De leerlingen maken een onderscheid tussen verleden en geschiedenis.
Het is belangrijk dat jonge leerlingen het constructiegehalte van geschiedenis leren inzien en begrijpen dat elk historisch werk met als titel ‘de geschiedenis van’ beter vervangen zou worden door ‘een geschiedenis van’. Het verleden ligt achter ons en geschiedenis is wat wij daarvan maken, bepaald door de beschikbare historische bronnen en door onze standplaatsgebondenheid, met inbegrip van ons waarden- en normenpatroon.
Het verleden, alles wat vroeger gebeurd is, ligt onvermijdelijk achter ons. Geschiedenis probeert dat verleden weer in beeld te brengen, op een wetenschappelijke manier. Een echte 100% exacte reconstructie is niet mogelijk: het gaat steeds om een constructie van iemand die vanuit een bepaald perspectief vragen opwerpt, bronnen verzamelt, informatie afleidt, selecteert, analyseert, interpreteert en die samenhang geeft door een tijds- en ruimteperspectief te kiezen en een interpretatie voor te stellen. Dat maakt dat geschiedenis nooit vastligt, maar permanent wijzigt en evolueert.
Je kunt dit onderscheid schematisch aanbrengen. (Afbeelding overgenomen uit C. Lorenz. De constructie van het verleden. Een inleiding in de theorie van de geschiedenis. Boom, 1998, p.25). Bij een dergelijk schema zou in feite nog een pijl moeten teruggaan van de historicus naar de bron want het is uiteindelijk de historicus die op zoek gaat naar bronnen en een selectie maakt.
Je kunt een artikel uit een recent dagblad of tijdschrift opnemen waarbij een archeologische vondst historische kennis onderuit haalt of op zijn minst nuanceert. Dit moet leerlingen doen inzien dat kennis van het verleden en de beschrijving ervan – geschiedenis dus – altijd kan veranderen.
Bijvoorbeeld: Wat leert onderstaand artikel in Knack ons over de kennis van het verleden en over geschiedenis? Waarom wordt geschiedenis steeds weer herschreven?
Dirk Draulans. Prehistorie: waren wij oorspronkelijk Afrikanen, Aziaten of een beetje van alles? Uit Knack van 8 augustus 2018
"De stelling dat de moderne mens in Afrika ontstond en van daaruit de wereld veroverde, komt onder druk te staan. Recente ontdekkingen in Azië passen niet in het aloude plaatje.
Het leek allemaal zo klaar als een klontje. De moderne mens zag zo'n 200.000 jaar geleden het levenslicht in Oost-Afrika, zo heette het. Van daaruit veroverde hij zo'n 60.000 jaar geleden het Afrikaanse continent en de rest van de wereld. Daar kwam hij in contact met neanderthalers, denisovans en mogelijk nog andere nazaten van zijn voorganger, homo erectus, die zo'n 2,8 miljoen jaar geleden ook in Afrika ontstond en ook al snel Eurazië koloniseerde. Finaal werd iedereen weggeconcurreerd of opgeslorpt door nazaten en nakomelingen, zodat wij vandaag de enige mensensoort op aarde zijn. […]Uit nieuwe informatie uit de wetenschappelijke tijdschriften Nature en Science blijkt dat de mensheid het resultaat is van verschillende kleine bronpopulaties die zijn opgedoken in verschillende hoeken en leefmilieus van Afrika, die op diverse manieren met elkaar vermengd geraakt zijn en één grote mensensoort hebben opgeleverd. Homo sapiens had dus meer dan één bron. Chinese paleontologen laten de kans niet liggen: ze verdedigen met vuur de stelling dat de moderne mens in Azië ontstaan is als een nazaat van de succesvolle homo erectus. Van daaruit zou hij de omgekeerde weg gevolgd hebben, onder meer naar Afrika. Voorlopig hechten de meeste wetenschappers daar geen geloof aan, maar het is duidelijk: in ons verre verleden zijn wij wispelturiger geweest dan velen willen aannemen. Misschien zijn wij wel ontstaan op twee heel verschillende plekken in de wereld. Als er moderne mensen konden ontstaan in alle hoeken van het Afrikaanse continent, waarom dan ook niet elders in de wereld?"