Een goede week eerder hadden we het in De Standaard (voor abonnees) kunnen lezen. Het had vier onderwijscommissarissen een vraag om uitleg doen indienen. Voorzitter Karolien Grosemans beet de spits af. Eerst enkele elementen uit de regelgeving in kwestie, dan twee vragen: waarom had minister Weyts de opgeschorte Vlaamse reaffectatiecommissie weer opgestart en welke invloed zou de snellere vaste benoeming hebben in dat verband? Kort en goed geformuleerd. Mochten we die aanpak maar wat meer zien in deze commissie. Steve Vandenberghe weidde al meer uit en stelde meer, maar zeker ook wel pertinente, meer kritische vragen. Johan Danen verruimde het thema nog verder naar visie en beleid, wat de rechtspositie van beginnende leraren en van het Vlaamse onderwijspersoneel in het algemeen betrof, wat ik eigenlijk wel een pluspunt vond. Hij verwees zelfs naar een recent Knack-interview (voor abonnees) met onderwijsjuriste Evelien Timbermont, die zelfs stelde dat de Vlaamse regelgeving in strijd was met de Europese regels (N.B. Een interessant artikel, maar met wel enkele onzorgvuldigheden). Danen had heel wat vragen over de werking en impact van de Vlaamse reaffectatiecommissie, maar ook veel ruimer over de personeelsregelgeving zelf (“Zou u (…) een grondige denkoefening willen starten over een andere structuur van de rechtspositie van leerkrachten?”). Jan Laeremans ten slotte had ook vele woorden nodig, incl. zijn eigen ervaring ter zake, om ongeveer dezelfde kritische vragen te stellen.
Minister Weyts duidde zeer goed deze belangrijke aangelegenheid van het personeelsbeleid in het onderwijs, als principe en in de concrete operationalisering. Het ging er overigens al vaker over, maar nu kon de focus gelegd worden op de heropstart van de Vlaamse reaffectatiecommissie, die een tijdje opgeschort was. Hij beklemtoonde nogal dat de kwestie niet nieuw was. Dat klopte natuurlijk, maar volgens mij stond het zgn. nieuwe zeker niet centraal in de argumentatie van de critici. Reaffectatie gaat inderdaad noodgedwongen samen met het concept “vaste benoeming”, maar het waren de nevenaspecten van de revitalisering van de Vlaamse reaffectatiecommissie die de steen des aanstoots vormden en die waren net door de tijdelijke opschorting (in 2015), die toch ook haar redenen had, niet meer aan de orde (geweest). De minister zou de maatregel wel gaan monitoren op basis van het jaarlijkse rapport van de Vlaamse reaffectatiecommissie.
Daarnaast waren nu de besprekingen bezig over de versnelde vaste benoeming, maar ook over de versnelde TADD, waardoor zo’n personeelslid net sneller vrij zou worden van reaffectatie (de groep die nog wel vatbaar zou zijn voor reaffectatie zou ongeveer halveren). De minister toonde zich heel realistisch over de tewerkstelling in het onderwijs (link met leerlingenaantallen, vervangingen enz.) en mij lijkt zulks altijd te zullen blijven bestaan, vaste benoeming of niet.
In haar repliek was ook voorzitter Grosemans, net als vragensteller Laeremans een ervaringsdeskundige op dit vlak, realistisch m.b.t. het totale plaatje van tewerkstelling in het onderwijs, maar waar ze gehoord had dat de minister zou gesproken hebben over de verruiming van het professionaliseringstraject, weet ik niet. Ik denk dat zij gewoon de regelgeving ter zake inderdaad goed kende (cf. Reaffectatiebesluit, Titel VIter - Het professionaliseringstraject). Vragensteller Vandenberghe miste een ruimere visie bij de minister. Hij wees ook op het grote probleem van de geschetste reaffectatiepraktijk voor het beleidsvoerend vermogen van een school, met name voor haar hr-beleid en wilde weten of de minister al overleg gehad had met de betrokken directeurs. Vragensteller Danen legde terecht opnieuw de vinger op de neveneffecten van de Vlaamse reaffectatiecommissie en herhaalde eigenlijk ook zijn vraag over het ruimere kader. Ook vragensteller Laeremans ging opnieuw in op het concrete probleem van timing in dezen en vroeg minder botte oplossingen zowel voor de gereaffecteerde als voor wie plaats moest ruimen. Interveniënt Loes Vandromme voegde daaraan nog de mogelijke interferentie van de reaffectatiemaatregelen toe met de nieuw aangetrokken zijinstromers en pleitte algemener voor een echt lerarenloopbaanpact, waarin diverse maatregelen gecoördineerd samengebracht zouden worden.
Minister Weyts begon zijn tweede tussenkomst met de specifieke (en complexe) aard van tewerkstelling in het onderwijs. Hij erkende het belang van goede communicatie tussen de scholen en de Vlaamse reaffectatiecommissie: zijn voorbeeld daarbij vond ik wel wat raar (of is het gewoon een vergissing in de notulen, waar in plaats van “wiskunde” “andere STEM-vakken” zou moeten staan als de vakken waarvan de gereaffecteerde in kwestie geen kaas gegeten had?). Het professionaliseringstraject in het Reaffectatiebesluit, waarnaar voorzitter Grosemans verwezen had, moest beter bekendgemaakt worden, aldus de minister.
In haar slotwoord vond voorzitter Grosemans dat andere vragenstellers een nogal karikaturaal beeld gebruikt hadden voor de bekritiseerde personeelssituatie en dat alleen de minister met een oplossing gekomen was. Dat laatste liet vragensteller Vandenberghe niet over zijn kant gaan en herinnerde aan zijn verdediging van een samenhangend beleid/lerarenloopbaanpact (cf. hoorzittingen over het lerarentekort en ook cf. vorige legislatuur, toen uiteraard voorzitter Grosemans nog niet op het toneel was). Het slotwoord van vragensteller Danen was nog wat langer, maar zijn twee voorstellen om een reaffectatieaangelegenheid minder bot te maken waren wel relevant. Het eerste kostte wel extra geld, waarmee de minister als algemeen principe net komaf wilde maken. Het is inderdaad niet eenvoudig. En dat gold natuurlijk ook voor Danens nogmaals herhaalde oproep om de hele rechtspositieregeling te herbekijken. Vragensteller Laeremans ten slotte wilde enkele directeurs betrekken bij de evaluatie van de werking van de Vlaamse reaffectatiecommissie. Hij was het ook eens met vragensteller Danen om de reaffectatie minder bot te maken.
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over reaffectatiecommissies in het onderwijs van Karolien Grosemans, over de reaffectatie van leerkrachten van Steve Vandenberghe, over de rechtspositie van de beginnende leerkracht van Johan Danen en over de werking van de Vlaamse reaffectatiecommissie van Jan Laeremans” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen