Moderealisatie: het behalen van de beroepskwalificaties

In de derde graad moderealisatie behalen leerlingen, naast meer algemene vorming, doelen die leiden naar vier beroepskwalificaties. De leerlingen verwerven die doelen zowel binnen een schoolse context als via stages. De klassenraad overlegt om te bepalen als die doelen in voldoende mate behaald zijn. In dit document focussen we enkel op de beroepskwalificaties.

Situering

sla link op in klembord

Kopieer

In de studierichting moderealisatie behalen de leerlingen de doelen die leiden naar de beroepskwalificaties:

  • Operator productielijn kleding, confectie en meubelstoffering
  • Operator retouche kleding- en confectieartikelen
  • Operator strijkafdeling kleding- en confectieartikelen en textielverzorging
  • Winkelverkoper

Hiertoe verwerven de leerlingen competenties binnen de schoolcontext en lopen ze ook stage waarin aan een aantal van de beroepsgerichte doelen wordt gewerkt. De school beslist in samenspraak met de leerling in welke context(en) de stage zal doorgaan. Het is niet noodzakelijk dat elke leerling in alle contexten stage loopt. Wel kunnen doelen uit de ene context eveneens aan bod komen in de andere context.

De stageactiviteitenlijst biedt houvast om na te gaan of de leerlingen de nodige competenties hebben bereikt. De school bepaalt welke competenties in de stageperiode moeten bereikt worden. We focussen in dit document enkel op de doelen die leiden naar de beroepskwalificaties (BK’s). Ook de andere leerplandoelen maken uiteraard deel uit van de globale beoordeling. De klassenraad blijft bevoegd om autonoom, binnen het regelgevend kader (APR 3), beslissingen te nemen.

Handvatten voor de delibererende klassenraad: wanneer kan je oordelen dat de leerlingen de beroepskwalificaties in voldoende mate hebben behaald?

sla link op in klembord

Kopieer

Opm.: In de onderstaande voorbeelden gaan we ervan uit dat de leerlingen zowel in het vijfde jaar als in het zesde jaar stage lopen. De gevolgde redeneringen kunnen ook toegepast worden als je andere keuzes maakte.

  • Ga in de globale beoordeling uit van hoe de leerlingen presteerden in de beide leerjaren.
    • Voorbeeld: de leerling behaalt een voldoende voor de doelen die leiden naar de BK’s (les + stage) in zowel het vijfde als het zesde jaar: A-attest.
    • Voorbeeld: De leerling haalt tekorten op doelen die leiden naar de BK’s. Neem de hieronder geformuleerde richtvragen mee in je afweging. Zie voorbeelden in punt 3.

  • Richtvragen ter overweging:
    • Focus je bij de eindbeoordeling eerder op de competenties dan op de context waarbinnen de competenties zijn behaald? Zo werken de leerlingen zowel binnen de context van assemblage, afwerking als retouche met stik- en strijkapparatuur.
    • Maak je in je eindbeoordeling een onderscheid tussen de doelen die leiden naar de verschillende BK’s? Bereikte de leerling de doelen die leiden naar één BK in de context van een ander BK? Dan kan je die competentie als ‘bereikt’ beschouwen.
    • Bereikte de leerling de doelen die leiden naar de BK’s in een (gesimuleerde) schoolcontext?
    • In welke mate krijgen leerlingen de kans om op school aan te tonen dat ze specifieke doelen of aspecten, realiseren of al gerealiseerd hebben? bv. via remedieringsopdrachten?
    • Wat is de reden dat de leerling bepaalde doelen binnen een bepaalde context niet behaalde? Bv. lukt het wel onder sterke begeleiding, maar nog niet zelfstandig? Lukken doelen die eerder van administratieve of voorbereidende aard zijn wel, maar de eerder vaktechnische doelen nog niet? Ligt een bepaalde context moeilijk? Vormt de cultuur van de stageplaats een hinderpaal? Was de stageplanning niet in het voordeel van de betrokken leerling, bv. eerste trimester vijfde jaar? Kwamen bepaalde activiteiten onvoldoende aan bod om voldoende te kunnen groeien?
    • Wat is het gewicht van de betrokken competenties binnen het geheel van de beroepscompetenties? Zo hebben LPD 3 en LPD 11 een groter gewicht dan bv. LPD 5 of LPD 9.
    • Hoe ging de leerling om met de feedback op de niet behaalde doelen (remediëring)? Lukt het de leerling in gesimuleerde contexten op school wel om de betrokken doelen te bereiken? Maakte de leerling een groei door in het bereiken van de competentie?
    • Welke groeiperspectief heeft de leerling? Heb je er vertrouwen in dat de leerling in iets meer tijd of met meer maturiteit in staat zal zijn om de betrokken competenties wel te bereiken?

Voorbeelden

sla link op in klembord

Kopieer

Voorbeeld 1

sla link op in klembord

Kopieer

  • De leerling haalde een voldoende voor de eerder theoretische leerplandoelen die leiden naar de BK’s.
  • De leerling is geslaagd voor de doelen die gekoppeld werden aan de stage voor retouche.
  • De leerling is niet geslaagd voor de stage verkoop. De tekorten doen zich vooral voor op het vlak van klantencontact en communicatie.
  • Op school bereikt de leerling wel de doelen i.v.m. socio-communicatieve vaardigheden in eenvoudige gesimuleerde situaties. Voor de communicatieve competenties bleek vanuit de retouchestage geen probleem. De vaktechnische informatie geven lukt daar wel.
  • Besluit: Je zou kunnen oordelen dat de leerling wel kan slagen want de sociale en communicatieve doelen waren in de retouchestage wel voldoende bereikt. Ook in schoolse context lukt het wel, maar moeilijk. Wellicht kan de leerling verder groeien op het vlak van communicatie wanneer die mits meer ervaring voldoende zelfvertrouwen kan opbouwen. Deze leerling zou het uitstekend kunnen doen in een zevende leerjaar ‘ontwikkelaar prototypes'.

Voorbeeld 2

sla link op in klembord

Kopieer

  • De leerling is geslaagd in het vijfde jaar.
  • De leerling haalt in het zesde een onvoldoende op stage in het zesde jaar. De stage vindt plaats in het tweede trimester.
  • De leerling toont via remediëringsopdrachten (schoolse context) aan dat hij gegroeid is en een aantal tekorten heeft weggewerkt.
  • Besluit: je zou kunnen oordelen dat de leerling de doelen die leiden naar de beroepskwalificaties in voldoende mate heeft bereikt.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio