Lessuggestie: Generatie Z

Thuis en op school leven we met verschillende generaties samen. Dit zorgt vaak voor uitdagingen, want elke generatie heeft zijn eigen communicatiestijl die soms sterk verschilt van andere groepen. In deze suggestie focussen we op de stijl van de eigen leerlingen, gen Z of de digital natives die enerzijds angst hebben om te bellen en anderzijs verzot zijn op AI-tools.

Generatie Z

sla link op in klembord

Kopieer

Oost west, boven best

sla link op in klembord

Kopieer

Het is eigen aan onze maatschappij dat we met verschillende generaties samenwerken en samenleven. Zo blijken op een school de leraren ouder dan de leerlingen en ook thuis komen verschillende generaties samen. Dit is niet altijd vanzelfsprekend, want elke generatie heeft zo haar eigen gewoontes ...

Als instap zou je als leraar kunnen vragen of de leerlingen zelf verschillende gebruiken tussen hun ouders en zichzelf opmerken. Blijkt dit wat moeilijk, dan zou de volgende video misschien een gepaste opener kunnen zijn om verschillen tussen ouders en kinderen kort te bespreken. Aansluitend zou je aan de leerlingen kunnen vragen of ze zich hierin herkennen.

Hier staat ingevoegde content uit een social media netwerk dat cookies wil schrijven of uitlezen. Je hebt hiervoor geen toestemming gegeven.Klik hier om dit alsnog toe te laten.

Laat gen Z nog amper een belletje rinkelen?

sla link op in klembord

Kopieer

Wouter Deprez spot hier duidelijk met het feit dat zijn kinderen nog zelden in de woonkamer vertoeven, maar urenlang in hun eigen (slaap)kamer op de computer of laptop bezig zijn. Volgens hem is dit te wijten aan de uitvinding 'isolatie' die ook tot isolatie leidt. In hun kamer zijn zijn kinderen naar eigen zeggen steeds met hun huiswerk bezig, hoewel elke nuchtere ouder wel beter weet.

Deze 'verslaving' aan de computer of de smartphone blijkt kenmerkend voor de generatie waartoe de leerlingen behoren: gen Z, generatie Z, ook wel de digital natives genoemd. Deze groep van jongeren, doorgaans geboren tussen 1995 en 2010/ 2015, is als het ware opgegroeid met een smartphone in de hand en is dan ook voortdurend online. Tieners gebruiken het internet om - zoals de video liet zien - huiswerk te maken, maar natuurlijk doen ze er nog veel meer mee.

Ongetwijfeld kunnen de leerlingen, die zelf tot generatie Z behoren, al kort aanvullen waarvoor en hoe ze hun smartphone het vaakst gebruiken. Via een korte enquête zou je hen nog meer aan het denken kunnen zetten ...
Als leerkracht kan je ervoor kiezen om de leerlingen individueel de bevraging te laten invullen. Mag het wat (inter)actiever, dan kan je hen de vragen klassikaal voorleggen. Voor de laatste oefening kan je de leerlingen laten rechtstaan en twee boodschappen aan verschillende kanten in de klas hangen: 'Bellen is beter' en 'Berichten sturen is beter'. Per stelling gaan de leerlingen aan de voor hen meest passende kant staan waarbij ze hun keuze kort motiveren.
 
Hoogstwaarschijnlijk zullen deze opdrachten duidelijk laten zien dat jongeren hun smartphone vandaag niet langer gebruiken waarvoor die oorspronkelijk bedoeld was, namelijk als telefoon.

Integendeel, generatie Z verstuurt vooral berichten en blijkt zelf angst te hebben om te bellen. Deze vaststelling leidde tot een opvallend experiment: het gen-Z-bel-experiment, waarbij een jongere, Rieneke Lammens, uitgedaagd werd om een week lang iedereen, die ze wilde contacteren, op te bellen in plaats van te mailen of berichten te sturen. Haar en hun reacties worden in het volgende amusante artikel beschreven.

Bang om te bellen: waarom gen Z steeds vaker berichten boven babbelen verkiest
 
Belt u nog dagelijks naar uw vrienden om bij te kletsen, of toch maar liever een berichtje? Steeds minder jongeren lijken bellen boven berichtjes te verkiezen. Gen Z’er Rieneke Lammens (24) testte het uit.

