Voor we toekomen aan de eigenlijke actuele onderwijsvraag van deze plenaire vergadering, eerst nog een korte verwijzing naar het voorafgaande actualiteitsdebat over Oekraïne. Daarin kwamen meerdere beleidsdomeinen aan bod, maar dus ook Onderwijs. De dag vóór deze plenaire vergadering had Katholiek Onderwijs Vlaanderen via een extra nieuwsbrief al gecommuniceerd over haar ideeën en acties ter zake. Op de ochtend van de plenaire vergadering had ook minister Weyts op de radio datzelfde gedaan. Het ging om een aantal maatregelen om tegemoet te komen aan het recht op onderwijs van de Oekraïense kinderen en jongeren die in Vlaanderen zouden aankomen: capaciteit verhogen, OKAN, Oekraïense expats die al Nederlands kenden inzetten als leraar, CLB’s, zomerscholen, leerlingenvervoer, NARIC, een draaiboek à la corona. Dat was nog work in progress: alles zou vrijdag 11 maart op de Vlaamse regering besproken worden (ook budgettair). De vragen naar details van de Vlaams Parlementsleden kwamen dus eigenlijk te vroeg, maar er klonk overal veel begrip voor die situatie. Dat was het verhaal op de radio ’s ochtends en dat verhaal herhaalde minister Weyts in het Vlaams Parlement. Er zou zeker op korte termijn in de Onderwijscommissie daarop worden doorgegaan. Dus voorlopig kan deze beknopte verwijzing hier wel volstaan. Misschien toch ook nog dit: op een bepaald moment in het actualiteitsdebat, dat uiteraard over veel meer dan onderwijs ging, werd het duidelijk dat een Oekraïense ereconsul en nadien ook de huidige Oekraïense zaakgelastigde voor België op de publiekstribune aanwezig waren. Zij kregen beiden een staande ovatie… een bijzonder ontroerend moment, vond ik.
Maar de actuele onderwijsvraag dan. Enigszins afwijkend van een gewone onderwijsvraag, maar wegens de aard van de zaak uiteraard heel begrijpelijk: de vraagsteller was geen usual suspect voor onderwijsvragen en de minister in dezen was ook niet de onderwijsminister. De bespreking had in zekere zin een hoog Maaslands gehalte: vraagsteller Marino Keulen en minister Lydia Peeters waren de hoofdrolspelers. Het was een belangrijke kwestie, maar wegens de duidelijkheid ervan kan ik er relatief kort over blijven. De lezer herinnert zich overigens ongetwijfeld dat het thema, het leerlingenvervoer voor het buitengewoon onderwijs, naast een lange ook een recente voorgeschiedenis had. Vraagsteller Keulen vroeg wat er nog zat aan te komen en wat de timing was voor de uitrol van extra maatregelen om de reistijd te verkorten?
Het was weliswaar een beetje een ‘getelefoneerde’ vraag tussen partijgenoten, wat vraagsteller Keulen nadien wel tegensprak. Hoe dan ook, goed nieuws mag en moet natuurlijk ook gemeld kunnen worden. Minister Peeters gaf een update van wat er op dit moment als resultaat geboekt was inzake de inkorting van de reistijden voor de leerlingen in kwestie. Ze erkende dat er ook nog werk te doen was op dat stuk. Vraagsteller Keulen verwees naar de hulp van digitale tools en trok het thema open naar andere beleidsdomeinen voor een aanpak op middellange termijn.
Ook van de andere interveniënten klonken er gelukwensen voor Peeters’ aanpak op korte termijn, maar eveneens enige bezorgdheid over de ruimere acties van diverse ministers. Decretaal moest er bijvoorbeeld voor de busbegeleiding nog wel wat gedaan worden. En er waren nog enkele andere haken en ogen ook. Minister Peeters schetste de aanpak met de verschillende beleidsdomeinen en ze legde de laatste hand aan een conceptnota voor een oplossing voor de toekomst. Keulens slotwoord, waartoe ik je graag uitnodig om dat expliciet te lezen, vond ik best wel een terecht en mooi signaal. Het durft weleens anders zijn in de politiek…
Lees de bespreking van de “Actuele vraag over het leerlingenvervoer voor het buitengewoon onderwijs van Marino Keulen” aan minister Lydia Peeters.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen