- Dit doel is gebaseerd op een eindterm uit de sleutelcompetentie burgerschap.
- Het beheersingsniveau van deze doelstelling staat op analyseren. Leerlingen moeten dus actief een vergelijking maken en zelf gelijkenissen en verschillen kunnen benoemen. Je kunt hen wel vooraf de nodige context meegeven om een dergelijke oefening te kunnen doen: input tijdens de les, een informatieve tekst, historische bronnen.
- De begrippen uit de afbakening zijn niet letterlijk te kennen. Leerlingen moeten de achterliggende ideeën in eigen woorden kunnen toelichten. Je moet dus geen uitgebreide lessenreeks geven over de democratie.
- Het is hierbij belangrijk dat leerlingen inzien dat begrippen historische periode-gerelateerd zijn en dus een wisselende inhoud hebben. Dit inzicht is heel belangrijk voor jonge leerlingen. Dit geldt uiteraard ook voor de rechtsstaat. Leerlingen moeten begrijpen dat onze huidige rechtsstaat van recente makelij is en dat met andere woorden recht in de geschiedenis een heel andere invulling kreeg dan vandaag het geval is. De verwijzing naar de scheiding van de machten ligt hier zo voor de hand.
- Het hedendaags perspectief omvat zowel de eigen leefwereld (denk aan de school) als de (politieke) actualiteit. Wat dat laatste betreft kan je verschillende niveaus onderscheiden, bijvoorbeeld het land of de gemeente.
- Je kunt de vergelijking laten maken tussen twee historische samenlevingen, een historische en een actuele en twee actuele samenlevingen. Aangezien het hier over het leerplan geschiedenis gaat, gaan we er van uit dat er een historisch element deel uitmaakt van de vergelijking.
- Bij een dergelijke vergelijking is het cruciaal om niet in de valkuil van het presentisme te vallen. Samenlevingen moeten in hun historische context geplaatst worden.
- Bij zo’n vergelijking komt het waardeoordeel snel om de hoek loeren, met de democratie als moreel richtpunt. Niet-democratische regimes worden dan als minderwaardig bekeken. Historici zullen de democratie altijd ondersteunen omdat echte, vrije wetenschap alleen maar gedijt in een democratie. Dat betekent niet dat ze niet-democratische regimes zo genuanceerd mogelijk bestuderen en zich proberen inleven in de beweegredenen waarom dergelijke systemen ontstaan zijn en het volgehouden hebben.
- Hoewel het strikt genomen geen onderdeel vormt van deze doelstelling, kan het interessant zijn om te onderzoeken in welke context een democratie ontstaat maar ook in welke omstandigheden een democratie ten onder gaat.
- Hetzelfde geldt voor de rol van propaganda. Autoritaire regimes zetten daarop heel sterk in, dat is een constante in de geschiedenis. Je moet opletten dat je in de geschiedenisles dergelijke beeldvorming voldoende kritisch duidt. Stel je de Egyptische farao’s als almachtig voor, of heb je ook oog voor periodes waarin het centrale gezag verzwakt en versnipperd was?