke levenssfeer van de collega-personeelsleden anderzijds, moet die bevoegdheid alleszins terughoudend uitgeoefend worden. Op basis van rechtspraak, kunnen volgende kapstokken aangereikt worden:
Je LOC kan bemiddelen bij elk geschil in je school dat een collectief karakter heeft (art. 37 LOC-decreet). Dat wil zeggen dat je LOC niet bevoegd is om tussen te komen in een geschil tussen een individueel personeelslid en het schoolbestuur, maar wel als het gaat om een conflict tussen een groep of categorie van personeelsleden en het bestuur.
Hoe die bevoegdheid uitgeoefend moet worden, behoort tot de autonomie van je LOC.
Het LOC-mandaat geeft je personeelsvertegenwoordigers een aantal rechten, ongeacht of ze er zitting hebben als vakbondsafgevaardigde of als verkozen lid:
Ongeacht of ze er zitting hebben als vakbondsafgevaardigde of als verkozen lid, zijn de personeelsvertegenwoordigers in je LOC gehouden aan de discretieplicht voor feiten en documenten die vertrouwelijk van aard zijn (art. 43 LOC-decreet).
Die discretieplicht houdt in dat vertrouwelijke informatie niet zomaar gedeeld kan worden met om het even wie. Overtreding van die plicht kan beschouwd worden als een deontologische fout.
Welke informatie je als vertrouwelijk beschouwt, kun je overeenkomen in je huishoudelijk reglement. Tijdens een LOC-vergadering kun je natuurlijk ook overeenkomen dat een bepaald item vertrouwelijk behandeld wordt. Is dit het geval, dan moet je dat opnemen in het verslag.
Hoe zit het met de ontslagbescherming van de personeelsvertegenwoordigers in het LOC?
De ontslagbescherming van de personeelsvertegenwoordigers in je LOC verschilt naargelang hun statuut.
De personeelsvertegenwoordigers die vallen onder het Rechtspositiedecreet kunnen geen tuchtsanctie oplopen voor daden die ze stellen in de uitoefening van hun LOC-mandaat (art. 44, § 1 LOC-decreet). Voor een deontologische fout die ze buiten hun LOC-mandaat begaan, kunnen ze natuurlijk wel gesanctioneerd worden.
Personeelsvertegenwoordigers die tewerkgesteld zijn als MVD-personeel genieten een uitgebreide ontslagbescherming. Voor daden die ze stellen in de uitoefening van hun LOC-mandaat kunnen ze slechts ontslagen worden om dringende reden (art. 44, § 2 LOC-decreet) en pas na goedkeuring door het paritair comité waaronder ze ressorteren (art. 44, § 5 – 6 LOC-decreet).
- Model van huishoudelijk reglement LOC41KB word
- Toelichting bij het model van huishoudelijk reglement LOC155KB pdf
- Model proces-verbaal samenstelling personeelsafvaardiging30KB word
- Model kiesreglement LOC75KB pdf
- Model protocol van niet, gedeeltelijk of volledig akkoord21KB word
- Model protocol stopzetting LOC-verkiezingen33KB word