- Zorg dat leerlingen ruimte hebben om bronnen te bewerken: woordverklaringen noteren in de marge, passages of elementen onderstrepen… In veel leermateriaal zijn bronnen enorm ingekapseld. Meer marge creëert letterlijk ademruimte voor een grondige bronnenanalyse.
- Leerlingen struikelen vaak over begrippen.
- Dat is bij een abstract vak als geschiedenis niet verwonderlijk. De taal in bronnen is meestal een tikkeltje archaïsch. Het is normaal dat leerlingen daarmee worstelen. Geef hen voldoende ruimte om die ervaring te uiten.
- Veelgebruikte begrippen en de structuur- en sleutelbegrippen uit leerplandoelen 3 en 7 kunnen een plaats krijgen in een vademecum of begrippenlijst. Zo kunnen enkele talige drempels al geslecht worden.
- Waarom niet standaard zorgen voor een begeleidende woordenlijst van begrippen waarmee leerlingen wellicht zullen worstelen?
- Niet bij elk begrip moet stilgestaan worden. Meestal is het vooral de bedoeling dat leerlingen de centrale boodschap van een tekst begrijpen.
- De Engelse leraar Russel Tarr drukt bronnen die hij gebruikt in groot formaat (A3) af en hangt die op in de klas. Vervolgens laat hij de leerlingen per twee in volledige stilte de bronnen bekijken en laat hij hen opmerkingen en vragen erbij schrijven. Eén leerling begint, de andere kan aanvullen of vragen beantwoorden. Je kan een doorschuifsysteem gebruiken zodat leerlingen verschillende bronnen bestuderen en voortwerken op elkaars opmerkingen en vragen. Tussendoor heb jij de tijd om in te schatten hoe ze het doen en feedback te geven. Je zal merken dat de leerlingen de bronnen grondiger dan anders bestuderen. De betrokkenheid is ook veel groter dan bij een klassikale bespreking.
- Bronteksten zijn meestal vertaald en bewerkt. Durf gerust de tekst zo te bewerken dat de leerlingen ermee weg kunnen. Het is echter niet de bedoeling om onbekende of nieuwe begrippen te vermijden, integendeel. Vestig de aandacht van de leerlingen wel op het feit dat de tekst herwerkt is en probeer betekenisverschuivingen te vermijden. Te sterk vereenvoudigen kan overigens nadelige effecten hebben. Veel gebruik maken van enkelvoudige zinnen, één zin per lijn weergeven en structuurverduidelijkende woorden als ‘ten eerste’, ‘doordat’ of ‘omdat’ vermijden doet meer kwaad dan goed.
- Je kan leerlingen prikkelen om grondiger te lezen of te kijken door onverwachte dingen te doen met bronnen.
- Je kan een brontekst verknippen en vragen om de stukken in de juiste volgorde te leggen.
- Je kan de lijnen in een tekst per vijf aanduiden, dat laat toe om meer gericht in te gaan op de tekst tijdens de bespreking.
- Je kan een afbeelding projecten met een deel dat afgedekt is. Je vraagt dan aan de leerlingen om een hypothese te formuleren wat er te zien zou kunnen zijn. Je toont vervolgens de originele afbeelding. De leerlingen zullen spontaan grondiger kijken.
- Je voegt pijlen toe aan bepaalde elementen uit een bron of afbeelding en vraagt om die te benoemen.
- Je kan een raster boven een afbeelding leggen zodat je leerlingen kan laten aanduiden in welk hokje zich iets afspeelt of omgekeerd, zij geprikkeld worden om een afbeelding in detail te bekijken en jou te wijzen op intrigerende details.
- Zorg voor duidelijke instructies zodat leerlingen op een juiste manier op zoek kunnen gaan. Vage instructies als ‘we lezen nu de bron’ of ‘we bekijken dit beeld’ zorgen dat leerlingen afhaken. Je kan daarvoor leesstrategieën gebruiken die leerlingen aanleren in Nederlands (zie ook K. Van Nieuwenhuyse et. al., ‘Historisch denken over bronnen. Aan de slag in het geschiedenisonderwijs’ (Acco, 2016), p.100.
- Oriënterend lezen: heel snel de essentie, de grote lijnen van een tekst achterhalen. Dat lukt vooral door te letten op (tussen)titels, vetgedrukte of gecursiveerde woorden. Je kan dergelijke elementen bewust invoegen in de brontekst. Voorbeeld: “Ok, ik geef jullie tien seconden om mij te vertellen waarover de volgende bron gaat. Hou daarbij het volgende in het achterhoofd. Zou het de moeite zijn om de bruikbaarheid ervan voor het beantwoorden van onze historische vraag verder te onderzoeken?
- Zoekend lezen: heel specifieke gegevens uit een tekst proberen halen. Leerlingen focussen op een signaalwoord, een naam of een jaartal.
- Globaal lezen: een stap verder dan het oriënterend lezen waarbij leerlingen de structuur en samenhang van de tekst in kaart brengen. Ze letten daarbij vooral op signaal- en verwijswoorden: ‘vervolgens’, ‘daarom’, ‘dan ook’, ‘om’, ‘omdat’ etc. Je kan hier gebruik maken van schema’s die leerlingen helpen om greep te krijgen op de structuur van een tekst. Voorbeeld: "Lees de tekst grondig door en vul volgend schema aan."
- Intensief lezen: leerlingen gaan echt in de diepte en proberen ofwel de volledige tekst te begrijpen ofwel zich te buigen over de betekenis van een specifieke passage.
- Je kan leerlingen laten samenwerken aan bronnenanalyse, bijvoorbeeld via een ‘overlegvel’ (idee van Russel Tarr, www.classtools.net).