De leerlingen maken een onderscheid tussen verleden en geschiedenis.
Het is belangrijk dat jonge leerlingen het constructiegehalte van geschiedenis leren inzien en begrijpen dat elk historisch werk met als titel ‘de geschiedenis van’ beter vervangen zou worden door ‘een geschiedenis van’. Het verleden ligt achter ons en geschiedenis is wat wij daarvan maken, bepaald door de beschikbare historische bronnen en door onze standplaatsgebondenheid, met inbegrip van ons waarden- en normenpatroon.
Het verleden, alles wat vroeger gebeurd is, ligt onvermijdelijk achter ons. Geschiedenis probeert dat verleden weer in beeld te brengen, op een wetenschappelijke manier. Een echte 100% exacte reconstructie is niet mogelijk: het gaat steeds om een constructie van iemand die vanuit een bepaald perspectief vragen opwerpt, bronnen verzamelt, informatie afleidt, selecteert, analyseert, interpreteert en die samenhang geeft door een tijds- en ruimteperspectief te kiezen en een interpretatie voor te stellen. Dat maakt dat geschiedenis nooit vastligt, maar permanent wijzigt en evolueert.
“Het is niet duidelijk door wie of waarom de munten hier begraven zijn, maar de archeologen achten het als waarschijnlijk dat het te maken had met de Slag bij Mohács van 1526... Het is dan ook waarschijnlijk dat de oorspronkelijke bezitter van de munten ze begraven had om ze veilig te stellen in crisistijd, om dan in betere tijden het geld weer op te graven.”