De leerlingen benoemen in een historische beeldvorming historische redeneerwijzen in termen van:
Een historische beeldvorming bestaat niet uit een oplijsting van losse brokjes historische informatie uit bronnen. Die brokjes worden pas tot een beeld geweven door ze met elkaar te verbinden. Dat proces van beeldvorming gebeurt continu in lessen en in leermateriaal, maar vakdidactisch onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat leerlingen die relaties niet altijd vatten. Daarom is het noodzakelijk om er expliciet op in te gaan. Een eerste stap daarbij is het herkennen van historische redeneerwijzen. In volgende fasen kunnen ze dan de transfer maken en ze toepassen op andere historische situaties.
De leerlingen wijzen in een gegeven beeldvorming enkele historische redeneerwijzen aan.
Redeneerwijze – expliciet Redeneerwijze – impliciet oorzaak “reden”
“door deze…”, “daardoor”, “hierdoor”, “doordat”, “waardoor”
“ligt aan de basis van”
“zette … in gang”
“zodat”, “omdat”
“daarom”
“veroorzaken”, “beïnvloeden, “versterken”, “bevorderen”
“impuls”, “voedingsbodem”, “achtergrond”
“dat komt door…”, “dat heeft alles te maken met…”, “… verklaart waarom” gevolg “daardoor kwam het tot”
“liep uit op”
“leidde tot”
“resulteerde in”
“een uitloper”
“verklaart waarom…” aanleiding “aanzet”
“de druppel die de emmer deed overlopen”
“zette … in gang” toeval “(totaal) onverwacht”
“plotseling”
“uit het niets”
“een samenloop van omstandigheden”
“per ongeluk” continuïteit “geen verandering”
“nauwelijks verandering”
“(bleef) hetzelfde”
“bleef gelijk”
“bleef bestaan” verandering “wijzigen”
“niet hetzelfde”, “iets anders” evolutie “geleidelijke verandering”, “over een langere tijd”
“ontwikkelde zich geleidelijk”, “ontwikkelde zich traag” revolutie “radicale verandering”, radicale ommekeer”, “plotse ommekeer”
“totale omslag”
“op (heel) korte tijd” gelijktijdigheid “op hetzelfde moment”
“tegelijkertijd” ongelijktijdigheid “daar veel later”
“daar veel vroeger”
Oefening op redeneerwijzen over het thema De Pest.
a) De kaart (zie rechts) geeft de verspreiding van de pest over Europa weer. Welke VERANDERING, kenmerkend voor de late middeleeuwen heeft bijgedragen aan deze verspreiding?
b) De kruistochten waren al afgelopen, toen de pestepidemie uitbrak. Waarom kan je – op basis van de kaart – indirect toch een VERBAND leggen tussen deze twee gebeurtenissen?
Tekst uit Storia 3 TSO, p. 55
Wij weten nu dat de pest wordt verspreid door een bacterie, maar geleerden in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd weten helemaal niet dat er zoiets als ziektekiemen bestaat. De gebrekkige hygiëne is een ideale kweekbodem voor allerlei ziekten. De bevolking is bovendien verzwakt door voedseltekorten. Al vanaf het begin van de 14de eeuw kan de landbouw de bevolkingsgroei niet meer volgen. Tot overmaat van ramp mislukken de oogsten enkele jaren na elkaar. Door de hongersnood is de bevolking extra vatbaar voor ziekten.
a) Welke MENSELIJKE FACTOREN hebben bijgedragen aan de verspreiding van de pest?
b) Welke STRUCTURELE FACTOREN hebben bijgedragen aan de verspreiding van de pest?
Vanuit welk PERSPECTIEF schilderde Lucas Cranach de Jongere? Was hij pro Luther of pro de paus?