14 januari 2021 – Hoorzitting over kwaliteitsvol onderwijs met voldoende en sterke leerkrachten (7): een persoonlijke impressie

Aflevering 7 van deze hoorzittingenreeks hoorde de vertegenwoordigers van de onderwijsvakbonden. Hoewel het meeste over dit complexe dossier nu wel zo ongeveer gezegd was (in veelvoud zelfs), vond ik deze laatste aflevering toch ook nog interessant omdat zo elementen vanuit de lerarenpraktijk zelf de nodige aandacht kregen. Ja, het ging over onderwijskwaliteit, maar dan moest er inderdaad ook (beleidsmatig) voor gezorgd worden dat zij die in eerste instantie verondersteld werden die onderwijskwaliteit te realiseren, de leraren dus, daartoe ook in staat gesteld werden. Zoals gezegd, dat ging uiteraard vaak ook gepaard met zaken die we in de hoorzittingenreeks (en andere parlementaire activiteiten) al gehoord hadden. De vorige keer was op 29 oktober 2020. Dus nu nog eens een afsluitende, stevige herhaling met nog wat specifieke personeelskwesties moest wel kunnen. Overigens, een “Loopbaanpact”, hoewel we weten hoe minister Weyts over het format ervan denkt, vergt finaal toch sowieso beide belangrijke actoren: werkgevers én werknemers, naast de overheid.

Waren nu de sprekers van dienst: Koen Van Kerkhoven (secretaris-generaal COC), Nancy Libert (algemeen secretaris ACOD Onderwijs), Koen De Backer (ondervoorzitter VSOA Onderwijs) en Marianne Coopman (algemeen secretaris COV). Bekijk enkele slides van hun presentatie.

Specifiek voor COC vermeld ik hier graag expliciet de COC-knipperlichtennota, die diezelfde namiddag ook voorwerp was van twee vragen om uitleg, waarover je elders op deze pagina’s kunt lezen. Het parlementaire verslag zelf is nog in voorbereiding, maar hierbij alvast een relatief korte, persoonlijke impressie. Je kunt uiteraard, zoals steeds, ook al de video van de integrale vergadering bekijken.

Hieronder wijs ik traditiegetrouw selectief op enkele zaken, maar nu wel enigszins anders dan bij de vorige gelegenheden. Ik ga me beperken, net gelet op het moment van deze hoorzitting binnen het hele dossier in kwestie (namelijk, als laatste hoorzitting in de reeks van zeven), tot slechts enkele meer overkoepelende (politieke en procedurele) zaken. Op heel wat inhoudelijke elementen zal ik dus niet meer ingaan, behalve toch nog hier of daar een bijzonder punt. Mijn belangrijkste inhoudelijke kritische bedenkingen bij de COC-voorstellen heb ik overigens mee opgenomen bij mijn commentaar over de bovenvermelde vragen om uitleg over de COC-knipperlichtennota. Die hoef ik dus hier niet meer te herhalen.

Eén. Het eerste punt heb ik hierboven eigenlijk al vermeld. Met name over de zinvolheid om ook de vakbonden te horen in dit dossier. De diverse andere actoren horen (meerdere onderzoekers lerarenopleiders, de NVAO, ‘belendende’ onderwijsorganisaties, experten van de EU) was allemaal goed en wel. Soms tot vaak zelfs erg boeiend. Je kunt mijn andere stukjes daarover erop nalezen op onze website in het archief van de nieuwsbrieven. Maar in onze goede Vlaamse traditie van sociaal overleg over personeelsaangelegenheden met het oog op beslissingen spelen uiteraard de werkgevers én de vakbonden, naast de overheid, de cruciale rol.

Twee. Wat de concrete organisatie en werkwijze in deze hoorzitting betrof, viel het me op dat parlementsleden (weer) soms onmogelijke vragen kunnen stellen aan de sprekers. Er was in het bijzonder ook die vervelende agendering van twee vragen om uitleg over de COC-knipperlichtennota in de namiddagvergadering op dezelfde dag als de ochtendlijke hoorzitting. Enkele parlementsleden stelden zelfs vooral vragen over de COC-nota ’s ochtends in plaats van over de ruimere presentaties van de hoorzitting zelf. Vervangend voorzitter Loes Vandromme wees daar op een bepaald moment expliciet op en terecht. Tussen haakjes, ondanks de collectieve aanpak door de vier vakbonden (met af en toe wel een inhoudelijk verschil, bv. over de masters in het basisonderwijs) hoorde ik nu van de onderwijscommissarissen geen vraag of opmerking over de overlap tussen de vakbonden als zouden zij dan toch beter één vakbond vormen, zoals bepaalde onderwijscommissarissen wel geneigd zijn te doen, wanneer het gaat over onderwijskoepels of de pedagogisch begeleidingsdiensten… De werkwijze in die hoorzittingen leverde ook binnen deze hoorzitting veel herhaling op, bij politici en bij sprekers. Zeker politici die aan het begin van hun tussenkomst stellig beweren dat ze niets gaan herhalen wat al gezegd is, houden zich vaak niet aan die belofte.

Drie. Nog enkele inhoudelijke elementen van diverse sprekers die ik om diverse redenen vermeldenswaard vind en aangestreept had in mijn notities tijdens de hoorzitting. Koen Van Kerkhoven stelde dat er geen didactiek opgelegd mocht worden via leerplannen. Dat leerplannen niet alles mogen betonneren vind ook ik. Maar niets didactisch daarin verankeren lijkt mij wel vreemd. En nóg vreemder vond ik dat hij zulks niet zei over…eindtermen, waar zoiets net per definitie uitgesloten zou moeten zijn, terwijl de praxis daarvan jammer genoeg soms het omgekeerde laat zien. Marianne Coopman en Nancy Libert spraken expliciet over het zgn. Tijdsbestedingsonderzoek (N.B. uit een vorige fase van het Loopbaandebat; cf. ook mijn commentaar van toen), dat zeker een belangrijk document in dit verhaal blijft. Dat gold ook voor wat Coopman in de antwoordenronde zei over dat toenmalige Plan Basisonderwijs. Historische kennis is en blijft ook hier belangrijk en nuttig. Nancy Libert zei iets moois over een (overdreven) meetcultuur: “Het varken wordt niet vetter door het vaker te wegen.” en legde daarmee een interessant verband naar de actuele onderwijsbeleidssituatie met heel wat middelen voor “centrale toetsen” versus besteding van middelen aan de klaspraktijk. Koen Van Kerkhoven antwoordde op de kwestie van het online gepersonaliseerd leren genuanceerd met de stelling dat leraren er niet voor gekozen hadden om les te geven vanachter een pc, maar wel voor collectief, vormend, fysiek onderwijs en dat de digitalisering natuurlijk wel ondersteunend kon werken. Onderzoek over “alternatieve” werkvormen was nodig. Hoewel dat soort onderzoek niet makkelijk want niet zo eenvoudig repliceerbaar is, voeg ik daar altijd graag aan toe. Ter wille van de vakexpertise van leraren moesten voor Koen Van Kerkhoven zeker ook de vereiste bekwaamheidsbewijzen blijven bestaan.

Vier ten slotte en het belangrijkste in politiek opzicht. Wat was nu eigenlijk de politieke conclusie van deze hoorzitting en bij uitbreiding van de hele reeks hoorzittingen? Hierboven vermeldde ik al de “overheid” als belangrijke actor in dit dossier, samen met de werkgevers en werknemers. Maar wie is heel precies bedoeld daar met de “overheid”? Ik heb het al eens geschreven, geloof ik, maar als er één ding is dat ik in haast 19 jaar “Brussel” nu geleerd heb, dan is het de “pikorde” in het legistieke werk tussen Vlaamse regering en Vlaams Parlement. Ja, in die volgorde dus.

En dus: hoe zat het nu met het vervolg en wie zou daarin wat doen en onder welke vorm? De lezer zal daarover de kern van de zaak (maar helemaal duidelijk is het nog niet op dit moment) ook kunnen lezen in mijn commentaar bij de twee vragen om uitleg over de COC-knipperlichtennota elders op deze pagina’s. In de hoorzitting zelf (dus toen minister Weyts nog aan bod moest komen die namiddag) had Koen Van Kerkhoven een heel mooi beeld, vond ik, voor dat vervolg en het idee erachter kwam ook terug in bepaalde andere presentaties. Het was het beeld van de brandweer bij grote branden: de brandweerspuiten gaan dan niet in één richting, maar ze proberen wel van alle zijden de brand te bestrijden. Toch een waar pact dus, met verschillende dimensies, was de conclusie, met een stappenplan. Of nog: ten minste een ingreep in elk van de vijf (N.B. Zo stond het in de COC-nota; in de gezamenlijke presentatie tijdens de hoorzitting werden vier fasen onderscheiden.) fasen die COC onderscheiden had in de lerarenloopbaan.

Maar wat vonden de politici? Bijvoorbeeld Steve Vandenberghe had duidelijk gezegd dat het inderdaad nu tijd was voor actie en sprak expliciet van een werknota of resolutie. Hij zou dat voorstellen aan de voorzitter van de Onderwijscommissie tijdens de regeling van de werkzaamheden. Ook van andere onderwijscommissarissen (in de voor- en/of namiddag) kwam dat signaal, maar…minister Weyts bleef die namiddag erg stil over het aanvaarden van parlementaire input. Wat het precieze wat, hoe en wanneer van het vervolg zal zijn, is dus nog koffiedik kijken. De opnieuw uitgesproken strategie van minister Weyts om gefaseerd met ad-hocmaatregelen te werken (met voor- en nadelen) zou weleens een domper op het parlementaire enthousiasme kunnen zetten, is mijn inschatting.

Reageren op dit commentaar kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen.

Verwante artikels

OVER DEZE BLOG

Deze blog is niet bedoeld als formeel standpunt van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, evenmin als een puur verslag, maar wel als een niet-neutraal, persoonlijk commentaar op vooral ook politieke aspecten van de parlementaire onderwijsactiviteiten, zowel in de Commissie Onderwijs en de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement als uitzonderlijk ook in een andere vakcommissie die occasioneel relevant kan zijn voor het beleidsdomein Onderwijs.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio