De leerlingen geven binnen een aangereikte set historische bronnen aan welke bruikbaar zijn om een historische vraag te beantwoorden.
Wie het antwoord op een historische vraag zoekt, gaat op zoek naar geschikte bronnen. Dat betekent een selectie maken uit een heel breed aanbod. Het is niet de bedoeling dat leerlingen zelf bronnen opzoeken (de heuristiek), maar wel in een aangeboden set van bronnen de bruikbare bronnen kunnen selecteren. Zo leren ze doelgericht informatie verwerken, een eigenschap die ook buiten het vak geschiedenis heel nuttig is.
Tevens leren ze zo zien dat er een verschil bestaat tussen bruikbaarheid en betrouwbaarheid. Een bron hoeft niet betrouwbaar te zijn om bruikbaar te zijn.
Leerlingen passen criteria toe die hen toelaten om te beslissen welke historische bronnen ze kunnen gebruiken om een historische vraag te beantwoorden.
Wie een onderzoek dat naar de maatschappelijke positie van schoenmakers in het Oude Athene zal van hen weinig sporen terugvinden in geschreven bronnen. Die zijn vooral producten van een geletterde elite waardoor de stem van schoenmakers zal ontbreken. De elitaire bronnen zijn dus bruikbaar, want in hun stilzwijgen zeggen ze iets over de maatschappelijke positie van schoenmakers. In dit voorbeeld is het stilzwijgen veeleer onbewust. Het stilzwijgen kan ook bewust zijn. De Romeinse damnatio memoriae is een bekend voorbeeld.
Leer leerlingen in het eerste jaar kennismaken met dit concept vanuit de eigen leefwereld. Laat leerlingen een persoonlijk voorwerp meebrengen dat iets over de leerling zelf vertelt. In een volgende les kunnen de voorwerpen in groep op tafel gelegd worden. Dan vertel je dat ze zich het volgende moeten inbeelden: een historicus stelt zich in 2100 de vraag op welke manier jongeren zich tijdens het eerste kwart van de 21ste eeuw ontspanden. Welke van deze bronnen leveren voor de historicus bruikbare informatie aan?
Je kunt de criteria voor bruikbaarheid aanbrengen met een analysepad.
Bied verschillende bronnen aan de leerlingen aan. In functie van een historische vraag kiezen de leerlingen of er bruikbare informatie van de bron kan afgeleid worden. Je kunt er ook voor kiezen om meerdere historische vragen te geven. Dit verhoogt het discussiekarakter: leerlingen zullen merken dat bronnen voor verschillende vragen bruikbaar kunnen zijn. Je kunt deze oefening doen met volledige bronnen of met enkel een beschrijving van een bron (zoals in het voorbeeld hieronder). In dat geval maken leerlingen een inschatting op basis van de beschikbare informatie en is er ruimte voor hypothese. Dan zal de aangehaalde argumentatie belangrijk zijn.
Historische vraag 1
Welke kleding droegen de Germanen?
Historische vraag 2
Welk beeld hadden de Romeinen van de Germanen?
Bruikbaar?
Waarom wel of niet?
Bruikbaar?
Waarom wel of niet?
Bron 1
Een beschrijving van de Romeinse geschiedschrijver Tacitus over de Germaanse leefgewoonten.
Bron 2
Resten van een geweven stof die teruggevonden zijn in een Germaanse afvalput.
Bron 3
Een muntschat waarin Germaanse en Romeinse munten bewaard werden.
Bron 4
Een graf van een Germaanse strijder die in een gevecht gesneuveld is.
Bron 5
Een namenlijst van Germaanse slaven die eigendom waren van een Romeinse senator.
De leerlingen krijgen naast een set bronnen ook een reeks vragen:
Als verdiepingsmogelijkheid kan enkel een set bronnen gegeven worden, met als opdracht per bron te oordelen
voor welke historische vraag die wel of niet bruikbaar is. Je combineert dan met het uitbreidingsdoel van de eerste krachtlijn over historische vraagstelling. Leerlingen bedenken dan zelf een historische vraag waarvoor die bron bruikbaar is. Je kunt het ook omgekeerd doen: een historische vraag laten bedenken waarvoor de bron niet bruikbaar is.