Ja, ik ben een gen Z’er, en ja, ik maak mij schuldig aan veel clichés. Koemelk moet ik niet in mijn koffie, wel havermelk, en dan liefst met de gepaste latte art. Mijn aandachtsspanne duurt even lang als elke breinloze TikTok die ik wegswipe, en de grens tussen een burn-out en een bore-out is bij momenten heel dun.

Maar ik ben ook niet zoals alle gen Z’ers. Want bel-angst? Don’t know her, zei ik vol overtuiging tegen mijn chef toen hij me vroeg om een week lang alle communicatie al bellend, en niet al append te doen. Kwebbelen – of yappen, om bij gen Z-taal te blijven – is mijn passie, en dat is het niet minder via de telefoonlijn. In tegenstelling tot mijn generatiegenoten, zo blijkt: een Nederlands onderzoek van Motivaction toont aan dat 38 procent van de jongeren het eng vindt om te bellen.

Bovendien blijkt uit onderzoek van de internationale recruitmentspecialist Robert Walters dat 59 procent van de jonge werknemers e-mails en berichtjes verkiest boven telefoongesprekken.

Dat weet ook Herve Van de Weyer, opleidingshoofd communicatie aan PXL Hogeschool. “Jongeren communiceren met vriend A en B en C op verschillende apps tegelijk. Naar de telefoon grijpen om te bellen doen ze enkel als het echt moet: als ze dringend iets nodig hebben, of als ze snel iets moeten afspreken.”

Ook ik was in mijn enthousiasme – noem het belarrogantie – even vergeten dat 90 procent van mijn telefoontjes gericht zijn naar ofwel mijn mama, om te vragen of CM-stickers nu wel of niet verplicht zijn voor je terugbetaling, of mijn lief, om te vragen of hij nog langs de winkel wil passeren.

Maar vrienden bellen om te vragen hoe het gaat? Al bellend afspreken waar we koffie met haver gaan drinken? Du jamais vu. Stuur me maar een whatsappje, zeggen we tegen elkaar, terwijl we bedolven worden onder meldingen die we minstens een paar dagen negeren. Bellen lijkt dus niet meer ons voorkeursmiddel bij uitstek te zijn, maar eerder een rariteit. Enter: het gen Z-bel-experiment.

‘Is er iets?’

Geen opgewekte, onbezonnen “Hey, lang geleden!”, maar een onmiddellijk ongeruste “Ik had niet verwacht dat je zou bellen, is er iets?”. Dat is het eerste wat ik te horen krijg als ik Bjora, mijn jeugdvriendin van 10 jaar, opbel nadat ik haar berichtjes al een paar dagen onbeantwoord had gelaten.

Haar reactie was geen uitzondering. Van alle telefoontjes die ik deed, nam 80 procent op met een bezorgde ondertoon en de vraag of er iets was, of er viel na de begroeting een iets te lange afwachtende, vragende pauze. We associëren telefoneren dus blijkbaar met slecht nieuws.

Hoe komt dat? “Toen ik jong was, belden mijn vrienden en ik vaak met elkaar omdat het ons enige communicatiemiddel was”, zegt Van de Weyer. “Intussen bellen we al een hele tijd niet meer met elkaar om bij te kletsen. Gebeurt het nu wel, dan komt dat heel raar over.”

Nummer niet opgeslagen

Het experiment legde op verschillende momenten vast hoe slecht het met ons belgedrag gesteld is. Zo kreeg ik soms een berichtje met de vraag “Je belde?” in plaats dat ik teruggebeld werd.

Spant de kroon: mijn schoonbroer die ik al bijna drie jaar ken en die mijn telefoonnummer nog niet had opgeslagen. In plaats van een foto te sturen als bewijs dat ik eindelijk begonnen was met mijn theoretisch rijbewijs – gen Z-cliché: check – wilde ik het hem telefonisch laten weten. Als autoliefhebber – en trouwe criticaster dat ‘het echt eens tijd wordt’ om te leren rijden – zou hij dat wel appreciëren, dacht ik. “Waarom neem je zo formeel op?”, vraag ik hem nadat hij me begroet met zijn naam. “Omdat ik uw nummer niet heb. Ah, Rieneke, ben jij dat?” Zo wist ik mijn plaats weer.

Het zegt veel over hoe we bellen niet meer in de vingers hebben en hoe het een uitzondering is geworden op onze alledaagse communicatie. Dat is volgens Van de Weyer te wijten aan de overvloed aan mogelijkheden die we intussen hebben om te communiceren met elkaar.

“Vandaag is een telefoon geen telefoon meer, maar een smartphone. Je kan daar veel meer mee dan bellen. Jongeren staan daardoor bewuster stil bij hoe ze mensen contacteren. Ze stellen zich vaker de vraag: wat is de doelstelling? Afhankelijk daarvan zullen ze bellen, mailen, of een bericht sturen, en bellen zal dan vaak de minst favoriete optie zijn”, duidt Van de Weyer.

Of hoe een vriendin op het einde van ons gesprek zei: “Gezellig eigenlijk, dat bellen, ik vergeet altijd dat dat een optie is.”

Efficiëntie

Nochtans blijft bellen bijzonder efficiënt om met elkaar af te spreken, bleek proefondervindelijk. In plaats van tien berichten heen en weer te sturen, belde ik mijn vriend – ’s lands grootste belhater – Bram op om af te spreken hoe laat we elkaar zouden zien aan metrohalte Montgomery. In twee minuten was het duidelijk: kwart over tien. Stipt, zei ik, om dan de ochtend erna met schaamrood op de wangen te bellen om te laten weten dat ik vijf minuten later zou zijn. En toen ik realiseerde dat ik hem iets vergeten te vertellen was, belde ik hem in de avond opnieuw. “Why you call me”, krijg ik te lezen. Misschien was drie keer bellen in minder dan 24 uur tijd iets te veel van het goede.

Het deed me reflecteren over het experiment. Want zelfs als kwebbelaar heb ook ik me een aantal keer afgevraagd waarom ik nu telkens iemand moet opbellen als een berichtje soms toch net iets beter uitkomt. Wel honderd meldingen per dag krijgen we binnen, dus het is ondoenbaar geworden om daar elke keer voor te bellen. Zouden we elkaar vanaf nu voor elke sms opbellen, hangen we al snel 24/7 aan de lijn, en veel vrienden zouden we dan niet meer overhouden.

Maar al die snelle berichtjes tonen ook hoe gewoon we het zijn geworden om elkaar voortdurend, de hele dag door, op de hoogte te houden van ons reilen en zeilen, terwijl dat niet altijd nodig is.

“Natuurlijk moeten we berichten niet ineens volledig afzweren”, zegt Van de Weyer. “Maar ik vraag me soms af of al die communicatie noodzakelijk is. Als wij vroeger afspraken, waren we op het afgesproken tijdstip op de bestemming. Nu is dat helemaal anders. We laten elkaar weten dat we vertrokken zijn, onderweg zijn, bijna aankomen … Bedrijven doen dat ook. Plaats je een bestelling bij bol.com, dan krijg je zeven mails om te laten weten dat je pakketje onderweg is. Jongeren nemen dat over. Maar dat maakt communiceren heel vermoeiend.”

Maar of dat de schuld is van gen Z? “We voeden hen zo op. Ik daag je uit om naar een bank te bellen. Tegenwoordig kom je terecht op een bandje met keuzemenu, om na verloop van tijd de mededeling te krijgen dat je op de website meer informatie vindt. Elke bankapp heeft intussen ook een chatbot die vragen kan beantwoorden. Dat zorgt ervoor dat jongeren de nood niet meer voelen om te bellen.”

Verbinding

In een wereld die rond efficiëntie en automatisering draait, zouden we haast vergeten dat met elkaar bellen ook voor verbinding zorgt. Amerikaans onderzoek toont aan dat interacties waarbij we onze stem gebruiken – dus (video)bellen – sterkere sociale verbindingen creëren dan berichten of e-mails. Toch zorgt de foutieve verwachting dat bellen awkward is ervoor dat we tekstuele media verkiezen. Van de Weyer beaamt dat de zogenaamde bel-angst voornamelijk voortkomt uit stress om een niet-doordacht antwoord te kunnen geven.

Nochtans kunnen onverwachte telefoontjes een alledaagse, onverbloemde inkijk geven in elkaars leven, wat bij gefabriceerde en doordachte berichten niet kan. Zo had ik Bram nooit ‘Celebrate Good Times’ horen zingen als ik hem niet verteld had dat ik Celebrations zou meenemen, had ik niet geweten dat mijn vriendin Pauline hees en ziek was, en had ik geen promojagertips van de week gekregen van mijn winkelende vriendin Bjora.

De gesprekken zijn ook veel diepgaander face to face of ear to ear. “Het gesprek kan alle kanten uitgaan, want je kan vragen stellen en blijven doorvragen. Dat authentieke, eerlijke karakter is er veel minder bij berichten. Na verloop van tijd worden de reacties korter en verdwijnt de flow van het gesprek”, zegt Van de Weyer.

En ook het doel van het belletje met Bjora – een datum prikken om af te spreken – werd met een halfuur uitgesteld omdat we eerst bijpraatten over ons leven. Wat begon als een grappige conversatie over verschillende soorten puree evolueerde al snel tot een catch-up over elkaars leven, met thema’s als uitstelgedrag en kappersafspraken. “Anders ga ik nu effe afrekenen aan de kassa, en dan bel ik je terug om verder af te spreken”, zei ze na een halfuur. Ziedaar het toppunt van het mens-zijn: kortingen scoren en kwetteren.

Of ik nu voor elke mededeling in de toekomst zal blijven bellen, dat betwijfel ik. Maar dankzij mijn experiment realiseerde ik me weer dat bellen niet alleen efficiënt, maar vooral verbindend is. De initiële bezorgdheid of er iets is maakt snel plaats voor onbezonnen, lichte gesprekken die je veel dichter bij elkaar brengen dan een snel berichtje. “We zijn mensen en we moeten dat blijven. En dat doen we door te babbelen met elkaar”, besluit Van de Weyer.

Uit: De Morgen, 12 maart 2025

Naar aanleiding van het artikel zouden de volgende gerichte vragen gesteld kunnen worden...

  • Hoe reageren vrienden en familieleden eerst als ze door Rieneke Lammens opgebeld worden? Wat zegt dit over bellen in de huidige maatschappij?
  • Welke nadelen werden genoemd over de huidige manier waarop generatie Z communiceert?
  • Wat betekent de uitspraak 'Bellen zorgt voor verbinding'? Geef voorbeelden uit de tekst.
  • Uit het artikel blijkt dat ook de professionele wereld, met name PR-professionals, rekening houden met het veranderende mediagebruik bij jongeren. Hoe wordt hierop ingespeeld?
  • In welke fragmenten herkennen de leerlingen zichzelf?
  • Stel dat je een dag lang geen berichten mocht sturen en alleen mocht bellen, zoals in het experiment. Hoe zou dat voor jou voelen? Denk je dat je meer of minder contact zou hebben met anderen?
  • Voel je je door het artikel aangesproken om meer te bellen in plaats van berichten te sturen?
  • ...

Goochelt gen Z Google weg?

sla link op in klembord

Kopieer

Via de vorige lesfase zagen de leerlingen in dat hun generatie de smartphone nauwelijks gebruikt om te bellen. Niettemin zijn ze vandaag bijna voortdurend met hun gsm in de weer, wat ook via de schermtijd duidelijk wordt.
Als volgende opdracht zou je bij de leerlingen kunnen peilen naar hun dagelijkse schermtijd en aansluitend mogen ze ook aangeven welke apps ze het vaakst gebruiken. Eventueel kunnen ze hun persoonlijke schermtijd via een cirkeldiagram visualiseren, waarna ze dit alles kunnen vergelijken met heel recente cijfers uit Het Nieuwsblad die het gemiddeld gebruik van de Vlaming weergeven.

Scoren je leerlingen hoger of lager in vergelijking met de gemiddelde Vlaming?

Zouden de leerlingen deze oefening al enkele jaren geleden gedaan hebben, dan zou hun schermtijd er beslist anders uitgezien hebben, wat ook in het volgende artikel toegelicht wordt. Laat je leerlingen de kop, de lead en de eerste alinea lezen, waarna ze de kern mogen verwoorden.

Hoogstwaarschijnlijk zullen ze aangeven dat de schermtijd van de Vlaming het afgelopen jaar niet toegenomen is. Niettemin kende ons digitaal leven wel een omwenteling: zo spenderen we allen minder tijd op sociale media, gaan we minder googelen, maar meer ChatGPT'en...

In de rest van het artikel wordt die enorme opmars van AI besproken: je zou dan ook aan je leerlingen kunnen vragen om in het groen de uitspraken aan te duiden waarmee ze akkoord gaan en in het rood markeren ze datgene waarin zich niet herkennen.

Opmars van AI is niet meer te stoppen: ChatGPT is deel van het leven van Vlaamse jongeren geworden, maar dat brengt ook nieuwe problemen met zich mee
 
Een historische ommekeer in het digitale leven van de Vlaming: voor het eerst in tien jaar groeit de tijd die we op onze smartphones zitten niét. Nog straffer: gemiddeld zaten we minder (!) lang op sociale media. Maar er is wél een andere toepassing die heel wat van onze tijd opslorpt.
Naar goede gewoonte peilt de Digimeter jaarlijks naar het digitale leven van de Vlaming. Naar even goede gewoonte zou je een artikel verwachten over hoe we weeral méér tijd op onze smartphone zaten. Maar dit jaar: niets van dat. “Het afgelopen jaar is onze schermtijd gaan stagneren”, zegt professor Lieven De Marez. “Ik sta er ook van te kijken, maar gemiddeld spenderen we drie uur per dag op onze smartphone. Dat is nog steeds veel, maar voor het eerst in tien jaar stijgt de schermtijd niet.” Ook nieuw en voor het eerst in tien jaar: gemiddeld gesproken daalt ons socialemediagebruik. “Die categorie blijft de grote slokop qua tijd, maar de vrijgekomen tijd gaat naar AI-chatbots en andere AI-applicaties. Het zijn dus communicerende vaten."

Googelen of ChatGPT’en?

Heel verwonderlijk is dat niet, want nooit heeft een 'disruptieve' technologische (r)evolutie sneller ingang gevonden bij de Vlaming dan AI. Ter vergelijking: de twee andere technologieën zijn Netflix en Tiktok. Ze hadden respectievelijk 3,5 en 6 jaar de tijd nodig eer ze ingeburgerd raakten. AI – en de facto: ChatGPT – had een jaar de tijd nodig om de kritische grens van 18 procent gewoontegebruikers te bereiken en om te spreken van ‘ingeburgerd’.“Afgelopen jaar was er sprake van 28 procent ‘gewoontegebruikers’. Onder studenten is dat zelfs 72 procent. Voor veel studenten is ‘iets ChatGPT’en’ op het niveau gekomen van ‘iets googelen’”, zegt De Marez.
Helemaal opvallend is dat die studenten er zelfs geld voor over hebben. “Zij zijn van de minst kapitaalkrachtige groep in onze maatschappij. 11 procent van hen betaalt voor een ‘premium’-versie van een AI-chatbot. Als je ‘jongeren’ in het algemeen beschouwt, is dat zelfs 13 procent.” ChatGPT is veruit de populairste bot, een betalende versie heb je vanaf 22 euro per maand en kan oplopen tot 222 euro. Ter vergelijking: Netflix heb je al vanaf 9,99 euro per maand.

73% zegt zich wel zorgen te maken over de negatieve impact die AI kan hebben. De drie meest genoemde angsten: dat AI foutieve informatie helpt verspreiden (82%) en dat je het verschil niet meer zult zien tussen echte en door AI gemaakte video's (75%). 58% voelt er zich ongemakkelijk bij dat ze bij het chatten of bellen geen verschil meer zullen merken tussen een mens en een chatbot. Slechts weinigen staan er bij stil dat AI het milieu meer belast dan een klassieke zoekmachine.

Digitale kloof diept uit

Professor De Marez ziet nog een ander gevaar: het ontstaan van een nieuwe digitale kloof tussen wie gebruik kan maken van de efficiëntiewinst die uit AI te halen valt, en wie dat niet kan. Gebruikers schatten de gewonnen tijd gemiddeld in op 20 minuten per dag - of dat cijfer de waarheid benadert, is nog een andere vraag. De meerderheid van de Vlamingen is er intussen wel van overtuigd dat je efficiënter werkt met AI.
Uit: Het Nieuwsblad/ De Standaard, 11 maart 2025

Als leraar zou je hier voldoende ruimte voor reflectie kunnen laten. Laat je leerlingen tijdens een vraag- en leergesprek aangegeven in welke uitspraken van het artikel ze zich al dan niet herkennen, of ze vooral googelen of liever ChatGPT'en en waarom.

Aansluitend zou je er als leraar de aandacht op kunnen vestigen dat hier zowel positieve, als negatieve aspecten van AI aan bod komen. Hebben je leerlingen die aangehaald, dan kan je als leraar toevoegen dat ook andere krantenartikels hierop vaak wijzen. Ter illustratie zou je enkele, recente krantenkoppen kunnen laten zien, zodat de leerlingen mogen aangeven welk probleem in de media vaak aan bod komt.

Steeds meer zijn wetenschappers er dus van overtuigd dat artificiële intelligentie enorm belastend is voor het milieu. Datacentra, waarmee AI-systemen worden getraind, zijn energievreters, veroorzaken geluidshinder en produceren veel warmte. Om die centra te koelen is voortdurend water nodig. Per gesprek waarin we 20 tot 50 vragen aan ChatGPT stellen, verdampt er telkens een halve liter water of een klein flesje, meer zelfs recent onderzoek toonde aan dat één vraag aan ChatGPT minstens tien keer zoveel energie verbruikt als een klassieke zoekopdracht met een zoekmachine. Volgens berekeningen zou AI tegen 2030 dubbel zo veel energie gebruiken als heel Frankrijk.

De boodschap aan de leerlingen kan dan ook zijn om bewuster met ChatGPT om te gaan. Je zou bijgevolg enkele heel herkenbare (schoolse) taken kunnen voorleggen, waarbij ze telkens mogen aanduiden of ze hiervoor het best ChatGPT of eerder een klassieke zoekmachine inschakelen.

Als afsluiter zouden je leerlingen een PR-campagne voor de eigen school kunnen ontwerpen om medeleerlingen bewust te maken van het feit dat ze niet altijd AI zoals ChatGPT hoeven te gebruiken en dat Google soms een efficiënter en milieuvriendelijker alternatief kan zijn. Zo mogen de leerlingen in kleine groepen dit idee uitwerken in een concreet campagneconcept. Ze zouden uit één van de volgende formats kunnen kiezen ...
 
Optie 1: poster en slogan

  • Ontwerp een campagneposter met een pakkende slogan zoals: “Google of ChatGPT? Kies Slim & Groen!”, “Geef AI een pauze – Google weet het ook!”
  • Gebruik sterke visuals (zoals een logo van Google naast een groene boom en een ChatGPT-logo naast een energiecentrale).
  • Voeg korte feiten toe over AI-energieverbruik.
Optie 2: korte sensibiliseringsvideo (max. 1 min)
  • Maak in TikTok-stijl een korte video waarin het verschil uitgelegd wordt. Suggestie: laat iemand een gewone Google-zoekopdracht uitvoeren en iemand anders een ChatGPT-vraag stellen, met een "energiebarometer" die aangeeft hoeveel energie het kost.
  • Voeg een call-to-action toe: "Gebruik AI slim en bespaar energie!"
Optie 3: challenge
  • Creëer een challenge zoals: #SmartSearchChallenge of #EcoSearchDay, waarbij medeleerlingen uitgedaagd worden om één dag geen AI te gebruiken.
  • Zorg hierbij voor visuals op de Instagram- of Facebookpagina van de school met slogans zoals "Vandaag even AI-vrij! Doe jij ook mee?"
Tot slot presenteren de leerlingen hun campagne aan de klasgenoten en leraar, waarbij op de meest overtuigende campagne gestemd zou kunnen worden. De groep, die wint, mag het idee ook echt tonen op school.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio