Uniek aan aardrijkskunde is het ruimtelijk inzicht dat op allerlei manieren en onderzoeken aan bod komt.
De nieuwe leerplannen aardrijkskunde zijn gebaseerd op de nieuwe eindtermen die vooral binnen het referentiekader ‘ruimtelijk bewustzijn’ werden ontwikkeld.
Zo ziet de ontwikkelcommissie binnen AHOVOKS het: “Ruimtelijk bewustzijn ontwikkelen heeft te maken met vaardig worden in ruimtelijk relationeel denken en bewust ruimtelijk handelen. Elke activiteit van de mens vindt ergens op aarde plaats, en dus ook in het heelal. Mensen maken gebruik van hun eigen leefruimte, maar het is belangrijk dat ze zich ook bewust worden van hun plaats in de wereld, van de kenmerken van andere leefruimtes, en van de connecties en invloeden tussen gebeurtenissen en culturen in verschillende leefruimtes. Bovendien wordt deze ruimte niet alleen door de mens, maar uiteraard ook door de natuur gevormd. Het verwerven van inzicht in de grote vraagstukken van deze tijd, zoals klimaatsverandering, ongelijke voedselverdeling, energievoorziening en mobiliteitsproblematiek is dan ook onlosmakelijk verbonden met ruimtelijk bewustzijn. Ze is essentieel in het doorgronden van het systeem aarde. Men moet daarbij tot het besef komen dat ruimtelijke interacties tussen natuurlijke en menselijke processen een rol spelen in het bepalen van de eigenheid van een plaats of regio, en dat die plaats of regio dus voortdurend in verandering is.”
Hierbij worden vijf kerncomponenten naar voren geschoven:
Deze invulling van ruimtelijk-relationeel is het geografisch/aardrijkskundig perspectief.
Hierbij gebruiken we volgende begrippen: spreiding, plaats, processen, locatie, relaties, beweging, clusters, bereikbaarheid, patronen, verbindingen, verandering. En hierin onderscheiden we ons van de andere vakken: een economische geograaf bijvoorbeeld kijkt naar economische kwesties terwijl hij het geografische perspectief gebruikt, en richt zich op ruimtelijke kwesties zoals locatie en distributie.
Twee begrippen moeten we even verduidelijken: ruimte en plaats.
Dit is tevens de visie die we binnen de aardrijkskunde-community delen onder de noemer ‘aardrijkskunde 2.0’.
Om een plaats te bestuderen maken we gebruik van een heel scala van geografische onderzoeksmethoden in een leerlijn:
Met GIS kun je al deze methoden combineren.
Het gebruik van GIS is momenteel nog niet echt ingeburgerd in het lesgebeuren. Enkel in de derde graad staat er bij de (oude) leerplannen ASO (ET3): “Met een toepassing van GIS de betekenis ervan voor de samenleving illustreren.”
In de nieuwere leerplannen TSO/KSO staat bij leerplandoel 35: “Met toepassingen van GIS de huidige toestand van het ruimtegebruik op lokaal en Vlaams niveau onderzoeken”, wat bij de wenken verduidelijkt wordt: “via dit onderzoek komen leerlingen tot de vaststelling dat het ruimtegebruik in Vlaanderen gekenmerkt wordt door verstedelijking, versnippering en lintbebouwing. Geopunt (www.geopunt.be), ArcGIS-, QGis-toepassingen bieden hier mogelijkheden.”
Maar ook in het nieuwe leerplan eerste graad komt GIS nu uitdrukkelijk aan bod bij de procedureel doel 9: “De leerlingen trekken conclusies door gebruik te maken van kaarten, GIS-viewers, atlas, satellietbeelden, luchtfoto’s, schema’s, grafieken, tabellen, determineertabellen en diagrammen.” De vermelding binnen de procedurele doelen wijst erop dat GIS een volwaardige positie binnen de ruimtelijke technieken moet aannemen.
Ook bij de conceptuele doelen worden GIS-viewers aangehaald:
De tweede en derde graad zal daarop voortbouwen:
Tijd om daar dus even bij stil te staan.
Een geografisch informatiesysteem (meestal afgekort tot GIS) is een informatiesysteem waarmee (ruimtelijke) gegevens of informatie over geografische objecten, geo-informatie, kan worden opgeslagen, beheerd, bewerkt, geanalyseerd, geïntegreerd en gepresenteerd.
Een geografisch informatiesysteem (meestal afgekort tot GIS) is een informatiesysteem waarmee (ruimtelijke) gegevens of informatie over geografische objecten, geo-informatie, kan worden opgeslagen, beheerd, bewerkt, geanalyseerd, geïntegreerd en gepresenteerd.
De plaats waar iets 'is' of 'gebeurt' is dus heel belangrijk. Tot het GIS in ruimere zin worden ook gerekend de procedures, de organisatie en het personeel en zeker niet op de laatste plaats, de data bij het toepassen van dit informatiesysteem.
Door lagen op elkaar te leggen kun je al ruimtelijke relaties tussen de landschapsvormende lagen ‘visueel’ onderzoeken. Maar er is meer: sommige GIS-lagen hebben enerzijds de plaatsbepaling (bijvoorbeeld waar een bepaalde boom staat) en daaraan gekoppeld een zogenaamde Attributentabel (een soort Excel-tabel) met allerhande gegevens over het object. Deze tabel kun je bevragen, en daaruit verbanden afleiden, relaties leggen …
Het gebruik van Geografische Informatiemiddelen (GI) om ruimtelijk denken te ondersteunen, is in onze maatschappij tegenwoordig volledig geïntegreerd. Via online webdiensten zoals Geopunt, routeplanners, gps-toestellen en auto-navigatie heeft het publiek het nut kunnen vaststellen van ruimtelijke data.
Ruimte en plaats maken van ruimtelijk denken een duidelijke, fundamentele en essentiële vaardigheid die in het onderwijs moet worden aangeleerd naast andere zoals taal, wiskunde en wetenschap.
Ruimte en plaats maken van ruimtelijk denken een duidelijke, fundamentele en essentiële vaardigheid die in het onderwijs moet worden aangeleerd naast andere zoals taal, wiskunde en wetenschap.
Het Europees project GI Learner deed gedurende drie jaar onderzoek naar georuimtelijk denken, en maakte daarbij gebruik van een eenvoudige webGIS: ArcGIS Online.
GIS speelt een belangrijke rol bij het verwerven van geografische informatiegeletterdheid. Het delen van geografische geletterdheid (kennis over aardrijkskunde) met informatie-geletterdheid (informatiezoekstrategieën, kritische evaluatie van bronnen) leidt tot geografische informatiegeletterdheid: het bezit van concepten, vermogens en gewoontes die een individu toestaan geografische informatie goed te begrijpen en gebruiken, en om meer te participeren in het publieke debat over geografiegerelateerde problemen.
De introductie van GIS kan ook nog omwille van volgende argumenten ondersteund worden:
Het project voerde een uitgebreid wetenschappelijk literatuuronderzoek uit waaruit tien competenties naar voor komen. Alle tien competenties zijn nodig om georuimtelijk denken in GI Science ontwikkelen. Voor curriculumontwikkelingsdoeleinden is elke competentie verder ontwikkeld tot een leerlijn met behulp van drie niveaus van complexiteit A, B en C. Elk is geïllustreerd met een voorbeeld. De nummering van deze tien competenties weerspiegelt niet het niveau van hun moeilijkheden, noch het niveau van hun belang.
Met het oog op het maken van een leerlijn zijn de GI Learner-competentieniveaus (A, B en C) samengevat in het K7-K12-curriculum, een tabel die via feedback op verschillende bijeenkomsten en congressen in heel Europa werd verfijnd.
Voor elk jaar zijn verschillende lessen gemaakt – gelinkt aan het curriculum en aan de competenties en de moeilijkheidsgraad voor elke groep.
Al deze materialen zijn te vinden op de website. Een leraar kan zo een bestaand lesonderwerp vervangen door een van de aanwezige lessen. Als dit wordt gedaan voor elk jaar (met minimaal twee lessen) zal de uitvoering van de leerlijn vruchtbaar zijn.
De meeste lessen maken gebruik van ArcGIS Online, een gratis online GIS-pakket. Voor een aantal oefeningen is het wel noodzakelijk om het – voor scholen gratis – organisatieaccount aan te vragen. Wil je als school ook een gratis pakket:
In de eerste graad staat in het leerplan het gebruik van ‘GIS-viewers’ vermeld, maar dat neemt niet weg dat er toch al kan gewerkt worden met webGIS. Daarnaast zijn ook virtual globes (Google Earth) bruikbaar.
Pro:
Contra:
Pro:
Contra:
Enkele voorbeelden:
http://www.geopunt.be
Onderzoek eigen omgeving.
https://earthquake.usgs.gov/earthquakes/map/
Verticale relatie: plaatranden en voorkomen aardbevingen.
http://www.standaard.be/curieuzeneuzen/map/#15.16/51.053739/3.729684
Onderzoek van relaties tussen landschapsvormende lagen
https://arcg.is/0K1He9
Evolutie landschap tussen 1770 en nu