De leerlingen herkennen een historische vraag.
Historisch denken begint als je vragen stelt over het verleden, over de band tussen het verleden, het heden en de toekomst, en/of over het statuut van historische kennis. Die historische vragen kunnen op macrogeschiedenis gericht zijn, zoals vragen die peilen naar grote lijnen uit het verleden en naar (dis)continuïteit tussen verleden en heden, maar kunnen ook voortvloeien uit een proces van persoonlijke en sociale betekenisgeving aan het verleden.
Voorbeelden zijn:
Wat maakte van de verlichting een ommekeer in het Europa van de 18de eeuw? Welke factoren droegen doorheen de tijd bij tot de sociale ongelijkheid tussen man en vrouw, in westerse en niet-westerse beschavingen? Waarom besloten Europeanen in de 17de eeuw om te emigreren naar Noord-Amerika? In welke mate waren de ontdekkingstochten van de 15de-17de eeuw een religieuze operatie, dan wel een economische noodzaak?
Het stellen van een historische vraag vormt dus de start van een proces waarbij die vraag enerzijds in een breder historisch oriëntatiekader wordt geplaatst, en anderzijds nagedacht wordt over de historische bronnen die tot een antwoord op de vraag kunnen leiden. Leerlingen leren zo oog hebben voor de eigenheid van geschiedenis en wat geschiedenis inhoudelijk onderscheidt van andere wetenschappen.
Leerlingen geven aan om welke soort historische vraag het gaat. Een historische vraag kan gericht zijn op het verleden (op kenmerken van maatschappelijke contexten), op de relatie verleden-heden, op hoe kennis van het verleden tot stand komt en op historische beeldvorming. Historische vragen kunnen een verschillend doel hebben: beschrijven, verklaren of evalueren/beoordelen en vergelijken.
Je kunt werken met een venndiagram om het onderscheid visueel duidelijk te maken. De twee verzamelingen zijn historische vragen en niet-historische vragen. De doorsnede is voor twijfelgevallen.
Let erop dat de derde vraag discussie kan opleveren. Je kunt deze vraag beantwoorden zonder te verwijzen naar geschiedenis (“omdat er drie bevolkingsgroepen zijn”) maar evengoed verwijs je naar de manier waarop deze situatie historisch gegroeid is. Je kunt met dergelijke vragen dus voor extra uitdaging zorgen in de klas.
Je kunt de leerlingen ook laten noteren welke vragen in hen opkomen. Vervolgens duiden de leerlingen aan welke de historische vragen zijn.
Sommige vragen zullen meer richting godsdienst gaan terwijl andere vragen thuishoren in geschiedenis en als dusdanig door de leerlingen herkend moeten worden.
Je hebt een lessenreeks gewijd aan de Spaanse kolonies in Latijns-Amerika in de 16 de eeuw. Je laat de leerlingen verwoorden welke vragen ze nog hebben. “Bestaan die kolonies vandaag nog?” “Werden die kolonies nooit veroverd door de lokale bevolking?” “Hebben wij vandaag een kolonie?” “Zullen wij ooit een kolonie worden?” “Was een kolonie toen anders dan de Europese kolonies in Afrika in de Moderne Tijd, of hetzelfde?” Leerlingen kunnen dan even nadenken welke van die vragen historisch zijn en beargumenteren hun antwoord.
Je kunt daarmee spelen door de leerlingen een niet zo duidelijk voorbeeld te laten verbeteren.
Waar willen ze de volgende les graag nog een antwoord op? Wat interesseert hen nog? Waar willen ze meer
over te weten komen? Zet vervolgens twee duo’s samen en laat hen uit de twee vragen eentje kiezen die zij de meest interessante historische vraag vinden.
Stap 1: lees de onderstaande vragen.
Op zich is dit een goede vraag: tijd en plaats zijn voldoende afgebakend. Het betreft wel een erg uitgebreid onderzoek omdat het medium niet benoemd wordt: gaat het over strips, schilderijen, films, …?
Dit is een moeilijk onderzoekbare vraag aangezien de Taïno zelf geen geschreven bronnen bijhielden. Onrechtstreeks zouden we iets te weten kunnen komen via westerse bronnen. Hier stelt zich het probleem van afwezigheid van de bronnen.
Deze vraag is veel te vaag gesteld. De afbakening in tijd en ruimte ontbreekt volledig.
Dit is een goed afgebakende historische vraag. Er zijn voldoende historische bronnen en werken voorhanden.
Stap 2: hoe onderzoekbaar zijn deze historische vragen?
Stap 3: argumenteer je keuze.
Schrijf bij de minst onderzoekbare vraag de belangrijkste reden waarom je deze onderaan hebt gelegd.
Extra stap:
Herschrijf één van de middelste vragen zodat deze wél, of beter onderzoekbaar wordt.