De zomerscholen anno 2021. Wat viel hier (opnieuw) vooral op? Vragensteller Roosmarijn Beckers had nu zelfs nog niet genoeg aan twee A4’s voor haar vraag om uitleg. Geïnspireerd door de eerste editie 2020 wilde vragensteller Kathleen Krekels vooral weten hoe het zat met de werkwijze en de resultaten van de editie 2021 en of het de volgende jaren zo zou doorgaan (de structurele verankering, weet je nog?). In de waslijst vragen van vragensteller Roosmarijn Beckers ontbrak werkelijk géén enkel denkbaar aspect van het thema (vragen naar cijfers en verhoudingen incluis).
Minister Weyts beschreef, met enkele cijfers in de hand, hoe het er in de zomerscholen aan toegegaan was. Een naar zijn zeggen, heel positief verhaal. De verdere kwantificering van een en ander liep trouwens nog. Opvallend was wel nog dat op de oproep voor een wetenschappelijke evaluatie van de zomerscholen van 2021 (zoals de Thomas More Hogeschool gedaan had voor 2020)… géén reactie gekomen was. Zou er een zekere “projectmoeheid” intussen opgetreden zijn bij de hogeronderwijsinstellingen, gelet ook op de alweer nieuwe projectactiviteiten in het kader van het zgn. Voorsprongfonds hoger onderwijs? De administraties van de ministers Weyts en Somers zouden de evaluatie van de zomerscholen dan maar zelf aanpakken (via een vragenlijst). Je zou dus kunnen zeggen dat deze vragen om uitleg eigenlijk… te vroeg kwamen. Geen nood, dan stellen we die vragen later lekker nog een keer… Minister Weyts vermeldde ook nog de ondersteunende opdracht die de vzw Schoolmakers van minister Somers gekregen had (met ook de organisatie van enkele focusgroepen in het najaar). Een rapport zou tegen eind 2021 volgen, maar zomerscholen zouden sowieso blijven.
Daarmee was de bespreking nog lang niet ten einde. Uit het vervolg nog enkele zaken die me opvielen. Naast een paar praktische kwesties rond vergoedingen was er nog aandacht voor de geografische spreiding van de zomerscholen (Loes Vandromme), had Jean-Jacques De Gucht weet van sommige onderwijsnetten (blijkbaar niet het katholiek onderwijs, oef…) die blijkbaar niet zo happig waren geweest om in dezen samen te werken met lokale besturen, ging diezelfde interveniënt voort met het aanvankelijk enigszins mysterieuze “Voorzitter, ik heb u een brief geschreven. Hebt u die nog niet ontvangen?” en deelde interveniënt Koen Daniëls een communautaire sneer uit, maar voorzitter Grosemans had het als zomerschoollerares erg goed gedaan, ook volgens partijgenoot Daniëls. En hoe zat het nog met die brief van interveniënt De Gucht, vraag je je misschien nog af. Die ging over een verwant thema, waarvoor hij… een hoorzitting voorstelde: niet over de inkorting, maar over de herverdeling van de schoolvakanties over het schooljaar. Het gaf nog aanleiding tot enige (communautaire) gein tussen Daniëls, De Gucht én minister Weyts, maar dat lees je maar even na in het parlementaire verslag zelf. Die laatste hernam nog zijn eerdere metafoor van ‘in een pateeke bijten’: voor sommige vrijwilligers kon zo’n zomerschool namelijk een goede eerste kennismaking met lesgeven zijn, waarmee zij vervolgens soms aan een lerarenopleiding begonnen. Het probleem van De Gucht over bepaalde onderwijsnetten was de minister niet bekend. En de geografische verdeling (ook landelijk-stedelijk)? Die was niet slecht, maar hier en daar kon dat zeker nog beter, zoals in het West-Vlaanderen van interveniënt Vandromme en in de achtertuin van de minister zelf.
Kathleen Krekels wees ten slotte nog op haar eigen voortschrijdend inzicht in dezen. Prima. En Roosmarijn Beckers sloot zich daarbij aan en keek al vooruit naar de hoorzitting van Jean-Jacques De Gucht. Tja …
Lees de bespreking van de “Vraag om uitleg over de zomerscholen van 2021 van Kathleen Krekels en over de evaluatie van de tweede grootschalige organisatie van de zomerscholen van Roosmarijn Beckers” aan minister Ben Weyts.
Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen