Het is heel moeilijk om deze vraag te beantwoorden. Zeker is dat zo goed als geen enkele studierichting dezelfde blijft. De mate waarin een studierichting wijzigt ten gevolge van de modernisering so, hangt af van studierichting tot studierichting. Informatie over de specificiteit van elke studierichting van de 2de en de 3de graad vind je in de studierichtingsprofielen. Voor de 2de graad vind je voor elke studierichting een beschrijving van de studierichting, de essentie van de specifieke vorming en accenten in de algemene vorming die eigen zijn aan de studierichting. Voor de 3de graad vind je voorlopig al een summiere omschrijving van de eigenheid van elke studierichting in een verzameldocument met beknoptere studierichtingsprofielen.
Op dit moment heeft de Vlaamse regering nog niet bepaald welke overgangs- en toelatingsvoorwaarden zullen gelden voor overstappen of doorstroom binnen de nieuwe 2de graad, van de 2de naar de 3de graad of binnen de 3de graad. Naar analogie met de huidige regelgeving valt echter te verwachten dat overstappen of doorstroom binnen eenzelfde studiedomein in eenzelfde finaliteit of naar een andere finaliteit (van D- naar D/A-finaliteit of van D/A- naar A-finaliteit) mogelijk zijn.
Afhankelijk van de studierichting waarnaar men overstapt of doorstroomt is mogelijk een inhaalbeweging nodig. Essentiële leerinhouden waarvoor aandacht nodig is bij een overstap van de 2de naar de 3de graad lijsten we op tegen het einde van dit schooljaar.
Afhankelijk van de studierichting waarnaar men overstapt of doorstroomt is mogelijk een inhaalbeweging nodig. Essentiële leerinhouden waarvoor aandacht nodig is bij een overstap van de 2de naar de 3de graad lijsten we op tegen het einde van dit schooljaar.
Het is moeilijk om louter op resultaten af te gaan. Leerlingen die er in voldoende mate in slagen om de leerplandoelen voor de algemene vorming in de A-stroom te behalen, zouden vlot moeten kunnen doorstromen naar een studierichting in de D/A-finaliteit. Leerlingen die er vrij vlot in slagen om de leerplandoelen voor de algemene vorming te behalen, evenals bepaalde vormen van verdieping of bepaalde opdrachten die een hoger abstractievermogen vergen, zouden vlot moeten kunnen doorstromen naar een studierichting in de D-finaliteit.
Concrete handvatten voor de oriëntering op basis van de leerplannen van de algemene vorming A-stroom vind je in de tekst Handvatten voor de oriëntering naar een finaliteit na de 1ste graad.
Concrete handvatten voor de oriëntering op basis van de leerplannen van de algemene vorming A-stroom vind je in de tekst Handvatten voor de oriëntering naar een finaliteit na de 1ste graad.
Voor de doorstroomfinaliteit gelden dezelfde eindtermen voor de algemene vorming. Studierichtingen in de 2de graad verschillen dus vooral voor de specifieke vorming. Om tegemoet te komen aan de verschillende leerlingengroepen die we vandaag onderscheiden in aso-richtingen en theoretisch sterke kso/tso-richtingen en die we ook toekomstgericht zullen onderscheiden in domeinoverschrijdende en domeingebonden doorstroomrichtingen, hebben we ervoor gekozen om een onderscheid te maken tussen beide types van studierichtingen voor wat het vereiste talige abstractievermogen betreft. Leerlingen die over de nodige talige capaciteiten beschikken zullen zonder enig probleem kunnen overstappen van een domeingebonden naar een domeinoverschrijdende studierichting tussen het 3de en het 4de leerjaar, of tussen de 2de en de 3de graad.
Een basisoptie is geen voorafname op de verdere studiekeuze in de 2de graad; in een observerende en oriënterende 1ste graad is de keuze voor een basisoptie immers niet bepalend voor de doorstroom naar een specifieke studierichting in de 2de graad (met uitzondering van de basisoptie Klassieke talen). Uiteraard zullen leerlingen in een basisoptie kennismaken met domeinspecifieke basisbegrippen, basisconcepten en basisvaardigheden. Die inzichten en vaardigheden kunnen leerlingen ondersteunen in het maken van een bepaalde studiekeuze, maar ze zijn niet noodzakelijk om naar een bepaalde studierichting te kunnen doorstromen; in een specifieke studierichting in de 2de graad komen die inzichten en vaardigheden vanuit een breder perspectief en met meer diepgang aan bod. Dat leerlingen bepaalde items al hebben verkend in de basisoptie, zou in deze dan ook niet demotiverend mogen werken.
De leerplannen voor de specifieke vorming in de 2de graad gaan niet uit van enige voorkennis die anders is dan wat in de algemene vorming voor alle leerlingen zit.
De leerplannen voor de specifieke vorming in de 2de graad gaan niet uit van enige voorkennis die anders is dan wat in de algemene vorming voor alle leerlingen zit.
Het onderscheid tussen studierichtingen in beide finaliteiten is vrij groot. Het wordt bepaald door twee aspecten: de eindtermen algemene vorming en de invulling van de specifieke vorming.
De eindtermen voor de D-finaliteit zijn identiek voor domeinoverschrijdende (aso-)richtingen en domeingebonden (kso/tso-)richtingen en liggen qua ambitieniveau op het huidige aso-niveau. In dat opzicht is er een groot verschil met de eindtermen voor de D/A-finaliteit die qua ambitieniveau vergelijkbaar zijn met de eindtermen van het huidige kso/tso.
Een tweede verschil ligt in de eigenheid van de specifieke vorming. Voor de domeingebonden D-finaliteit wordt die volledig bepaald door specifieke eindtermen die de doorstroom naar gerichte (i.e. in het verlengde van de studierichting) academische en bredere professionele bacheloropleidingen moeten faciliteren. Voor de D/A-finaliteit wordt de specifieke vorming bepaald door een beperkter aantal specifieke eindtermen die de doorstroom naar gerichte (i.e. in het verlengde van de studierichting) professionele bacheloropleidingen faciliteren, maar ook door één of meer beroepskwalificaties die de doorstroom naar de arbeidsmarkt moeten faciliteren.
De eindtermen voor de D-finaliteit zijn identiek voor domeinoverschrijdende (aso-)richtingen en domeingebonden (kso/tso-)richtingen en liggen qua ambitieniveau op het huidige aso-niveau. In dat opzicht is er een groot verschil met de eindtermen voor de D/A-finaliteit die qua ambitieniveau vergelijkbaar zijn met de eindtermen van het huidige kso/tso.
Een tweede verschil ligt in de eigenheid van de specifieke vorming. Voor de domeingebonden D-finaliteit wordt die volledig bepaald door specifieke eindtermen die de doorstroom naar gerichte (i.e. in het verlengde van de studierichting) academische en bredere professionele bacheloropleidingen moeten faciliteren. Voor de D/A-finaliteit wordt de specifieke vorming bepaald door een beperkter aantal specifieke eindtermen die de doorstroom naar gerichte (i.e. in het verlengde van de studierichting) professionele bacheloropleidingen faciliteren, maar ook door één of meer beroepskwalificaties die de doorstroom naar de arbeidsmarkt moeten faciliteren.
Ja, dat is zeker realistisch. Voor wiskunde stelt er zich geen probleem gezien het leerplan met cesuurdoelen in Economische wetenschappen. Enkel voor chemie en fysica is een beperkt aantal items nog niet aan bod gekomen in de 2de graad; het betreft concreet het verschil tussen de leerplannen chemie en fysica basisvorming en de leerplannen chemie en fysica verdiepte basisvorming. Essentiële leerinhouden waarvoor aandacht nodig is bij die overgang lijsten we op tegen het einde van dit schooljaar.
Leerlingen die in de 2de graad geen economie hebben gehad en willen doorstromen naar een richting zoals Economie-moderne talen of Economie-wiskunde, moeten een inhaalbeweging maken voor economie. Scholen kunnen daaraan tegemoetkomen door al dan niet optioneel een lesuur economie te voorzien in het complementair gedeelte van het 4de leerjaar. Het is echter evenzeer mogelijk om de essentiële leerinhouden zoals opgenomen in leerplan Economie Co aan te bieden in een vakantiecursus of gedurende enkele woensdagnamiddagen of zaterdagvoormiddagen bij de start van het schooljaar. Vandaag hebben al heel wat scholen(gemeenschappen) ervaring met het organiseren van zo’n inhaalbeweging; een gelijkaardige inhaalbeweging blijft ook in de toekomst mogelijk.
Leerlingen die vandaag de capaciteiten hebben om een aso-richting met 4u wiskunde te volgen, zullen op basis van hun capaciteiten volgend schooljaar ook een richting met het pakket van 5u wiskunde kunnen volgen. Het huidige onderscheid tussen 4u en 5u wiskunde is niet zonder meer te vergelijken met het toekomstige derscheid. Op basis van de nieuwe eindtermen zullen bepaalde aspecten van het huidige leerplan met 5u wiskunde in de toekomst opgenomen zijn in het basisleerplan van 4u wiskunde voor alle leerlingen van de D-finaliteit; anderzijds zijn bepaalde items van het nieuwe leerplan voor 5u wiskunde niet noodzakelijk moeilijker dan bepaalde items van het nieuwe leerplan voor 4u wiskunde.
Verder is het belangrijk om voor ogen te houden dat de cesuurdoelen die het verschil uitmaken tussen het basisleerplan voor wiskunde en het leerplan met cesuurdoelen slechts een beperkt deel van het leerplan en dus van de onderwijstijd innemen. Het verschil tussen het leerplan wiskunde verdiepte basisvorming (dat onder meer geldt voor Moderne talen of Bedrijfswetenschappen) en het leerplan wiskunde met cesuurdoelen zit onder meer in de extra nadruk op bewijzen en bewijstechnieken, rekenen met complexe getallen (getallenleer), oplossen van willekeurige driehoeken (meetkunde) en het algebraïsch oplossen van 2degraadsongelijkheden. Zie in dat verband het document Onderscheid leerplannen basisvorming op de themapagina modernisering so 2de-3de graad en uiteraard de leerplannen wiskunde zelf.
Voor heel wat leerlingen is het na het 2de leerjaar nog niet duidelijk welke richting ze uiteindelijk best uitgaan in de 3de graad. Doorheen de 2de graad ontwikkelen ze zich verder en krijgen ze een steeds beter inzicht in waar ze echt sterk in zijn, onder meer door zich te verhouden tot de verschillende inhouden van het curriculum van de 2de graad. In dat opzicht kunnen de cesuurdoelen voor wiskunde zowel leraren als leerlingen helpen in de oriëntering naar een 3de graad Economie-wiskunde, Economie-moderne talen of een andere studierichting. Vermits de cesuurdoelen slechts een beperkt deel van het leerplan innemen, zouden alle leerlingen in de 2de graad Economische wetenschappen, mits een goede studiekeuze, goed in staat moeten zijn om de meeste leerplandoelen in voldoende mate te realiseren, maar zullen een aantal leerlingen het mogelijk moeilijker hebben voor een beperkt aantal topics. In de cesuurdoelen staan enkele topics die abstracter/complexer zijn dan het gemiddeld niveau van het nieuwe leerplan B of VB of het huidige leerplan wiskunde leerweg 4 (zoals analytische meetkunde in het vlak, het samenspel tussen complexe getallen en goniometrie). Het onvoldoende realiseren van de betrokken leerplandoelen kan er op basis van een valide en betrouwbare evaluatie nooit toe leiden dat die leerlingen een jaartekort behalen voor het vak wiskunde.
En reeds vooruitblikkend op de 3de graad: aan de richting Economie-moderne talen worden vanaf 1 september 2023 ook specifieke eindtermen voor wiskunde toegevoegd; om die inhouden met succes te kunnen verwerven, is een stevigere basis voor wiskunde in de 2de graad nodig dan in de huidige 2de graad wordt gelegd met het leerplan voor 4u wiskunde. Die stevige basis wordt voor wiskunde gelegd in het nieuwe leerplan wiskunde VB.
Verder is het belangrijk om voor ogen te houden dat de cesuurdoelen die het verschil uitmaken tussen het basisleerplan voor wiskunde en het leerplan met cesuurdoelen slechts een beperkt deel van het leerplan en dus van de onderwijstijd innemen. Het verschil tussen het leerplan wiskunde verdiepte basisvorming (dat onder meer geldt voor Moderne talen of Bedrijfswetenschappen) en het leerplan wiskunde met cesuurdoelen zit onder meer in de extra nadruk op bewijzen en bewijstechnieken, rekenen met complexe getallen (getallenleer), oplossen van willekeurige driehoeken (meetkunde) en het algebraïsch oplossen van 2degraadsongelijkheden. Zie in dat verband het document Onderscheid leerplannen basisvorming op de themapagina modernisering so 2de-3de graad en uiteraard de leerplannen wiskunde zelf.
Voor heel wat leerlingen is het na het 2de leerjaar nog niet duidelijk welke richting ze uiteindelijk best uitgaan in de 3de graad. Doorheen de 2de graad ontwikkelen ze zich verder en krijgen ze een steeds beter inzicht in waar ze echt sterk in zijn, onder meer door zich te verhouden tot de verschillende inhouden van het curriculum van de 2de graad. In dat opzicht kunnen de cesuurdoelen voor wiskunde zowel leraren als leerlingen helpen in de oriëntering naar een 3de graad Economie-wiskunde, Economie-moderne talen of een andere studierichting. Vermits de cesuurdoelen slechts een beperkt deel van het leerplan innemen, zouden alle leerlingen in de 2de graad Economische wetenschappen, mits een goede studiekeuze, goed in staat moeten zijn om de meeste leerplandoelen in voldoende mate te realiseren, maar zullen een aantal leerlingen het mogelijk moeilijker hebben voor een beperkt aantal topics. In de cesuurdoelen staan enkele topics die abstracter/complexer zijn dan het gemiddeld niveau van het nieuwe leerplan B of VB of het huidige leerplan wiskunde leerweg 4 (zoals analytische meetkunde in het vlak, het samenspel tussen complexe getallen en goniometrie). Het onvoldoende realiseren van de betrokken leerplandoelen kan er op basis van een valide en betrouwbare evaluatie nooit toe leiden dat die leerlingen een jaartekort behalen voor het vak wiskunde.
En reeds vooruitblikkend op de 3de graad: aan de richting Economie-moderne talen worden vanaf 1 september 2023 ook specifieke eindtermen voor wiskunde toegevoegd; om die inhouden met succes te kunnen verwerven, is een stevigere basis voor wiskunde in de 2de graad nodig dan in de huidige 2de graad wordt gelegd met het leerplan voor 4u wiskunde. Die stevige basis wordt voor wiskunde gelegd in het nieuwe leerplan wiskunde VB.
Cesuurdoelen in de 2de graad zijn ingebed in een leerplan dat ofwel enkel betrekking heeft op specifieke vorming, ofwel algemene vorming en specifieke vorming combineert tot één geheel. Vermits voor alle leerplannen geldt dat de leerplandoelen in voldoende mate moeten bereikt worden, geldt dat evenzeer voor de onderliggende cesuurdoelen.
In het geval de cesuurdoelen de basis vormen van een leerplan dat enkel betrekking heeft op de specifieke vorming (bv. Economie, Latijn, Filosofie …), dan kan het niet in voldoende mate bereiken van de leerplandoelen (en dus de onderliggende cesuurdoelen) leiden tot een clausulering. In het geval de cesuurdoelen samen met eindtermen algemene vorming de basis van een leerplan vormen (bv. wiskunde …), geldt het leerplan als één geheel. In het leerplan wordt geen onderscheid gemaakt tussen leerplandoelen gebaseerd op eindtermen en leerplandoelen gebaseerd op cesuurdoelen. Dat is weinig zinvol en ook niet altijd mogelijk; in een aantal gevallen versterken eindtermen en cesuurdoelen elkaar. Bij een leerplan dat eindtermen en cesuurdoelen combineert is het zeker voor de domeinoverschrijdende richtingen zo dat de cesuurdoelen slechts een beperkt deel van het leerplan en dus van de onderwijstijd innemen. Het onvoldoende realiseren van de betrokken leerplandoelen kan er op basis van een valide en betrouwbare evaluatie nooit toe leiden dat leerlingen een jaartekort behalen voor dat vak. Clausuleren louter op basis van het niet bereiken van de cesuurdoelen zal daarom niet mogelijk zijn.
In het geval de cesuurdoelen de basis vormen van een leerplan dat enkel betrekking heeft op de specifieke vorming (bv. Economie, Latijn, Filosofie …), dan kan het niet in voldoende mate bereiken van de leerplandoelen (en dus de onderliggende cesuurdoelen) leiden tot een clausulering. In het geval de cesuurdoelen samen met eindtermen algemene vorming de basis van een leerplan vormen (bv. wiskunde …), geldt het leerplan als één geheel. In het leerplan wordt geen onderscheid gemaakt tussen leerplandoelen gebaseerd op eindtermen en leerplandoelen gebaseerd op cesuurdoelen. Dat is weinig zinvol en ook niet altijd mogelijk; in een aantal gevallen versterken eindtermen en cesuurdoelen elkaar. Bij een leerplan dat eindtermen en cesuurdoelen combineert is het zeker voor de domeinoverschrijdende richtingen zo dat de cesuurdoelen slechts een beperkt deel van het leerplan en dus van de onderwijstijd innemen. Het onvoldoende realiseren van de betrokken leerplandoelen kan er op basis van een valide en betrouwbare evaluatie nooit toe leiden dat leerlingen een jaartekort behalen voor dat vak. Clausuleren louter op basis van het niet bereiken van de cesuurdoelen zal daarom niet mogelijk zijn.
Net zoals in de huidige 2de graad aso laat een keuze voor een domeinoverschrijdende studierichting in de nieuwe 2de graad doorstroomfinaliteit nog heel wat opties open. Veelal is het onderscheid in leerplannen van de algemene vorming noch de specifieke vorming dusdanig bepalend dat doorstroom naar diverse studierichtingen in de 3de graad onmogelijk wordt.
In de tekst Handvatten voor de oriëntering naar een finaliteit na de 1ste graad is heel wat informatie beschikbaar om de oriëntering naar een finaliteit in de 2de graad te onderbouwen vanuit de leerplannen voor moderne vreemde talen, Nederlands, geschiedenis, wiskunde en wetenschappen. Informatie over de specificiteit van elke studierichting van de 2de graad vind je in de studierichtingsprofielen. Die bevatten voor elke studierichting een beschrijving van de studierichting, de essentie van de specifieke vorming en accenten in de algemene vorming die eigen zijn aan de studierichting.
Eerst en vooral is het belangrijk om te duiden wat ‘niet sterk zijn in’ precies betekent. Leerlingen die vrij vlot de leerplandoelen voor wiskunde en talen bereiken, maar het moeilijker hebben met bepaalde verdiepingsdoelen of opdrachten die een hoger abstractievermogen vergen, kunnen doorstromen naar de D-finaliteit, maar kiezen in dat geval best voor richtingen die uitgaan van het basisleerplan voor wiskunde en moderne vreemde talen.
Leerlingen die er maar net in slagen om de leerplandoelen voor wiskunde en moderne vreemde talen in voldoende mate te bereiken, maken omwille van het vrij hoge niveau van de algemene vorming in de D-finaliteit, wellicht best een keuze voor een richting in de D/A-finaliteit.
Leerlingen die er maar net in slagen om de leerplandoelen voor wiskunde en moderne vreemde talen in voldoende mate te bereiken, maken omwille van het vrij hoge niveau van de algemene vorming in de D-finaliteit, wellicht best een keuze voor een richting in de D/A-finaliteit.
De vervolgrichtingen in de 3de graad die het sterkst aansluiten bij Moderne talen 2de graad zijn Taal en communicatiewetenschappen, Moderne talen-wetenschappen en Economie-moderne talen. In wat volgt focussen we even op de laatste twee studierichtingen. Omwille van het leerplan verdiepte basisvorming voor chemie, fysica en wiskunde is voor de doorstroom naar Moderne talen-wetenschappen geen enkele inhaalbeweging nodig. Voor de doorstroom naar Economie-moderne talen is een inhaalbeweging nodig voor economie, gelijkaardig aan de inhaalbeweging die leerlingen zonder economie in de 2de graad vandaag ook maken als ze kiezen voor een richting met economie in de 3de graad.
Ook vanuit Natuurwetenschappen en Economische wetenschappen is in bepaalde gevallen een inhaalbeweging nodig. Zo is een inhaalbeweging voor Duits nodig voor de doorstroom van de 2de graad Natuurwetenschappen naar Moderne talen-wetenschappen en van de 2de graad Economische wetenschappen naar Economie-moderne talen.
Ook vanuit Natuurwetenschappen en Economische wetenschappen is in bepaalde gevallen een inhaalbeweging nodig. Zo is een inhaalbeweging voor Duits nodig voor de doorstroom van de 2de graad Natuurwetenschappen naar Moderne talen-wetenschappen en van de 2de graad Economische wetenschappen naar Economie-moderne talen.
In de basisopties van de 1ste graad A- en B-stroom verwerven leerlingen bepaalde basisinzichten en basisvaardigheden in het brede domein waarin de basisoptie zich bevindt, of in het geval de school heeft gekozen voor één of meer pakketten, al meer toegespitst op een bepaald subdomein. Omwille van de nieuwe eindtermen die de Vlaamse regering heeft vastgelegd, zal het aandeel van de algemene vorming in de nieuwe 2de en de 3de graad toenemen ten koste van de specifieke vorming. In het specifiek gedeelte zullen er daarom soms bepaalde keuzes moeten gemaakt worden in wat wel en niet (meer) aan bod zal komen. Het is echter nog steeds de bedoeling dat leerlingen tegen het einde van de 3de graad voldoende theoretisch-technische en praktische competenties hebben verworven om te kunnen doorstromen naar de arbeidsmarkt.
Op basis van de modellessentabel voor de 1ste graad volstaan 8 graaduren wiskunde om het leerplan wiskunde van de A-stroom met voldoende diepgang te realiseren. Binnen dat tijdsbestek moet het mogelijk zijn om leerlingen met de nodige capaciteiten voor wiskunde ook voldoende verdieping aan te bieden met het oog op een studierichting in de D-finaliteit. Niet zozeer het aantal lesuren in de 1ste graad speelt in deze een rol, wel wat concreet aan bod komt in de lessen wiskunde.
Omwille van het grote verschil in de eindtermen voor de D/A- finaliteit en de A-finaliteit zou een overgang van de 2de graad A-finaliteit naar een 3de graad D/A-finaliteit slechts voor een heel beperkte groep leerlingen een mogelijkheid kunnen zijn. Het valt nog af te wachten of een dergelijke overgang vanuit de regelgeving mogelijk gemaakt zal worden. Vandaag is het in elk geval onmogelijk om van een 2de graad bso door te stromen naar een 3de graad kso/tso. Een overgang van de 1ste graad B-stroom naar de 2de graad D/A-finaliteit is wel mogelijk op voorwaarde dat een leerling met succes de basisoptie Opstroomoptie volgde of mits een gunstige beslissing van de toelatingsklassenraad.
In de toekomst zullen leerlingen die na een 3de graad A-finaliteit willen verder studeren, kunnen kiezen voor een algemeen vormende of beroepsgerichte Se-n-Se of voor een HBO5-opleiding. Na een algemeen vormende Se-n-Se ontvangen leerlingen een diploma secundair onderwijs, onderwijskwalificatie 4, dat hen toegang geeft tot bacheloropleidingen in het hoger onderwijs.
In de toekomst zullen leerlingen die na een 3de graad A-finaliteit willen verder studeren, kunnen kiezen voor een algemeen vormende of beroepsgerichte Se-n-Se of voor een HBO5-opleiding. Na een algemeen vormende Se-n-Se ontvangen leerlingen een diploma secundair onderwijs, onderwijskwalificatie 4, dat hen toegang geeft tot bacheloropleidingen in het hoger onderwijs.