Elke leerling verdient de kans om zich volledig te ontplooien. Dat is het uitgangspunt van het streven naar gelijke onderwijskansen. Het vraagt van scholen dat ze actief obstakels opsporen, analyseren en aanpakken – binnen hun eigen context. Want persoonlijke of sociale kenmerken van leerlingen mogen nooit uitgroeien tot drempels die hun ontwikkeling belemmeren of hun kansen op het behalen van leerdoelen ondermijnen.
Met deze krachtige boodschap, geïnspireerd op een citaat uit een OESO-publicatie uit 2012[1], opent de PRO-pagina over gelijke onderwijskansen van Katholiek Onderwijs Vlaanderen.
Maar om die obstakels écht zichtbaar te maken, volstaat intuïtie niet. Data spelen hierbij een cruciale rol. Door gericht gegevens te verzamelen en te analyseren – over leerprestaties, aanwezigheden, doorstroom, welbevinden en meer – krijgen scholen zicht op structurele patronen en kwetsbaarheden. Datageletterdheid stelt schoolteams in staat om die signalen correct te interpreteren en onderbouwde beslissingen te nemen. Zo wordt data geen doel op zich, maar een hefboom voor eerlijke kansen en doelgerichte acties.
In basisschool Hunnegem[2] (Geraardsbergen) namen we een kijkje achter de schermen en spraken we met de directeur en zorgcoördinator over hoe zij data inzetten om kansenongelijkheid aan te pakken.
Ongelijkheid verminderen en gelijke onderwijskansen bevorderen: het zijn meer dan beleidsdoelen van jullie school – het zijn overtuigingen die diep geworteld zitten in het team. Dat voel je meteen wanneer je de school binnenstapt: de warme, uitnodigende sfeer vertelt zonder woorden dat elk kind hier welkom is. Waar komt jullie sterke engagement voor gelijke onderwijskansen vandaan? Wat drijft jullie als team en als mensen?
Yasmine: We willen al onze kinderen, en in het bijzonder onze SES-kinderen, een heel stevige basis meegeven. Elk kind heeft mogelijkheden en we willen hen ondersteunen in het ontdekken van en het waarmaken van wat mogelijk is. Zich goed voelen op school is de basis. Als kinderen zich niet veilig en welkom voelen, kunnen ze moeilijk openstaan voor leren.
Daarom zorgen we voor een warme ontvangst. Dat warme gevoel komt er niet vanzelf - het is iets waar het hele schoolteam samen aan werkt. We hebben het geluk dat elke leerkracht in ons team die visie deelt. Zoals de inspectie vorig schooljaar het mooi verwoordde: zorg en gelijke onderwijskansen zijn een wij-verhaal. Het moet echt gedragen worden door het hele team. En dat is bij ons het geval, niettegenstaande wij een zeer jong en nieuw team hebben.
Brigitte: Gelijke onderwijskansen zijn eigenlijk ons dekentje: we willen elk kind warmte en veiligheid bieden om zich zowel op het gebied van leven maar zeker ook op het gebied van leren te ontplooien. Kinderen moeten op onze school het gevoel hebben: ‘ik mag hier zijn, ik hoor erbij.’ Elk kind telt voor ons, ongeacht herkomst, kleur en maatschappelijke achtergrond. En we hebben een enorme diversiteit aan kinderen. Twee derde ervan tikt aan op één of meerdere SES-kenmerken. In de meeste gevallen hebben ze ook een andere thuistaal dan het Nederlands. (stilte)
Ik weet wat het betekent als je geen eerlijke onderwijskansen krijgt. 50 jaar geleden - ik zat in de lagere school - moest ik achteraan in de klas zitten, gewoon omdat ze niet in mij geloofden. Ze dachten dat ik het toch niet zou kunnen. Dat gevoel van ‘ik doe er niet toe’, dat draag je lang mee. Ik wil dat geen enkel kind aandoen. Voor mij is dit een soort van … payback time. Ik wil mee het verschil maken dat ik zelf bij een aantal leraren niet gekregen heb.
Gelijke onderwijskansen zijn ons dekentje.” - Brigitte Van Wymeersch -
Als elk kind telt, wil je ook weten of elk kind mee is. Hoe helpt data jullie om te zien waar noden liggen en of jullie aanpak werkt?
Yasmine: De SES-kenmerken waarnaar Brigitte verwees (en Discimus gegevens[3]) zijn voor ons belangrijk in het GOK-verhaal. Wie op één of meerdere SES-indicatoren aantikt, volgen we sowieso systematisch op. We brengen die informatie, zonder in detail te gaan, ook in bij het samenstellen van de klaslijsten, zodat elke leerkracht meteen weet: dit is een leerling met een bepaalde kwetsbaarheid. Maar de SES-gegevens zijn niet voldoende. Daarom kijken we ook naar wat we in de dagelijkse praktijk signaleren: kinderen die weinig schoolse taal horen thuis, kinderen die vaker thuisblijven van school, ouders die moeilijker contact leggen met de school, gezinnen die zich niet altijd even zichtbaar maken maar wél hulp kunnen gebruiken … Al die dingen zijn essentieel om een volledig beeld te krijgen van wie kwetsbaar is en waarom.
Brigitte: Het is de inspectie die er ons vorig schooljaar op gewezen heeft dat we vooral heel breed moeten kijken zodat we een volledig beeld krijgen van onze leerlingen en hun situatie. (n.v.d.r. De school kreeg een gunstig advies én een positieve uitspraak over het gelijke onderwijskansenbeleid.) Door die brede gegevensverzameling kunnen we ook beter inschatten welke leerlingen extra ondersteuning nodig hebben en kunnen we voorkomen dat iemand over het hoofd gezien wordt. Op die manier kunnen we gerichter werken aan gelijke kansen voor iedereen.
In ‘heel breed kijken’ zitten ook leerresultaten vervat?
Yasmine: Ja, heel belangrijk. Genormeerde toetsen zijn een belangrijke bron van data. Die helpen ons om de werking van ons onderwijs scherp te stellen. We stellen ons daarbij altijd een aantal gerichte vragen: Is er echt een probleem? Hoe groot is het probleem? Waar situeert zich het probleem? Wie valt uit? Zijn het enkel onze GOK-leerlingen of óók onze GOK-leerlingen? Hoeveel leerlingen vallen uit? Zijn het vooral anderstaligen?
En wat doen jullie dan met die inzichten?
Brigitte: We gebruiken ze om keuzes te maken. Als we zien dat een bepaalde groep uitvalt, halen we die gericht uit de klas voor extra ondersteuning. Zo proberen we zo precies mogelijk te werken, en niet alleen op buikgevoel af te gaan. Data helpt ons om recht te doen aan élk kind.
Kan je een voorbeeld geven van groepen leerlingen die jullie samen nemen omdat ze op bepaalde zaken uitvallen?
Yasmine: Dit schooljaar zijn we gestart met een taalbad voor anderstalige nieuwkomers. We begeleiden momenteel twee groepjes: vijf leerlingen uit het tweede en derde leerjaar, en twee leerlingen uit het vijfde en zesde. Elke week krijgen zij vijf uur taal en één uur wiskunde in een aparte setting. De rest van de tijd volgen ze les in hun leeftijdsgroep.
Onze aanpak is doelgericht: we werken met een individueel plan en evalueren telkens van vakantie tot vakantie. De nadruk ligt op taalvaardigheid en socialisatie - van ‘goedemorgen’ zeggen tot ‘dank je wel’. Alfabetisering en het leren lezen van woorden en zinnen loopt het hele schooljaar door. Sommige kinderen komen uit conflictgebieden of gingen nooit eerder naar school en kunnen deze ondersteuning dus echt gebruiken.
In de klas gebruiken we veel visuele ondersteuning. Voor talig sterke lessen voorziet de taalbadleerkracht differentiatiemateriaal. Leerkrachten worden wekelijks gebrieft, ouders houden we op de hoogte via rapporten en gesprekken. Ook het CLB volgt de leerlingen nauwgezet op.
De inspectie gaf jullie de suggestie om heel breed te kijken. Heeft de inspectie nog andere suggesties meegegeven?
