Vóór deze commissievergadering waren het thema en de conceptnota over digitalisering al meermaals aan bod gekomen in de Commissie Onderwijs bij diverse vragen om uitleg en andere parlementaire activiteiten. De Vlaamse regering had het ontwerp van visienota (N.B. Dat was toen de gebruikte term.) goedgekeurd op 11 december 2020. Nu was het dus het formele moment waarop minister Weyts daarover in gesprek ging met de leden van de Onderwijscommissie. Waarom niet formeel van een “gedachtewisseling” sprake was op de website van het Vlaams Parlement, ontging mij, maar dat is slechts een detail. Het werd, om meerdere redenen, een boeiende vergadering. Of het toeval was of niet, weet ik niet, maar er werden niet minder dan drie verslaggevers voorgesteld … allen uit Limburg.
Vooraf nog een korte opsomming van enkele interessante documenten, waarvan tijdens de bespreking ook gebruikgemaakt werd: het Vlor-advies en het SERV-advies in kwestie, een enquête van het Kenniscentrum Mediawijsheid en informatie van VICLI (Vlaamse ICT-coördinatoren Liga; en nog meer over het ambt van ICT-coördinator). Nuttig voor wie nog graag wat meer achtergrondinformatie heeft.
In afwachting van het parlementaire verslag kun je natuurlijk altijd al de video van de integrale vergadering bekijken. Minister Weyts gebruikte een handige powerpointpresentatie .
Hieronder wijs ik kort en selectief op enkele grote lijnen van dit dossier die me in het gesprek opvielen. Met name, ook over de ‘politieke wind’ die ook doorheen dit dossier waait, valt wel een woord te zeggen.
Eén. Terwijl het verhaal dan misschien wel vertrokken was vanuit de coronacrisis en haar noden inzake afstandsonderwijs, vond ik het een goede zaak dat minister Weyts het thema breder zag én daarbij benadrukte dat onderwijs finaal nog altijd wel een zaak van mensen van vlees en bloed was (liefst dus: live, fysiek onderwijs). Maar daarbij kon digitalisering zeker een complementaire en interessante rol spelen, zoals trouwens op allerlei plaatsen in het Vlaamse onderwijs door diverse scholen en leraren al vóór deze visienota bewezen werd.
Twee. Wat leraren betrof, die zouden ook digitaal geëquipeerd worden later (N.B. Nu ging het om leerlingen en scholen.), maar dat was nog voorwerp van gesprekken met de sociale partners. Het vooraf al veel besproken voorstel over een apart ambt van ICT-coördinator (in andere onderwijsniveaus dan het basisonderwijs, behalve het hoger onderwijs) zou opgenomen worden in het ontwerp van Onderwijsdecreet XXXI, dat nu in de legistieke molen aan het draaien was (cf. supra).
Drie. Veel minder positief vond ik dat minister Weyts in zijn bijna drie kwartier durende toelichting erin slaagde om inzake professionalisering, -- inderdaad, een cruciaal element in heel dit verhaal --, géén enkel woord te zeggen over de pedagogische begeleiding én over het hoger onderwijs (lerarenopleidingen maar ook andere opleidingen) als actor bij de enorme professionaliseringsuitdaging. Ik bedoel met dat laatste dat hij wel vond dat lerarenopleiders zelf opgeleid moesten worden inzake ICT, maar het was bij hem blijkbaar niet opgekomen dat in de hogescholen (en de universiteiten) ter zake óók heel wat expertise aanwezig is, die in dezen aangesproken zou kunnen worden… il faut le faire. Later vermeldde de minister dat dit verhaal voor het volwassenenonderwijs wél een nieuwe markt betekende, wat positief was, maar hij bleef Oost-Indisch doof toen enkele parlementsleden in hun vragen wel naar de pedagogische begeleiding verwezen. En wat de lerarenopleidingen betrof, daar beperkte de minister zich tot een verwijzing naar de oproep voor pilootprojecten ter versterking van de lerarenopleidingen. Dat dossier ging overigens slechts gedeeltelijk over ICT-scholing en dan ging het nog niet over het inzetten van hun expertise en die van andere hogeronderwijsopleidingen bij de algemene ICT-professionaliseringsuitdaging in het brede onderwijsveld. Hogescholen zitten trouwens zelf (en gelukkig maar) niet stil: een voorbeeld van UCLL, waarvoor ook aandacht was op tvLimburg. Een identieke houding bij commissievoorzitter Karolien Grosemans, maar gelukkig niet bij haar partijgenoten Kathleen Krekels en Koen Daniëls, al beperkte die laatste zijn PB-verwijzing dan wel tot een oproep om alle materialen ook op… Klascement te plaatsen. Het kwam me bekend voor…
Vier. Daarmee zaten we inderdaad bij een ander accent van de minister (en zijn fractie) in dit verhaal: een kennis- en adviescentrum, dat, als ik het tenminste goed begrepen heb, eigenlijk neerkwam op een verdere uitbouw van Klascement (N.B. De minister somde op waarin daarvoor geïnvesteerd moest worden.) en een reeks partnerschappen, waarbij hij dan vermeldde: de RTC’s (N.B. Ook daar was een evolutie hangende, zoals we weten uit een eerdere commissievergadering), VICLI, educatieve uitgevers, maar opnieuw niet: pedagogische begeleiding, hogeronderwijsinstellingen en onderwijskoepels. Meerdere parlementsleden mochten dan wel aandacht vragen voor wat al bestond, maar alleszins zou de overheid in april of mei zorgen voor een inspiratiegids, met o.a. een ‘self scan’, een sjabloon voor een ICT-beleidsplan, FAQ’s, …
Vijf. Gelukkig wezen meerdere parlementsleden, wat zo’n ICT-beleidsplan betrof, op de relevantie van de integratie daarvan in de algemene onderwijsvisie van een concrete school, zeg maar, de verbinding met het eigen pedagogisch project. Het was dus niet zomaar iets technisch, iets neutraals dat als puur middel los zou staan van de visie van de school. En het was dan ook niet alleen maar de zaak van de ICT-coördinator.
Zes. Dat laatste bleek ook uit het feit dat in de context van doorlichtingen en de Onderwijsinspectie er geen apart digitaal kwaliteitskader zou komen, maar dat zo’n kader mee opgenomen zou worden in het algemene kwaliteitskader (R)OK, wat overigens een decretale wijziging zou vergen.
Zeven. Het hoeft geen betoog dat dit ook vooral een verhaal van financiële middelen was (cf. de relancemiddelen van 375 miljoen euro, naast nog enkele andere geldstromen plus de +75%-aantal ICT-coördinatie-uren, cf. presentatie van minister Weyts supra). Hij lichtte daarbij wel goed toe waar de recurrente middelen zaten (cf. ook hoe hij van plan was om, inzake de veroudering van toestellen, in de toekomst leverancier aan i.p.v. afnemer van Digital for Youth te worden), maar meerdere parlementsleden vroegen zich toch af of het voldoende zou zijn. Wel positief was de aandacht voor de sociale digitale kloof. En ja, de bestaande raamovereenkomsten bij de onderwijskoepels, die waren wel oké voor de minister.
Acht. Commissievoorzitter Karolien Grosemans en haar fractiegenoot Koen Daniëls hadden het beiden benadrukt als reactie op vooral het Vlor-advies wellicht: met het ideologisch evenwicht zat het (ook) in dit dossier wel goed volgens hen, dus het evenwicht tussen het overheidsingrijpen (alleen de randvoorwaarden) en de autonomie van scholen en leraren werd helemaal gerespecteerd. Ik denk niet dat we die stelling voor het laatst gehoord hebben deze legislatuur, maar denk alleszins enigszins anders over zo’n, inderdaad fundamentele kwestie.
Reageren op dit commentaar kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen.