APR 4 geeft toelichting bij het reglementair kader over het goed gebruik van de schooltijd. De tekst werd geactualiseerd naar aanleiding van een versoepelde interpretatie van de regelgeving door de overheid. Deze aanpassing heeft betrekking op de reglementaire bepaling die stelt dat voor scholen die uitsluitend het systeem van permanente evaluatie hebben ingevoerd, het maximum aantal dagen dat aan evaluatie kan worden besteed 9 (= 18 halve dagen) bedraagt.
Tot dusver gingen we ervan uit dat een school die in bepaalde studierichtingen permanente evaluatie organiseert, zich daar moet houden aan het maximum van 9. In de overige structuuronderdelen geldt dan het maximum van 30 dagen.
Nu stelt het departement Onderwijs en vorming, daarin gesteund door AgODi en de onderwijsinspectie, dat deze voorwaarde met betrekking tot de permanente evaluatie geldt voor het integrale onderwijsaanbod van de school. Wanneer je bijvoorbeeld werkt met een gedifferentieerd evaluatiesysteem en dus gebruik maakt van zowel permanente evaluatie (bijvoorbeeld voor de arbeidsmarktfinaliteit) als examens (bijvoorbeeld voor de dubbele en de doorstroomfinaliteit) mogen er overal maximaal 30 lesdagen aan evaluatie worden besteed.
Blijft uiteraard dat die dagen wel degelijk kunnen verschillen per structuuronderdeel, groep structuuronderdelen, onderwijsvorm, finaliteit … Bovendien gaat men er wel vanuit dat, vanuit een streven naar een goed gebruik van de schooltijd, dat maximum niet zal worden uitgeput.