Het was even wachten op deze actuele vragen aan minister Ben Weyts want enkele voorafgaande vragen die heel wat meer politieke commotie meebrachten, hadden heel wat tijd gekost, waarbij onder andere nu de nieuwe politieke situatie met verschillende coalitieregeringen op diverse bestuursechelons duidelijk een rol aan het spelen was bij bepaalde actuele vragen. Misschien het begin van nieuwe politieke praktijken? Maar over naar het onderwijs, waar we nogmaals twee coronagerelateerde vragen kregen, en wel over de situatie van de studenten. Wellicht naar aanleiding van de open brief/opiniestuk van de Kempense studente Kaat Pelkmans. Na opnieuw een penibele situatieschets (met ook de nieuwe code “zwart”) vroeg Koen Daniëls hoe minister Weyts ervoor ging zorgen dat de coronaproblemen niet tot studieduurverlenging voor de studenten zouden leiden. Hannelore Goeman had het vooral over het aanvoelen bij studenten dat ze niet gehoord zouden worden en vroeg naar extra middelen voor het mentale welzijn van de studenten.
Minister Weyts lichtte de zaak van de studievoortgang in de eerste coronagolf toe, die al bij al positief afgelopen was, zonder evenwel op de vraag van Koen Daniëls te antwoorden. Over de welzijnskant van de zaak vermeldde de minister terecht de intussen bekende financiële bedragen, incl. de recente 38,5 miljoen euro (Vlaamse regering van 30 oktober 2020; later voegde hij deze richtlijn toe: 25% daarvan voor studentenvoorzieningen; cf. bijkomende vraag van Hannelore Goeman infra) als compensatie voor de onvoorziene meerkost door Covid-19 en compensatie voor graduaten, en herhaalde hij de geplande VVS-studie. Bovendien had hij bij de universiteiten het idee gesuggereerd van een laagdrempelige antenne per studentenstad (zes in aantal). Hij erkende inzake zijn communicatie enigszins schuld door in eerste instantie wat veel geageerd te hebben via de VLIR en de VLHORA, maar er was toch ook veel contact met de studenten zelf.
Koen Daniëls stelde dat, ondanks de code zwart, bepaalde practica toch mogelijk moesten zijn en vroeg bijkomend naar de stand van zaken in de werkgroep ‘welzijn van de studenten’, die in juni 2020 gestart was. Hannelore Goeman wees op de acties van de studenten zelf, maar vooral ook, overigens niet onverwacht maar gelijk heel terecht, op het federale initiatief van 1500 extra psychologen. Zou de minister erop toezien dat via de instellingen voor hoger onderwijs de intussen toegekende middelen ook expliciet zouden worden gebruikt voor meer toegankelijke psychologische zorg voor alle studenten?
Interveniënt Jeremie Vaneeckhout pleitte ervoor om de studenteninitiatieven op te schalen en professioneel te kaderen en daar de nodige ondersteuning aan te geven. Interveniënt Vera Jans vond de gestelde vragen terecht, wilde toch ook aanspreekpunten voor de studenten in hun eigen onderwijsinstelling en verwees naar het actieplan suïcidepreventie. Interveniënt Filip Brusselmans zei ook sterk in te zetten op mentaal welzijn en mentale weerbaarheid, maar riep de media op om toch ook eens voorbeelden te tonen van studenten die zich best wel goed redden of er na een dipje opnieuw bovenop raakten. Interveniënt Freya Saeys ten slotte vond vooral de investering in studentenpsychologen erg belangrijk.
Minister Weyts herhaalde zijn punt van de zes antennes en de VVS-bevraging, die de daaropvolgende week zou starten. Hij had intussen ook het idee van een platform voor een online studentengemeenschap ter bespreking en concretisering voorgelegd. Heel specifiek wees hij nog op de grote bezorgdheid van de virologen, nl.: de vraag hoe het pendelen tussen kot en thuis aan banden kon worden gelegd.
De slotwoorden van de twee vragenstellers brachten niets nieuws.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen