Wat zijn de voorrangsregels als meerdere kandidaten voldoen?
Geen voorrangsrecht indien niet voldaan is aan de benoemingsvoorwaarden
Een personeelslid kan alleen een beroep doen op voorrang voor benoeming als het voldoet aan de benoemingsvoorwaarden die zijn opgesomd bij de benoemingsvoorwaarden die gelden voor alle personeelsleden en verdere benoemingsvoorwaarden naargelang het statuut van het personeelslid. Pas wanneer meerdere kandidaten aan de benoemingsvoorwaarden voldoen, komen de voorrangsregels in beeld.
Als meerdere kandidaten aan de benoemingsvoorwaarden voldoen, moeten hun respectieve voorrangsrechten onderling worden afgewogen. De voorrangsregels zijn als volgt:
De voorrang die een personeelslid kan laten gelden voor benoeming, wordt alleen afgewogen tegenover andere personeelsleden die kandideren voor benoeming in dezelfde betrekking. De voorrang geldt niet tegenover personeelsleden die kandideren voor benoeming in andere betrekkingen.
Dit principe is vooral van belang wanneer benoeming niet in alle vacante betrekkingen mogelijk is omdat de school een aantal uren inricht die zijn overgenomen van een andere school of van het voorgaande schooljaar, zie lesuren of uren die zijn overgenomen van een andere school of van het voorafgaande schooljaar.
In een school zijn drie uren AV Lichamelijke opvoeding vacant verklaard: een uur in de eerste graad, een in de tweede graad en een in de derde graad. Hierop is gekandideerd door twee personeelsleden: een bachelor die voldoet aan de voorwaarden om benoemd te worden in de eerste of de tweede graad en nog volledig tijdelijk is, en een master+BPB die voldoet aan de voorwaarden om benoemd te worden in de tweede en de derde graad en reeds deeltijds vastbenoemd is voor dit vak. Er kan echter slechts in 1 uur worden benoemd, omdat de school twee uren-leraar heeft overgenomen van een andere school. Het school-bestuur moet dus beslissen in welk uur een benoeming kan worden uitgesproken, en welke uren tot het einde van het schooljaar ingenomen blijven door een tijdelijke titularis (zie reeds punt 4.2 van deze mededeling).
Hoogste voorrangscategorie: personeelsleden die de leeftijd van 55 jaar bereikt hebben
Een personeelslid dat tijdelijk aangesteld of slechts deeltijds vastbenoemd is en de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, moet benoemd worden indien:
De betrekking moet niet vacant verklaard te zijn op 15 oktober, maar moet wel vacant zijn op 1 januari.
Deze verplichting tot benoeming gaat boven de eventuele voorrangsrechten die andere kandidaten kunnen laten gelden op basis van hun deeltijdse vaste benoeming en/of hun dienstanciënniteit van 960 dagen in de betrokken personeelscategorie.
Een personeelslid is op 1 september 2022 in dienst getreden in een school, nl. in een vacante betrekking van administratief medewerker. Hij had toen reeds de leeftijd van 55 jaar, maar had helemaal nog geen anciënniteit in het onderwijs. Hij vraagt om op 1 januari 2022 te worden benoemd in zijn eigen betrekking die nog steeds vacant is. Deze benoeming is niet mogelijk, aangezien de betrokkene op 31 december 2022 nog niet is aangesteld voor doorlopende duur.
Een godsdienstleraar (geboren op 19 april 1966) is sinds 1 september 2019 in school A aangesteld voor doorlopende duur in een niet-vacante betrekking ter vervanging van een titularis in dienstonderbreking. Op 1 januari 2023 wordt deze betrekking vacant door pen-sionering. Hoewel deze betrekking niet vacant was verklaard op 15 oktober, vraagt het personeelslid om daarin onmiddellijk te worden benoemd op 1 januari 2023.
Aangezien de betrokkene op 31 december 2022 al de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt en op die datum is aangesteld voor doorlopende duur in het ambt van godsdienstleraar en bovendien al sinds 1 februari 2022 (en reeds eerder) in dienst is in school A, moet hij worden benoemd op 1 januari 2023. Die benoeming zou even goed verplicht zijn indien de betrekking wel vacant was verklaard en er andere personeelsleden (zelfs deeltijds vastbe-noemden) zouden gekandideerd hebben voor benoeming in deze betrekking.
Op 1 januari kan een benoeming worden toegekend in één uur AV Aardrijkskunde. Hierop maken twee personeelsleden aanspraak; beiden voldoen aan de benoemingsvoorwaarden.
Deeltijds vastbenoemde personeelsleden die hun benoeming willen uitbreiden
In eerste instantie moet worden nagegaan of het personeelslid voldoet aan de benoemingsvoorwaarden. Louter het feit dat iemand deeltijds benoemd is, volstaat niet om aanvullend benoemd te kunnen worden. Je kan de benoemingsvoorwaarden verifiëren aan de hand van het onderdeel verdere benoemingsvoorwaarden naargelang het statuut van het personeelslid van deze mededeling. Zie voorbeelden 1, 2 en 3 hieronder.
De personeelsleden die deeltijds vastbenoemd zijn in een bepaald ambt én voldoen aan de benoemingsvoorwaarden, hebben voorrang op tijdelijke personeelsleden bij uitbreiding van hun benoeming in datzelfde ambt. Zie voorbeeld 4 hieronder.
Opmerking: Het voorrangsrecht is beperkt tot uitbreiding van benoeming in het ambt waarvoor het personeelslid reeds gedeeltelijk benoemd is.
De personeelsleden genieten voorrang voor uitbreiding van hun benoeming op voorwaarde dat zij:
Belangrijk: Personeelsleden die reeds voltijds vastbenoemd zijn, genieten geen voorrang die het decreet toekent aan personeelsleden die nog maar deeltijds vastbenoemd zijn en hun benoeming willen uitbreiden.
Voor het inroepen van het voorrangsrecht wordt een personeelslid als volgt beschouwd:
Binnen de groep van personeelsleden die aan de benoemingsvoorwaarden voldoen én hun deeltijdse benoeming willen uitbreiden, wordt de hoogste voorrang toegekend aan personeelsleden die, op 30 juni (of 31 augustus voor administratief medewerkers), 960 dagen anciënniteit hebben in de betrokken personeelscategorie. Zie verder personeelsleden met 960 dagen anciënniteit in de betrokken personeelscategorie.
1 Een personeelslid is in school A (schoolbestuur X) in het ambt van leraar deeltijds vast-benoemd en bijkomend tijdelijk aangesteld voor doorlopende duur. In school B (schoolbe-stuur Y) van dezelfde scholengemeenschap is een betrekking als leraar vacant waarvoor de betrokkene een vereist bekwaamheidsbewijs heeft. Op basis van zijn deeltijdse vaste be-noeming meende hij voorrang te genieten. Indien het personeelslid in kwestie deze 360 dagen niet bereikt heeft bij het schoolbestuur waar de benoeming te begeven valt, voldoet het in niet aan de voorwaarden voor vaste benoeming in school B, en is er geen sprake van voorrangsrecht.
2 Een bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs is in het ambt van opvoeder halftijds vastbenoemd en in datzelfde ambt halftijds aangesteld voor doorlopende duur. In zijn school zijn er uren-leraar vacant verklaard waarvoor de betrokkene een vereist bekwaam-heidsbewijs heeft en waarvoor hij kandideert. Hoewel hij deeltijds vastbenoemd is, komt hij niet in aanmerking voor een vaste benoeming als leraar omdat hij niet in dat ambt is aangesteld voor doorlopende duur.
3 Een master + BPB is halftijds vastbenoemd als godsdienstleraar en halftijds vastbenoemd als opvoeder. Hij kandideert voor een uitbreiding van vaste benoeming in het ambt van godsdienstleraar. Hij meende voorrangsrecht te genieten als deeltijds vastbenoemde. Om-dat hij echter op 31 december niet is aangesteld voor doorlopende duur in het ambt van godsdienstleraar, voldoet hij niet aan die benoemingsvoorwaarden en kan hij zijn benoe-ming in dit ambt dus niet uitbreiden op 1 januari. Hij zou daarvoor wel in aanmerking komen als hij op 31 december zou gebruikmaken van een verlof voor tijdelijk andere op-dracht (zie punt 7.4); in dat geval zou hij ook voorrangsrecht genieten.
4 Een personeelslid is deeltijds vastbenoemd als leraar, en is daarnaast tijdelijk aangesteld voor doorlopende duur in het ambt van opvoeder. Hij heeft gekandideerd voor vaste be-noeming in een betrekking van opvoeder. Door zijn aanstelling voor doorlopende duur komt hij wel in aanmerking voor benoeming als opvoeder. Hij kan echter geen voorrangsrecht inroepen op basis van de deeltijdse vaste benoeming die hij reeds heeft, omdat die gelegen is in een ander ambt.
