De geclusterde drie vragen om uitleg hadden alle te maken met corona en bewegen op school, maar er waren twee verschillende accenten. Kathleen Krekels had in de pers gelezen over de negatieve impact van corona (en de lockdowns) op sporten en bewegen op school. Had minister Weyts zicht op die situatie in de scholen en aan welke maatregelen dacht hij ter zake? Koen Daniëls had dezelfde pers gelezen, maar vertrok van een pleidooi van de Bond voor Lichamelijke Opvoeding (BVLO) voor een extra opleiding voor leraren lichamelijke opvoeding in spe. De sluiting van de sporthallen en beperkte stagemogelijkheden op school speelden de sportstudenten parten. Waren er duidelijke signalen dat de coronacrisis zorgde voor een daling van de basiskennis bij toekomstige turnleraren en van de sportpraktijkervaring? Konden zij eventueel ingezet worden in een zomerschool? Kristof Slagmulder had ongeveer dezelfde vragen als Koen Daniëls.
Minister Weyts ging speels om, in de derde persoon (enkelvoud, gelukkig…), met zijn twee verschillende ministerpetjes. Sporten was heel belangrijk, inderdaad. Met collega-ministers had hij een omzendbrief opgemaakt die toeliet dat scholen voor hun activiteiten gebruikmaakten van de sportinfrastructuur van lokale besturen en scholen in de buurt van de schoolomgeving. Sommige lokale besturen hadden de coronabeperkingen namelijk nogal strikt geïnterpreteerd. De pedagogische begeleidingsdiensten en de BVLO waren belangrijke partners van de scholen voor ondersteuning en hulp bij de organisatie van lessen lichamelijke opvoeding. Daarnaast waren ook creatieve oplossingen mogelijk, waarbij de minister verwees naar MOEV (Motivatie, Ondersteuning, Expertise, Vernieuwing - Vlaanderen - Vitaliteit). Voor de vragen over de toekomstige leraren LO legde de minister uit dat ook daar allerlei richtlijnen (stagiairs op school, practica op de campus) bestonden en hij riep de opleiders op tot creativiteit. De zomerscholen konden ook een opportuniteit zijn op voorwaarde van voldoende scholing.
Kathleen Krekels wilde nog een signaal vanuit de Vlaamse Scholierenkoepel aan de minister doorgeven, vroeg naar de werking van MOEV in coronatijden en breidde de scope van haar oorspronkelijke vragen wel erg ver uit naar nog andere bewegingsaspecten in de beleidsnota. Konden de stages eventueel ook niet in sportclubs, wilde Koen Daniëls nog weten. Het idee van de zomerscholen stemde ook Kristof Slagmulder tevreden, maar zijn bijkomende element over een bijscholingstraject was fysisch niet meer verstaanbaar. Interveniënt Jo Brouns kwam met het idee van bekende gezichten voor een grootschalige bewegingscampagne of een heuse Vlaamse bewegingsolympiade. Interveniënt Steve Vandenberghe kwam terug op zijn al oudere stokpaardje van lichamelijke opvoeding in het basisonderwijs (en in het secundair onderwijs): zat de organisatie daarvan in het algemeen, dus los van corona, wel goed? “Nee”, hoorde ik hem denken.
Minister Weyts hernam kort enkele zaken die gezegd waren. Hij sprak van campagnes, zoals die hij als minister van Sport gelanceerd had: de campagne ‘Goede voornemens’, waarbij ook lokale besturen ingeschakeld werden. De werking van MOEV (met bv. in samenwerking met Sport Vlaanderen de campagne ‘Sport beweegt je school’) was dan weer noodgedwongen digitaal geworden, maar ook dat bood mogelijkheden voor scholen. Zijn belangrijkste ambitie ten slotte was toch – en hij had de onderhandelingen daarvoor zelf geleid – om het mogelijk te maken dat de groep van 12- tot 18-jarigen opnieuw kon sporten. Dat was gelukt en hopelijk zou daar ook gebruik van worden gemaakt door de betrokken leeftijdsgroep.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over de impact van de lockdownperiodes op het bewegen op school van Kathleen Krekels, over een extra opleiding tot leerkracht lichamelijke opvoeding van Koen Daniëls en over de gevolgen van de coronacrisis op de stages van studenten lichamelijke opvoeding van Kristof Slagmulder” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen