Twee accenten in de vraag om uitleg van Koen Daniëls over de Onderwijsinspectie: de alternatieve corona-activiteiten van een aantal inspecteurs, maar vooral een kwestie die in het onderwijskwaliteits- en dito eindtermenverhaal deze legislatuur prominent aanwezig was, namelijk de stelling dat de Onderwijsinspectie scholen op de vingers zou tikken die meer leerstof aanboden dan enkel de eindtermen. Vragensteller Daniëls beweerde zelfs daarvan steeds meer signalen te krijgen. Een om nog een andere reden interessante zaak overigens (cf. infra). Hoe zat het met die inspecteurs die in coronatijden een vervangende (leraren)opdracht aangenomen hadden en wist minister Weyts van die signalen waarover Daniëls sprak?
Een 45-tal inspecteurs hadden tijdelijk gewerkt als leraar of ondersteuner. Een evaluatie was gepland. Maar op grond van informatie van inspecteur-generaal Lieven Viaene zelf meldde minister Weyts dat er niets aan was van de praktijken waarover vragensteller Daniëls beweerde steeds meer signalen te krijgen. In de marge merkte de minister niet onterecht op dat de term eindtermen eigenlijk een ongelukkige term was: hij leek op het eind(doel) te slaan, terwijl hij, als minimumdoel, slechts het begin was. “Ik wil ook meegeven dat, naast deze minimumdoelen, elke school in het kader van het eigen pedagogisch project ook ruimte heeft om extra leerplandoelen te realiseren.”, aldus nog de minister.
Vragensteller Daniëls opperde dat de signalen die hij kreeg, misschien dan toch in de doorlichtingsverslagen en/of de mondelinge toelichting daarbij van het doorlichtingsteam als wenken te vinden zouden zijn. Ik was eigenlijk heel blij met de stelling van de twee N-VA-partijgenoten: op andere momenten kreeg ik namelijk al meermaals het gevoel dat voor hen het hele wat in een schoolcurriculum bepaald werd door de overheid en dat een pedagogisch project (cf. vrijheid van onderwijs) alleen een kwestie was van het hoe. Maar, wat dat wat betrof, wat moest een school dan doen, als bleek dat die zgn. minimumdoelen, die eindtermen decretaal behoorden te zijn, al álle onderwijstijd in beslag namen?... En opnieuw had vragensteller Daniëls het ook over “papier” dat niet door de Onderwijsinspectie maar door de school zelf opgelegd zou worden. De voorbije jaren schreef ik daar zelf ook al vaker over.
Interveniënt Loes Vandromme herinnerde aan de commissievergadering van 10 februari 2022 en wilde terecht de diverse rollen in de zgn. kwaliteitsdriehoek bewaken conform het Kwaliteitsdecreet. Vandromme gaf daarnaast een concreet voorbeeld, niet van de signalen die vragensteller Daniëls kreeg, maar wel van een kritiek, op grond van blijkbaar verouderde kaders, van de Onderwijsinspectie op een concrete, innovatieve aanpak van een HBO5-verpleegkundeschool inzake een digitale manier om informatie en kennis door te geven.
Minister Weyts was wel zo verstandig (nwvr: ik interpreteer zijn woorden in mijn eigen woorden) om in te zien dat er misschien soms toch wel een verschil kon zijn tussen wat bepaalde onderwijsinspecteurs bij doorlichtingen in scholen zegden en wat de inspecteur-generaal als algemeen principe vertelde in een gesprek met de minister. Hij kreeg alleszins zelf positieve signalen over de werking van de zgn. Onderwijsinspectie 2.0.
Vragensteller Daniëls besloot met een zekere “pragmatische” opstelling, wat de diverse rollen in de kwaliteitsdriehoek betrof. Nascholing en de vervangingsopdrachten in kwestie van de onderwijsinspecteurs vond Daniëls heel nuttig. Idem ook voor pedagogisch begeleiders die zouden meelopen tijdens doorlichtingen.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over de onderwijsinspectie van Koen Daniëls” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen