Toen was het tijd voor iets totaal anders. Loes Vandromme had nog een ander rapport gelezen, met name: een HIVA-studie (nwvr: tenminste, ik vermoed dat ze dat rapport van 2020 bedoelde, ook gelet op het antwoord van de minister later) over onder andere mentoren op werkplekken van leerlingen in systemen van alternerend leren (leertijd, duaal leren of deeltijds beroepsonderwijs). Zo’n mentor speelt een cruciale rol in zo’n opleidingstraject. Vragensteller Vandromme schetste heel mooi de eigen aard van zulke opleidingsvorm alsook belangrijke elementen om rekening mee te houden bij de begeleiding van de leerlingen in kwestie. Maar exacte wetenschap was de relatie tussen leerling en mentor nu ook weer niet. Er werd gesproken van een zoektocht naar een evenwicht tussen voorzichtigheid en loslaten. Knelpunten bij de begeleiding van leerlingen in alternerend leren, die eerder ook SYNTRA Vlaanderen al aankaartte, werden in de HIVA-studie herhaald. Hoe konden scholen vanuit hun expertise over het opleiden van leerlingen de mentoren beter betrekken en ondersteunen in zulke opleidingstrajecten?
Minister Weyts toonde aan dat het decreet zelf waarover het hier eigenlijk ging (het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen) al enkele antwoorden gaf op bepaalde vragen van Vandromme. Maar het HIVA-rapport bewees ook dat er nog groeipotentieel zat in het betrekken van de mentor, met name via professionalisering van de trajectbegeleiders (van de scholen), waarvoor de onderwijsverstrekkers in 2019 en 2020 een budget van 270 000 euro gekregen hadden. De minister verwees nog naar een Europees project (2019-2020) in dat verband. De interessante conferentie op 11 februari 2020 levert voor de geïnteresseerden bijkomende informatie, ook over die professionalisering van trajectbegeleiders (cf. sessie 2.2). Wat het gemeenschappelijke evaluatiesjabloon betrof, -- dat was een van de aanbevelingen in de HIVA-studie --, herinnerde de minister ten slotte wijselijk aan de autonomie van de onderwijsinstellingen.
Vragensteller Vandromme vroeg in de tweede ronde in hoeverre de lerarenopleiding ook betrokken was in het opleiden van trajectbegeleiders en mentoren. Ze legde ook terecht de link naar andere actoren: de VVSG en andere organisaties die zich inzetten voor het verzorgen van mentoropleidingen binnen zorgberoepen, waarover Vandromme diezelfde ochtend minister Crevits van Werk trouwens bevraagd had. Interveniënt Koen Daniëls waarschuwde, ondanks zijn akkoord met de kwaliteitsbekommernis, er evenzeer terecht voor om te zware voorwaarden op te leggen aan de organisatie van werkplekleren. Dat zou contraproductief kunnen uitdraaien. Hij zag concreet nog kansen voor de gewenste professionalisering in de sectorfondsen.
Minister Weyts kon bevestigen dat er momenteel gewerkt werd aan een gezamenlijke visie rond trajectbegeleiding en dat er in het kader van de lerarenopleiding ook plannen waren om modules in te richten voor het opleiden van mentoren en trajectbegeleiders, in samenwerking met de sectoren. Vragensteller Vandromme was blij met de antwoorden. Finaal ging het om een (wellicht soms toch delicaat) evenwicht tussen autonomie van de scholen en een zekere gemeenschappelijke visie op trajectbegeleiding.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over de ondersteuning van mentoren op leerwerkplekken vanuit onderwijs van Loes Vandromme” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen