De leerlingen situeren een historische vraag in het historisch referentiekader, tijd, ruimte en de maatschappelijke domeinen.
Historische vragen houden altijd een bepaald perspectief in. Je maakt immers een keuze over de periode, het gebied en één of meerdere domeinen van de maatschappelijke context die in beeld komen. Die keuze heeft gevolgen voor de bronnen die je zult raadplegen en de beeldvorming die je zult uitwerken. Andere perspectieven blijven immers buiten beeld. Door het perspectief van een historische vraag via het referentiekader in te schatten, kunnen leerlingen dit inzicht beginnen ontwikkelen.
Leerlingen duiden aan welke periode, gebied en maatschappelijke domein(en) een historische vraag omvat.
1. Je kunt gebruik maken van een standaarddocument om de leerlingen te leren situeren.
Dat document kun je gebruiken bij het begin van een les of als onderdeel van de vastzetting aan het einde. Je kunt dergelijk document in de cursus opnemen of het lamineren zodat de leerlingen het met een whiteboardstift kunnen invullen. Ze kunnen hun antwoord dan uitwissen en hergebruiken. Je kunt dit ook op een digitale manier doen, bijvoorbeeld met een app als socrative. Onderaan deze pagina vind je een voorbeeld van een standaarddocument.
2. Je kunt uiteraard ook een tijdlijn of kaart gebruiken die in de klas ophangt of die je projecteert en leerlingen laten aanwijzen met een laserpointer of een ouderwetse aanwijsstok.
3. Zorg altijd voor een nabespreking na dergelijke momenten, want dan kun je bijvoorbeeld inpikken op het feit dat leerlingen een vraag onder een verschillend domein plaatsen (wat perfect mogelijk is, en zeker niet noodzakelijk impliceert dat één fout is).
4. Je kunt de klas in drie groepen verdelen waarbij elke groep een tijdje ‘verantwoordelijk’ is voor een dimensie van het referentiekader. Zo creëer je een vorm van betrokkenheid. De groepen kunnen dan doorschuiven doorheen het schooljaar.
5. Je kunt de leerlingen een kaartje geven met een historische rol: een middeleeuwse zakenvrouw, een middeleeuwse schrijfster, een middeleeuwse landbouwer, een middeleeuwse wever, een middeleeuwse koopman … Doorheen het schooljaar kun je bij een historische vraag de leerlingen laten inschatten of zij betrokken partij zijn of buiten beeld blijven.
6. Ook in de andere manieren van werken kun je regelmatig vragen wat niet aan bod of in beeld komt.
Bijvoorbeeld laat leerlingen het verschil in perspectief benadrukken tussen volgende twee vragen: