Leerplandoel 24

De leerlingen geven gelijkenissen en verschillen aan tussen actuele en historische fenomenen uit de bestudeerde periodes.

Waarom?

sla link op in klembord

Kopieer

Het verleden geeft diepte aan onze ervaring. Het heden krijg perspectief door vergelijking met het verleden (en omgekeerd). Mensen maken dan ook continu vergelijkingen tussen vroeger en nu. Die historische oriëntering gebeurt echter best binnen de krijtlijnen van historisch denken, met oog voor de eigenheid van het verleden en de complexiteit van een samenleving, vroeger en nu. Kunnen aangeven in welke mate vandaag van vroeger verschilt of in welke mate vandaag op vroeger gelijkt (of omgekeerd, hoe vroeger van vandaag verschilt of er op gelijkt) zijn daarbij essentieel. We mikken hierbij vooral op actualisering en niet zozeer op het binnen brengen van actualiteit in de les. Actualisering wijst namelijk op recurrenties, op structurele fenomenen die zich vroeger al voordeden, maar nu nog altijd levendig zijn, zij het in een andere gedaante. Daarom de aandacht voor gelijkenissen én verschillen: het verleden is ook anders dan vandaag.

Wat?

sla link op in klembord

Kopieer

Leerlingen kunnen beschrijven op welke vlakken een historisch fenomeen gelijkt op of verschilt van een actueel fenomeen (of omgekeerd).

Aandachtspunten

sla link op in klembord

Kopieer

  • Dat betekent dat leerlingen een stap verder moeten dan het in eigen woorden formuleren van gelijkenissen en verschillen van een geziene casus.
  • Ook in deze context loert het presentisme om de hoek. 
    • Wanneer je de les start met een actuele casus om het historische onderwerp aan te brengen, komen meestal vooral de gelijkenissen in beeld. Het is raadzaam om meteen ook de verschillen aan te duiden. 
    • Idem wanneer je vanuit het verleden een parallel trekt met het heden. Je kan evengoed wijzen op de grote verschillen met vandaag. 
  • Actualiseren mag je niet verengen tot ‘actualiteit’ zoals dat meestal wordt ingevuld, namelijk ‘het nieuws’ van de afgelopen dagen. Actualiteit in brede zin slaat op de belevingswereld van de leerlingen: hun ontspanning, voedingsgewoonten, sociale contacten, de gezinssamenstelling… Door actualiteit zo in te vullen, krijgt de geschiedenisles meer betekenis voor de leerlingen. Leerlingen hebben niet altijd de mogelijkheid of de neiging om de actualiteit in klassieke zin te volgen. Door dit gedoseerd aan bod te laten komen en af te wisselen met zaken uit hun ervaringswereld, zullen ze meer positief staan tegenover actualiteit.
  • Door je lesonderwerp te vertalen naar een meer algemeen thema, kan je sneller aanknopingspunten vinden in de actualiteit (of omgekeerd). De sleutelbegrippen uit leerplandoel 3 bieden op dat vlak heel veel inspiratie.
  • Er is tevens een link mogelijk met de doelen rond burgerschap. Elke samenleving wordt met basisvragen geconfronteerd, bijvoorbeeld hoe organiseren we ons als samenleving op zo’n wijze dat we elkaar niet voortdurend de kop inslaan? Het recurrente gegeven is dat er regels en een bestuur komen maar afhankelijk van de context zien die er helemaal anders uit.
  • Denk aan het verschil tussen de kerkelijke rechtbanken tijdens de heksenprocessen in de vroegmoderne tijd en de rechtbanken vandaag.
  • Je kunt met dit doel alweer spelen met de moeilijkheidsgraad. Je kan vergelijkingen maken op een materieel, aanschouwelijk niveau of meer kijken naar achterliggende ideeën en opvattingen. In dat laatste geval hebben de leerlingen natuurlijk voldoende achtergrondkennis en context nodig.
  • Voorbeeld: je kunt de  op een heel feitelijk niveau vergelijken met  (welke misdrijven en straffen geven wij vandaag) of op een meer abstract niveau (hoe kijken wij vandaag naar het recht, welke positie neemt het vandaag in).

Hoe?

sla link op in klembord

Kopieer

  • Probeer je meer specifieke lesonderwerp te koppelen aan een meer algemeen sleutelbegrip zodat je vlotter de link kunt leggen met vandaag. Je kunt ook omgekeerd redeneren en vertrekken van een actuele casus en die historiseren.

  • Je kunt opnieuw werken met visuele voorstellingen zoals venndiagrammen om gelijkenissen en verschillen weer te geven.

Je kunt ook traditionele vergelijkingstabellen gebruikten. 

  • Voorbeeld: Je kuntde leerlingen een vergelijking laten maken tussen Het Plakkaat van Verlatinghe (26 juli 1581), de omstreden onafhankelijkheid van Kosovo (17 februari 2008) en de onafhankelijkheid van Montenegro (3 juni 2008), erkend door Servië. 
    • Toon een uittreksel uit het Plakkaat van Verlatinghe, er bestaat een hertaling van Anton van Hooff waarmee de leerlingen aan de slag kunnen. Dit kun je leggen naast krantenartikels over zowel de Kosovo als Montenegro. Misschien heb je een diverse klas voor jou en kun je hier verwijzen naar hun persoonlijke leven? 

  • Je kunt leerlingen vragen om op een historische afbeelding aan te duiden wat hetzelfde gebleven is en wat verschilt. Je kan de afbeelding rechtstreeks laten bewerken, in een tabel gieten zoals hieronder, de leerlingen gelijkaardig hedendaags beeld laten zoeken (bijvoorbeeld de foto’s van de huidige koninklijke familie) of, nog creatiever, een hedendaagse make-over laten maken van dat beeld. Voorbeeld: In het kader van huwelijkspolitiek, kan je leerlingen afbeeldingen laten vergelijken. Vandaag wordt er om heel andere redenen gehuwd van in de middeleeuwen of in de vroegmoderne tijd. Je kan het ook enkele vragen geven, die losstaan van de afbeelding(en): 
    • Waar werd er gehuwd (kerk? Elders?)
    • Op welke leeftijd werd er gehuwd? (link volwassenheid vandaag 18 jaar)
    • Wat waren de beweegredenen?
    • Is toestemming van ouders vereist?
    • Wat is de maatschappelijke betekenis van het huwelijk?
    • Kan je met een familielid huwen? 

×
Kijkt als...
Niveau
Regio