De leerlingen benoemen in een historische beeldvorming bedoelde en onbedoelde gevolgen.
Doordat leerlingen zeer lineair denken als het over oorzaken en gevolgen gaat, zien ze gevolgen meestal als een uitloper van een bewuste intentie van mensen: een oorlog willen starten, een religieuze hervorming beginnen… Maar situaties draaien soms anders uit dan mensen het oorspronkelijk bedoeld hadden. Deze nuance binnen het denken over oorzaken en gevolgen kan aangebracht worden wanneer leerlingen de basiskennis uit leerplandoel 17 in de vingers hebben.
Leerlingen maken het onderscheid tussen gevolgen die historische actoren bewust wilden bereiken en gevolgen die helemaal niet zo bedoeld waren.
Dit doel vormt geen basiskennis maar een mogelijke verdieping.
Achter zowat elke beslissing gaat een intentie van een persoon of groep schuil. Deze doelstelling helpt om het onderscheid te maken tussen de intenties van een handeling en gevolgen daarvan.
Je kunt intenties, handelingen en gevolgen in een schema gieten waarbij de leerlingen een onderscheid leren maken tussen intenties en gevolgen die daaruit voortspruiten. Voor de eerste graad is het wellicht beter om het woord ‘intentie’ nog niet te gebruiken maar wel een meer courant woord als ‘bedoeling’. Je kunt de leerlingen de tabel geven en enkele gevolgen en ze dan laten klasseren.