De leerlingen verklaren collectieve herinnering van historische fenomenen:
Een geschiedenisbeeld kan om allerlei redenen los komen te staan van wat op basis van bronnenanalyse als verantwoorde, beargumenteerde beeldvorming mogelijk is. Mensen gebruiken bijvoorbeeld historische elementen om hun identiteit op te bouwen. Daar komt vaak emotie bij kijken waardoor gebeurtenissen of personen een mythische status kunnen krijgen. Of wetenschappers bouwen nieuwe inzichten uit die echter niet onmiddellijk tot bij het brede publiek bekend geraken, uit onwetendheid of omdat mensen willen vasthouden aan het beeld van het verleden dat zij kennen. Dit doel leert leerlingen oog krijgen voor dergelijke processen en hun impact.
In de eerste graad wordt de mythevorming doorprikt en nu zetten de leerlingen de stap richting collectieve herinnering. Leerlingen moeten in staat zijn om te verklaren waarom iets in herinnering wordt genomen, wat de functie is van musea, standbeelden, gedenktekens, enzovoort.
Voorbeeld: Het humanisme. Wanneer je het hebt over Desiderius Erasmus kan je verwijzen naar het Collegium Trilingue in Leuven. Je bestudeert de aanpak van de humanisten en je kijkt naar het belang ervan voor de academische wereld. In 2017 organiseerde Erfgoedcel Leuven een tentoonstelling voor het 500 -jarig bestaan van het Drietalencollege. Je kan de leerlingen vragen waarom deze tentoonstelling georganiseerd werd.
Voorbeeld: Thema heksenvervolging. Historische vraag: hoe verloopt de heksenvervolging is de vroegmoderne tijd. Je haalt enkele historische bronnen aan. Je kan de leerlingen bijvoorbeeld een bron van een heksenproces laten lezen. Je kan eventueel ook een heksenproces laten naspelen door leerlingen. Je vraagt daarnaast naar het beeld dat de leerlingen hebben over heksen vandaag. Hoe worden ze afgebeeld? Vraag hen ook vanwaar ze deze beeldvorming halen. Professor Jos Monballyu publiceerde bij het Davidsfonds “De heksen en hun buren. Heksenprocessen in de Lage Landen 1598 – 1652.”