Leerplandoel 19

De leerlingen tonen aan dat de beperkingen inherent aan bronnen gevolgen hebben op historische beeldvorming.

Waarom?

sla link op in klembord

Kopieer

Veel auteurs, zowel van handboeken als van historische werken, proberen een heel overtuigend en bevestigend verhaal te vertellen. Ze verwijzen nauwelijks naar de beperkingen van bronnen en de impact daarvan op historische beeldvorming. Door die relatie expliciet te maken, kunnen we leerlingen tot meer genuanceerd historisch denken brengen. Historische beeldvorming is altijd onvolledig en bevat onvermijdelijk altijd een perspectief.

Wat?

sla link op in klembord

Kopieer

Leerlingen leren oog krijgen voor de inherente beperkingen van bronnen en hoe die historische beeldvorming beïnvloeden: ze zijn vernietigd, raken zoek of beschadigd, zijn onvolledig en bevatten een perspectief. Bronnen bieden dus altijd maar een partieel beeld.

Aandachtspunten

sla link op in klembord

Kopieer

  • Het gaat niet alleen over ‘technische’ problemen met bronnen, zoals bronnen die beschadigd raken of verdwijnen. Het gaat evenzeer om de perspectieven die bronnen omvatten, de standplaatsgebondenheid van de maker/auteur.
  • Het beheersingsniveau van deze doelstelling is ‘begrijpen’. Leerlingen moeten dus het inzicht vatten en zelf onder woorden kunnen brengen, zonder de verplichting om het in een concreet voorbeeld toe te passen.
  • Goede historici bespreken heel open de beperkingen van hun bronnenmateriaal. Ze zijn ook voorzichtig in hun uitspraken en maken dikwijls een onderscheid tussen wat ze zeker weten en waarover twijfel heerst. Dan gebruiken ze woorden als ‘misschien’, ‘blijkbaar’, schrijven ze in de voorwaardelijke wijs (‘zou kunnen’) etc.

Hoe?

sla link op in klembord

Kopieer

Je kunt leerlingen vragen om het lesbegin te beschrijven en dan de verschillende versies te laten vergelijken. Dan zullen ze merken dat bijna iedereen op andere zaken let. Dat betekent ook dat heel wat informatie ontbreekt, van de kleur van de muren tot de temperatuur in de klas. Bovendien zul je zien dat leerlingen zaken anders interpreteren: de ene vond het saai, de andere leuk, interessant … Volledige, objectieve bronnen zijn dus onmogelijk en dus kun je achteraf ook niet tot een volledige, objectieve beeldvorming komen.

Je kunt een bron (een bord of tas) in een juten zak steken zonder dat de leerlingen zien wat er in de zak zit. Vervolgens sla je met een hamer het object kapot. Je haalt dan een stuk bron uit de zak en vraagt aan de leerlingen welk object het was. Op die manier kun je de verhouding tussen bron en beeldvorming aanschouwelijk maken, althans het meer technische aspect: in geschiedenis hebben we slechts fragmenten van het verleden en is het beeld daardoor altijd een – weliswaar beredeneerde en beargumenteerde – inschatting.

Je kunt hier opnieuw de werkvorm gebruiken die ook bij leerplandoel 12 (bruikbaarheid van bronnen) vermeld werd. Leerlingen brengen een persoonlijk voorwerp mee dat iets over de leerling henzelf vertelt. In een volgende les kunnen de voorwerpen in groep op tafel gelegd worden. Dan vertel je dat ze zich het volgende moeten inbeelden: alleen die voorwerpen zijn bewaard en een historicus zich in 2100 afvraagt wat het voedingspatroon van jongeren was tijdens het eerste kwart van de 21ste eeuw ontspanden. Zal de historicus die vraag goed kunnen beantwoorden?

Regelmatig duiken in de media artikels op over historische vondsten die een nieuw licht werpen op de geschiedenis. Zeker voor de prehistorie gebeurt dat heel regelmatig. Dat is heel dankbaar materiaal om de impact van bronnen op beeldvorming ter sprake te brengen.

Je kunt een beschrijving geven van een prehistorisch graf of vindplaats en dan leerlingen laten nadenken welke vragen we met de gevonden info wel, en welke vragen we niet kunnen beantwoorden. Zoals vaker bij historisch denken zijn de antwoorden niet eenduidig, dat blijkt onder meer uit het voorbeeld hieronder. Vraag dus steeds aan de leerlingen om hun antwoord te motiveren. Opgelet: deze oefening is strikt genomen al op een hoger beheersingsniveau dan gevraagd in het leerplandoel, het gaat eerder om een toepassing.

Voorbeeld:

In 2005 werd in het Franse dorpje Laveau een Keltisch graf gevonden. Archeologen konden vaststellen dat het dateert uit de 5de eeuw voor Christus. Het lag onder een grafheuvel met een diameter van 40 meter. Vermoedelijk is er een Keltische prins begraven. Hieronder staan enkele gevonden objecten opgelijst. Doorstreep de onderwerpen die je met deze voorwerpen niet kan traceren of behandelen.

Je kunt fragmenten gebruiken van historici die wel een blik geven in hun keuken en die de problemen en uitdagingen die bronnen stellen, expliciet aan bod laten komen.

  • Marc Reynebeau in Het nut van het verleden. Lannoo, 2007, p.11.
    “Het verleden is als een vaas waarvan alleen wat scherven overblijven. Dat is waar historici het mee moeten doen, met scherven. Die proberen ze dan weer aan elkaar te lijmen. Als het een beetje meevalt, kunnen ze vermoeden dat ze van een vaas afkomstig zijn. Maar misschien ging het om een heel ander soort vaas dan ze eerst in gedachten hadden. De enige zekerheid die ze kunnen hebben, is dat niets zeker is. Hun resultaat kan nooit meer zijn dan een aaneengelijmd zootje. Het zal nooit meer de ‘echte’ vaas zijn die ze ooit was. Het kan alleen maar ‘een’ vaas zijn, een benadering, een beeld daarvan. Of er nog bloemen in kunnen staan, valt te betwijfelen. En nadat iemand het heeft geprobeerd, komt iemand anders langs die wat handiger is in het kleven. Of die wat meer scherven heeft teruggevonden. Of iemand die met een nieuw type lijm komt aanzetten. Uit al dat plakwerk komt altijd een andere vaas tevoorschijn.”
  • Fik Meijer in Bejubeld en verguisd. Helden en heldinnen in de oudheid. Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2008, p.109.
    “Hoewel Polybius en Livius [twee geschiedschrijvers] op vele punten van mening verschillen zijn ze het erover eens dat de Carthager Hannibal (246-183 v.Chr.) de Romeinen meer dwars heeft gezeten dan welke andere vijand ook. Alleen al om die reden is het jammer dat er geen teksten zijn overgeleverd die ons de Carthaagse visie bieden op zijn onverzoenlijke, levenslange vijandschap met Rome. Vermoedelijk zijn die bij de verwoesting van Carthago in 146 v.Chr. verloren gegaan. Ze zouden een mooi tegengewicht hebben gevormd voor het werk van Livius, die ons vertelt dat de haat Hannibal bijna met de paplepel was ingegeven door zijn vader [...].”
  • Geert De Mol in een bijdrage aan Wereldgeschiedenis van Vlaanderen. Polis, 2018, p.24.
    “Caesar […] is meteen ook een van onze belangrijkste bronnen van informatie over de oude Belgen in het algemeen en over de Nerviërs in het bijzonder, hoewel ook andere Romeinse en Griekse schrijvers bruikbare informatie leveren. Hierbij moeten we ons echter steeds de vraag stellen in welke mate en waarom Caesar en andere schrijvers uit de oudheid soms verkeerde informatie over deze stammen verspreiden. In het geval van Caesar moeten we twee factoren in rekening brengen: de redenen waarom hij De Bello Gallico schrijft en de Grieks-Romeinse kijk op de niet-Romeinse barbaar. Beide factoren beïnvloeden immers het beeld dat Caesar en ook andere schrijvers ophangen van de Belgen en meer specifiek de Nerviërs.”
  • Jeroen Wijnendaele. Romeinen en barbaren. De ondergang van het Romeinse rijk in het Westen. Davidsfonds, 2013, p.11-12.
    “Waar we over een hoorn des overvloeds beschikken aan bronnen om de twintigste eeuw in kaart te brengen, tasten we voor de vijfde eeuw in het schemerduister. Een van de grootste historici van het laat-Romeinse Rijk schetste het probleem perfect: ‘In die tijd schreven honderden mensen overvloedig over allerlei onderwerpen; en veel van hun geschriften zijn bewaard; maar onder hen bevindt zich geen enkele geschiedenis van contemporaine (eigentijdse, wat op het moment zelf gebeurde) gebeurtenissen , en het relaas moet worden samengesteld met fragmenten, ondermaatse kronieken (boeken met een opsomming van gebeurtenissen), incidentele (sporadisch, af en toe) verwijzingen van dichters, retoren (mensen die toespraken houden) en theologen (godsgeleerden). […] Nergens sinds de tijd van Alexander de Grote voelen we zo sterk dat de schaarste van de bronnen afbreuk doet aan de impact van de gebeurtenissen.’”
  • Jona Lendering en Vincent Hunink. Het visioen van Constantijn. Een gebeurtenis die de wereld veranderde. Omniboek, 2018, p.12.
    “Nog zo’n vraag: hoe zag het christendom in de vierde eeuw er eigenlijk uit? De christelijke bronnen, voor een belangrijk deel geschreven door bisschoppen en andere beroepsgelovigen, wekken de indruk dat het gaat om een exclusieve cultus: wie zich liet dopen mocht de oude goden niet langer vereren en omgekeerd vereerden de heidenen, wie dat ook waren, Christus niet. Dit is het dominante beeld gebleven: tot in onze tijd wordt het vreemd gevonden als iemand én christen én hindoe is. In de Oudheid sprak dit niet vanzelf. Een voorbeeld is de Romeinse officier Bacurius, die leefde aan het eind van de vierde eeuw, toen het heidendom al was geïmplodeerd [ingekrompen] en het christendom de dominante religie was geworden. De christelijke auteur Rufinus beschouwde deze Bacurius als christen, terwijl de heidense auteur Libanios meende dat de man de oude goden in ere hield. Beiden waren met hem bevriend en er is geen reden aan te nemen dat een van hen liegt. De officier moet zich beleefd hebben aangepast aan zijn gastheren: in het ene gezelschap zal hij het Onzevader hebben gebeden en in het andere tot de huisgoden.”
  • Wouter Dhaeze in een andere bijdrage aan Wereldgeschiedenis van Vlaanderen, pp.30-31.
    “De stemming van het Britse volk ten gunste van een brexit zorgde voor een schokgolf in Europa. Maar deze houding is niet zo ongewoon; gescheiden van het continent door de Noordzee en het Kanaal maakte Brittannië een lange traditie van afscheuringen door. De twijfelachtige eer van de allereerste komt de Menapiër Carausius toe, de bouwdegen die het van simpele loods tot keizer van Brittannië en Noord-Gallië schopte. Carausius was afkomstig uit onze contreien. Veel over hem is niet bekend, maar wat we wel weten, leest als een spannende thriller. Jammer genoeg zijn de historische bronnen die over hem vertellen niet helemaal te vertrouwen, want de meeste zaken lezen we in lofredes die zijn tegenstanders ophemelen en hem in een negatief daglicht plaatsen. Daardoor is het niet altijd gemakkelijk om feit van fictie te onderscheiden. Betrouwbaarder zijn de munten die hij sloeg vanaf het moment dat hij keizer werd.”
    Carausius was een Menapiër, die zich tijdens Romeins keizer Maximianus' campagne in 286 tegen rebellen in het noorden van Gallië had weten te onderscheiden. Dit succes en zijn vroegere beroep van loods brachten hem een benoeming tot commandant van de Classis Britannica, een Romeinse vloot die in Het Kanaal was gestationeerd, met de verantwoordelijkheid om Frankische en Saksische piraten, die de kusten van Armorica en Gallia Belgica onveilig maakten, te elimineren. Hij werd er echter van verdacht om buitgemaakte schatten achter te houden en om de piraten toe te staan eerst raids uit te voeren en zich te verrijken alvorens actie tegen hen te ondernemen. Ook zou hij voormalige piraten als bemanningslid op zijn vloot hebben aangeworven. Op basis van deze verdenkingen beval Maximianus zijn executie.

Je kunt leerlingen bewust maken van de impact van het vernietigen van bronnen.

  • Je kunt verwijzen naar het achteloos ‘vernietigen’ van bronnen in hun dagelijks leven: papieren die in de papiermand belanden, een gsm die crasht waardoor contacten verloren gaan.
  • In de geschiedenis zijn er momenten van bewuste ‘beeldenstormen’ geweest

IS-strijders die bewust cultureel erfgoed vernietigen 

Hier staat ingevoegde content uit een social media netwerk dat cookies wil schrijven of uitlezen. Je hebt hiervoor geen toestemming gegeven.Klik hier om dit alsnog toe te laten.

Een bekend voorbeeld uit de Klassieke Oudheid is de damnatio memoria. Daaraan kun je een intrigerende vraag koppelen: als mensen uit het publieke geheugen gewist werden, waarom weten we dan nog wel wat over hun leven? Het blijkt toch niet zo eenvoudig om een dergelijke operatie consequent uit te voeren.

Over deze databank

In deze databank ondersteunen we je vanuit de pedagogische begeleiding tot op de klasvloer. Je vindt hier didactische tips, praktijkvoorbeelden, leerinhoud ...

×
Kijkt als...
Niveau
Regio