De leerlingen tonen aan dat de beperkingen inherent aan bronnen invloed hebben op de historische beeldvorming.
Veel auteurs, zowel van handboeken als van historische werken, proberen een heel overtuigend en bevestigend verhaal te vertellen. Ze verwijzen nauwelijks naar de beperkingen van bronnen en de impact daarvan op historische beeldvorming. Door die relatie expliciet te maken, kunnen we leerlingen tot meer genuanceerd historisch denken brengen. Historische beeldvorming is altijd onvolledig en bevat onvermijdelijk altijd een perspectief.
Leerlingen leren oog krijgen voor de inherente beperkingen van bronnen en hoe die historische beeldvorming beïnvloeden: ze zijn vernietigd, raken zoek of beschadigd, zijn onvolledig en bevatten een perspectief. Bronnen bieden dus altijd maar een partieel beeld. Bovendien beïnvloedt de standplaatsgebondenheid van de maker de historische bron.
Marc Reynebeau in Het nut van het verleden. Lannoo, 2007, p.11.
“Het verleden is als een vaas waarvan alleen wat scherven overblijven. Dat is waar historici het mee moeten doen, met scherven. Die proberen ze dan weer aan elkaar te lijmen. Als het een beetje meevalt, kunnen ze vermoeden dat ze van een vaas afkomstig zijn. Maar misschien ging het om een heel ander soort vaas dan ze eerst in gedachten hadden. De enige zekerheid die ze kunnen hebben, is dat niets zeker is. Hun resultaat kan nooit meer zijn dan een aaneengelijmd zootje. Het zal nooit meer de ‘echte’ vaas zijn die ze ooit was. Het kan alleen maar ‘een’ vaas zijn, een benadering, een beeld daarvan. Of er nog bloemen in kunnen staan, valt te betwijfelen. En nadat iemand het heeft geprobeerd, komt iemand anders langs die wat handiger is in het kleven. Of die wat meer scherven heeft teruggevonden. Of iemand die met een nieuw type lijm komt aanzetten. Uit al dat plakwerk komt altijd een andere vaas tevoorschijn.”