De raamtekst brengt alle facetten voor een observerende en oriënterende eerste graad samen. Zowel de regelgeving vanuit de overheid als de aanbevelingen van Katholiek Onderwijs Vlaanderen komen aan bod. De tekst geeft aan welke ruimte je als school hebt om keuzes te maken voor de organisatie van je school en je onderwijs. Je houdt daarbij rekening met je schoolcontext, pedagogisch project, leerlingenpopulatie…
De studiekeuze van leerlingen verloopt getrapt doorheen het secundair onderwijs. De eerste graad vormt daarin een eerste trede. De leerlingen krijgen er kansen om zichzelf, hun interesses en hun capaciteiten te ontdekken en te ontplooien. Op basis daarvan kunnen ze op het einde van de eerste graad een gemotiveerde keuze maken voor een studierichting of een studiedomein in de tweede graad.
De overheid had het getuigschrift basisonderwijs gekoppeld aan de instroom in de eerste graad op 1 september. Het getuigschrift basisonderwijs gaf daardoor strikt toegang tot de A-stroom. Leerlingen met zo’n getuigschrift konden geen positieve keuze meer maken voor de B-stroom.
Vanaf 1 september 2022 wordt de toegang tot 1B voor leerlingen met een getuigschrift bao weer mogelijk mits een gunstige beslissing an de klassenraad van het eerste leerjaar B, een gunstig advies van het CLB en het akkoord van de ouders.
Leerlingen zonder getuigschrift stromen sowieso in de B-stroom in.
Basisscholen communiceren gegevens over de onderwijsloopbaan van hun leerlingen met het secundair onderwijs. Ze doen dat onder meer via de basofiche. Zo kunnen ze de groeimogelijkheden en aandachtspunten in de benadering van de leerlingen doorgeven. Je kunt daar, rekening houdend met jouw specifieke schoolcontext, in je secundaire school op voort bouwen.
Het is belangrijk dat er ook informatie over de resultaten en de onderwijsloopbaan van je leerlingen naar het basisonderwijs terugstroomt. Basisscholen krijgen daardoor een beter zicht op de evolutie van hun leerlingen. Ze kunnen de data die ze van het secundair onderwijs ontvangen inzetten voor hun kwaliteitsontwikkeling.
We zorgen ervoor dat alle leerlingen in aanraking komen met alle vormingscomponenten. Zo krijgen ze de kans om hun interesses en capaciteiten te ontdekken en ontwikkelen.
Via het nieuwe leerplanconcept Leren en Leven In Kleuren en In Dialoog (LLinkid) sluiten we aan bij het leerplan Zin in leren! Zin in leven! (Zill) van het basisonderwijs én houden we rekening met de eigenheid van het secundair onderwijs.
De nieuwe leerplannen vertrekken vanuit een geïntegreerd geheel van vorming. We laten ruimte voor de professionaliteit van de leraren en geven meer eigenaarschap aan schoolteams. We waarborgen ook de horizontale én verticale samenhang.
Leerlingen zijn niet gelijk, maar wel gelijkwaardig. Daarom willen we alle leerlingen in de eerste graad voldoende uitdagen en tegelijkertijd voldoende ondersteunen. Daartoe voorziet Katholiek Onderwijs Vlaanderen in al haar leerplannen naast basisdoelen, verdiepingsdoelen en mogelijkheden om te verbreden. Verbreding en verdieping zorgen ervoor dat elke leraar op basis van duidelijke criteria een advies kan geven voor de tweede graad.
Verbreding kan ervoor zorgen dat de leerling een duidelijker inzicht krijgt in zijn interesses. Dat kan belangrijk zijn bij zijn keuze voor een studiedomein of studierichting in de tweede graad. Via verdieping kan de leerling een duidelijker inzicht krijgen in zijn abstractievermogen en zo een betere keuze maken voor een finaliteit in de tweede graad.
In de leerplannen van de B-stroom zijn de verdiepingsdoelen afgestemd op de basisdoelen van de A-stroom. Dat zorgt ervoor dat een overstap naar de A-stroom voor intrinsiek cognitief sterke leerlingen die om een of andere reden (taalachterstand …) in de B-stroom zitten, gemakkelijker wordt.
De overheid heeft onderwijsdoelen basisgeletterdheid vastgelegd. Deze doelen moeten door elk individuele leerling op het einde van de eerste graad bereikt worden. De nadruk bij deze doelen ligt op het verwerven, verwerken en gericht gebruiken van informatie. Dat betekent dat de leerlingen moeten kunnen omgaan met taal, cijfers en grafische gegevens en dat ze daarbij gebruik kunnen maken van ICT.
Het is zinvol dat je tot in de derde graad inzet op geletterdheid. Leerlingen moeten immers de kans krijgen om essentiële kennis, vaardigheden en attitudes spiraalsgewijs te verwerven. Dat betekent dat je die kennis, vaardigheden en attitudes doorheen het secundair onderwijs in steeds bredere en complexere contexten aanbiedt. Je beperkt je daarbij best niet tot de basisgeletterdheid die de overheid vastlegt.
De lesuren differentiatie en de basisoptie(s) behoren tot het keuzegedeelte. Je kan er binnen de door de overheid vastgelegde krijtlijnen eigen keuzes maken.
Bij het invullen van het keuzegedeelte is het belangrijk dat je voldoende transparant bent naar ouders en leerlingen. Het keuzegedeelte vormt ook geen voorafname op het vervolgonderwijs.
Als school heb je de mogelijkheid om eigen keuzes te maken binnen het kader dat de overheid voor de lesuren differentiatie vastgelegd heeft.
De overheid heeft de volgende krijtlijnen vastgelegd voor de ‘lesuren differentiatie’:
Als leraar beperk je verdieping en remediëring best niet tot de ‘lesuren differentiatie’. Ze maken deel uit van je lesgebeuren en je didactisch handelen in de klas.
In een observerende en oriënterende eerste graad krijgen leerlingen ook de kans aan hun keuzevaardigheden te werken zodat ze zichzelf beter leren kennen. Het is belangrijk dat je alle leerlingen voldoende mogelijkheden geeft om een gedeelte uit het aanbod van de school vrij te kiezen.
In aanvulling op de algemene vorming ondersteunen basisopties leerlingen om een gemotiveerde keuze te maken voor de tweede graad. Een basisoptie draagt bij tot een goede observatie en oriëntatie van de leerling.
Meer informatie over de basisopties vind je onder de rubriek basisopties.
De overheid geeft scholen de mogelijkheid om op het einde van het eerste jaar de volgende attesten uit te reiken:
Als je ontwikkelingsgericht naar vorming kijkt, gun je de leerlingen twee jaar de tijd om de leerdoelen van de eerste graad te behalen. Leerlingen in de eerste graad zijn immers nog volop op zoek naar zichzelf, hun studiemethode en de juiste studiekeuze. Ze moeten de kans krijgen om zich verder te ontwikkelen en hun zoektocht verder te zetten.
Na het eerste jaar reik je dan ook bij voorkeur een A-attest uit zonder beperkingen voor basisopties of verplichte remediëring.
Waar zinvol kun je op het einde van het eerste jaar een advies formuleren in functie van:
Op het einde van de eerste graad reik je als school een attest uit en formuleer je een goed onderbouwd advies voor elke leerling. De klassenraad brengt daarvoor de capaciteiten en interesses van elke leerling in kaart. Ze gaat na welke studiedomeinen het best bij deze interesses en capaciteiten aansluiten en welke finaliteit ze daaraan koppelt.
Meer informatie over delibereren en oriënteren vind je in de tekst ‘De delibererende klassenraad op het einde van het 1ste leerjaar A of B van de eerste graad van het gemoderniseerde secundair onderwijs’.
Hoe kan jouw schoolorganisatie de observerende en oriënterende eerste graad ondersteunen?
Als scholengemeenschap kun je investeren in een eerste graad die ten volle haar oriënterende en observerende rol kan vervullen. Daartoe voorzie je een transparant, evenwichtig en stabiel aanbod van basisopties. Daarbij hou je rekening met de maatschappelijke ontwikkelingen, maar ook met de context, de leerlingenpopulatie, het pedagogisch project en de draagkracht van het personeel van de betrokken scholen.
De scholen van eenzelfde scholengemeenschap (of van alle betrokken scholengemeenschappen binnen eenzelfde regio) spreken onderling af:
Elke scholengemeenschap heeft de maatschappelijke opdracht om, in functie van de instroom, een voldoende aanbod van de B-stroom te voorzien.
Je kunt als school diverse keuzes maken bij het invullen van de lesuren differentiatie en het aanbod van basisopties. Opdat leerlingen een goede studiekeuze kunnen maken, zorg je best voor een transparante communicatie. Dat kan onder meer door:
Je kunt ook de ‘raamtekst observerende en oriënterende eerste graad’ downloaden.
De modernisering maakt het mogelijk om binnen een afgelijnd kader als school autonoom en vanuit het eigen beleidsvoerend vermogen keuzes te maken voor de organisatie van kwaliteitsvol onderwijs en daarbij rekening te houden met de eigen schoolcontext, het eigen pedagogisch project en de leerlingenpopulatie.
Eens geïmplementeerd is het belangrijk om stil te staan bij hoe de uitvoering is gelopen, wat de effecten zijn en zowel het proces als de keuzes te evalueren. Dat zorgt voor een continu, actief, cyclisch en dynamisch proces.
Het reflectie-instrument helpt je als schoolteam om op een kwaliteitsvolle manier stil te staan bij de keuzes die je gemaakt hebt en de nieuwe doelen en acties die (nog) gepland dienen te worden.
Ook voor de vakgroep is er een reflectie-instrument voorzien om via de kwaliteitsvragen de vakspecifieke aanpak van de beleidsbeslissingen cyclisch en systematisch te evalueren.
De school kan steeds beroep doen op de pedagogische begeleidingsdienst om deze instrumenten in te zetten binnen de eigen context.