De leerlingen geven gelijkenissen en verschillen aan tussen actuele en historische fenomenen uit de bestudeerde periode.
Het verleden geeft diepte aan onze ervaring. Het heden krijg perspectief door vergelijking met het verleden (en omgekeerd). Mensen maken dan ook continu vergelijkingen tussen vroeger en nu. Die historische oriëntering gebeurt echter best binnen de krijtlijnen van historisch denken, met oog voor de eigenheid van het verleden en de complexiteit van een samenleving, vroeger en nu. Kunnen aangeven in welke mate vandaag van vroeger verschilt of in welke mate vandaag op vroeger gelijkt (of omgekeerd, hoe vroeger van vandaag verschilt of er op gelijkt) zijn daarbij essentieel. We mikken hierbij vooral op actualisering en niet zozeer op het binnen brengen van actualiteit in de les. Actualisering wijst namelijk op recurrenties, op structurele fenomenen die zich vroeger al voordeden, maar nu nog altijd levendig zijn, zij het in een andere gedaante. Daarom de aandacht voor gelijkenissen én verschillen: het verleden is ook anders dan vandaag.
Leerlingen kunnen beschrijven op welke vlakken een historisch fenomeen gelijkt op of verschilt van een actueel fenomeen (of omgekeerd).
Je kan ook traditionele vergelijkingstabellen gebruikten. Voorbeeld: Je kan de leerlingen een vergelijking laten maken tussen Het Plakkaat van Verlatinghe (26 juli 1581), de omstreden onafhankelijkheid van Kosovo (17 februari 2008) en de onafhankelijkheid van Montenegro (3 juni 2008), erkend door Servië.