Yasmine: Ja, absoluut. De inspectie gaf aan dat we als jong team veel in gang zetten, maar te weinig stilstonden bij de effecten van wat we deden. Er was onvoldoende aandacht voor meten en evalueren. We werkten wel met een planning, maar vaak op gevoel. Onze doelen waren nog niet SMART genoeg geformuleerd. Sinds februari waren we daar wel aan beginnen werken, maar toen de inspectie in mei langskwam, stond dat proces nog in zijn kinderschoenen. Hun boodschap was duidelijk: doorloop de hele kwaliteitscyclus - analyseer resultaten, stel op basis daarvan concrete doelen en evalueer die ook. Dat inzicht heeft ons echt geholpen om onze werking bij te sturen.
Brigitte: Meten is weten. We deden veel, met volle goesting, maar het was vooral op gevoel, eerder dan gebaseerd op data. Onze interventie- of zorgplannen[4] helpen ons om planmatig en doelgericht te werken. Ze bundelen de acties die we ondernemen met individuele leerlingen of kleine groepjes. Elk plan vertrekt vanuit een SMART-doel, inclusief een evaluatiemoment. We beschrijven de geplande acties, de verwachte effecten én we meten de vooruitgang met een begin- en eindtoets. De zorgcollega brengt dit telkens in een vast sjabloon in.
Welke rol speelde de pedagogische begeleiding in jullie traject?
Binnen ons zorg- en gokbeleid zijn we zelfstandig aan de slag gegaan. De andere waardevolle tips die we gekregen hebben van de inspectie rond o.a. datageïnformeerd werken hebben we aangepakt met ondersteuning van de pedagogische begeleiding. Ze heeft ons geholpen bij de verdere invulling van ons prioriteiten- en meerjarenplan, het voorbereiden van onze personeelsvergaderingen en het zoeken naar aanvullende nascholingen.
Wat zijn de belangrijkste uitdagingen of belemmeringen voor de school om verder met data aan de slag te gaan?
Yasmine: Het is nog een groeiproces; we staan nog aan het begin. Het kost vooral veel tijd om alles nauwkeurig op te volgen en in kaart te brengen, maar het resultaat is dat we een veel duidelijker beeld krijgen van zowel individuele leerlingen als de groep als geheel. Samen met de pedagogisch begeleider willen we vooral blijven kijken of we geen belangrijke zaken over het hoofd zien.
Brigitte: En wat betekent het eigenlijk om op een écht kwaliteitsvolle manier met data om te gaan? Cijfers zijn belangrijk, maar voor ons gaat het niet enkel om cijfers op zich. Kwaliteitsvol omgaan met data betekent voor mij ook, en ik spreek ook graag ineens voor heel mijn team, blijven vertrekken van wie dat kind achter de cijfers is. Data helpt ons om zicht te krijgen op patronen, maar het verhaal van elk kind blijft het vertrekpunt.”
Data helpt ons om zicht te krijgen op patronen, maar het verhaal van elk kind, blijft het vertrekpunt.” - Brigitte Van Wymeersch -
Bij mijn vertrek merk ik aan de voordeur het plaatje: VBS Hunnegem, lid van met Unesco geassocieerde scholen. De directeur vertelt me dat haar school zich sinds 2023 een Unesco-school mag noemen. UNESCO-scholen (officieel: UNESCO Associated Schools) verbinden zich ertoe om de waarden van UNESCO in de praktijk te brengen. Die waarden zijn onder andere: mensenrechten en mensenwaardigheid, verdraagzaamheid en respect voor diversiteit, wereldburgerschap, vrede en duurzaamheid, gelijkheid, inclusief gendergelijkheid en gelijke kansen. Het plaatje klopt. In deze UNESCO-school zijn gelijke kansen in ieder geval geen slogan, maar een gedeelde overtuiging - gedragen door mensen én gevoed door data.
Diane Van Hove (Dienst School-& kwaliteitsontwikkeling)
Dit interview maakt deel uit van de reeks ‘Datageletterde basisscholen’ waarin we onderzoeken hoe basisscholen data gebruiken om de onderwijspraktijk te versterken én dus ook het leren van de leerlingen te bevorderen. Met dank aan alle basisscholen die aan deze reeks hun medewerking verleenden.
Schoolteams die met vragen zitten over het gebruik van data, kunnen met deze vragen bij hun verbindingspersoon terecht.