De leerlingen onderscheiden gelijkenissen en verschillen in kenmerken van bestudeerde samenlevingen in een zelfde periode.
Oog hebben voor een historische context is een belangrijk kenmerk van historisch denken. De eigenheid van een context laat zich kennen in de vergelijking met andere contexten, in de gelijkenissen en verschillen die naar voor komen. Vaak springen vooral de gelijkenissen in het oog maar het is even belangrijk om oog te hebben voor de verschillen.
Een traditionele vergelijkingsoefening van samenlevingen uit eenzelfde periode.
De dimensies van het historisch referentiekader bieden een ideale structuur om een vergelijking aan op te hangen. De situering in de tijd, de ruimtelijke inbedding van een samenleving en kenmerken van de maatschappelijke contexten (zie ook leerplandoel 7 voor een lijst van sleutelbegrippen die van toepassing kunnen zijn).
Je kunt leerlingen ondersteuning bieden om een vergelijking te maken door hen eerst de informatie per samenleving te laten noteren en hen dan te laten aangeven of het om een gelijkenis of een verschil gaat. Een tabel met een aparte kolom om de vergelijking te maken, biedt hen de nodige ondersteuning.
Samenleving A Samenleving B Gelijkenis of verschil? Kenmerk A Kenmerk B
Je kunt gebruik maken van venndiagrammen.
Je kunt leerlingen twee teksten over kenmerken van bestudeerde samenlevingen. Je drukt ze af met voldoende interlinie zodat leerlingen gelijkenissen kunnen onderlijnen en benoemen in beide teksten (gelijkenis 1, gelijkenis 2, verschil 1, verschil 2).
Mesopotamië Egypte
De steden die in het late 4de millennium in Zuid-Mesopotamië waren ontstaan, bleven lang aparte staatjes, ook al waren hun taal, bevolking en sociale groepen nauwelijks. Overal in deze Soemerische stadstaatjes speelde de tempel van de hoofdgodheid van de stad een centrale rol.
Egypte was al kort na 3000 v.C. een eenheidsstaat geworden, geregeerd door één koning, de farao. […] Anders dan in Mesopotamië werd in Egypte de koning beschouwd als een godheid in levenden lijve. Hij en de andere goden stonden in zekere zin garant voor het heil van het volk. […] De vruchtbaarheid van het Nijlslib maakte bijzonder rijke oogsten mogelijk. De bevolking leefde verspreid in dorpen en zelfs de koninklijke residenties [woonplaatsen] konden nauwelijks steden genoemd worden.
Teksten uit F. Naerebout en H. Singor, De Oudheid. Grieken en Romeinen in de context van de wereldgeschiedenis, 2010.