5 Een leraar is deeltijds vastbenoemd voor AV Geschiedenis (z'n enige VE-vak); daarnaast is hij voor doorlopende duur aangesteld in het VO-vak AV Esthetica. Indien hij kandideert voor benoeming in AV Esthetica, kan hij hierbij nog geen voorrangsrecht inroepen, aange-zien hij voor dat VO-vak nog niet benoemd is. Indien hij echter zou kandideren voor uit-breiding van zijn benoeming in het VE-vak AV Geschiedenis zou hij wél voorrang genieten.
6 Een personeelslid is voor een volledige betrekking benoemd in het ambt van leraar bij een zelfde schoolbestuur en in een enkele scholengemeenschap, maar in twee verschillende scholen. Indien hij kandideert voor uitbreiding van zijn benoeming in een van beide scho-len, geniet hij hierbij geen voorrang als deeltijds vastbenoemde: hij is immers reeds vol-tijds vastbenoemd in één ambt bij één schoolbestuur in één scholengemeenschap.
Personeelsleden met 960 dagen anciënniteit in de betrokken personeelscategorie
Een personeelslid dat voldoet aan de benoemingsvoorwaarden (zie benoemingsvoorwaarden die gelden voor alle personeelsleden en verdere benoemingsvoorwaarden naargelang het statuut van het personeelslid) en bovendien 960 dagen dienstanciënniteit heeft in een betrekking van de betrokken personeelscategorie, heeft voorrang op kandidaten die deze 960 dagen dienstanciënniteit nog niet hebben (zie artikel 35 § 2 van het decreet Rechtspositie).
Belangrijk: Deze anciënniteit wordt vastgesteld op 31 augustus voorafgaand aan de benoeming.
De wijze waarop de anciënniteit wordt berekend, is toegelicht in punt 7 van de mededeling "Dienstanciënniteit in het kader van TADD, vaste benoeming, reaffectatie en VVP".
Belangrijk:
Opmerking: Deze anciënniteit mag niet worden geëist van personeelsleden die gereaffecteerd of wedertewerkgesteld zijn na ter beschikkingstelling in het vrij gesubsidieerd katholiek onderwijs (zie vaste benoeming van een personeelslid dat gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is en vaste benoeming in de eigen betrekking van reaffectatie of wedertewerkstelling).
1 Vóór het lopende schooljaar heeft een personeelslid gedurende drie volledige schoolja-ren diensten gepresteerd binnen de scholengemeenschap: twee schooljaren voltijds als le-raar in school 1 (schoolbestuur X) en één schooljaar voltijds als leraar in school 2 (school-bestuur Y). De scholen behoren tot dezelfde scholengemeenschap. Noch bij schoolbestuur X, noch bij schoolbestuur Y heeft betrokkene 960 dagen dienstanciënniteit in het bestuurs- en onderwijzend personeel. Indien de schoolbesturen X en Y beslist hebben om voor het voorrangsrecht geen rekening te houden met de anciënniteit die de personeelsleden ver-worven hebben bij een ander schoolbestuur, zal de betrokkene geen voorrang kunnen in-roepen. Dat hij geen voorrang heeft, neemt niet weg dat hij wel aan de benoemingsvoor-waarden kan voldoen.
2 Een personeelslid is sinds vier jaar voltijds vastbenoemd als leraar, en werd via een verlof voor tijdelijk andere opdracht een volledig schooljaar aangesteld in het ambt van opvoeder. Hij kandideert voor benoeming in het ambt van opvoeder, waarin hij op 31 au-gustus een anciënniteit had van 360 dagen. Daarmee voldoet hij wel aan de benoemingsvoorwaarde (zie punt 7.4), maar kan hij nog geen voorrang inroepen tegenover andere kandidaten, aangezien hij in de categorie van het ondersteunend personeel nog geen 960 dagen anciënniteit heeft bereikt.
Als er meerdere kandidaten zijn binnen dezelfde voorrangscategorie, legt het bestuur bijkomende criteria vast om te bepalen aan wie de benoeming wordt toegekend. Deze criteria moeten worden onderhandeld in het lokaal overlegcomité (LOC).