De leerlingen benoemen in een historische beeldvorming historische redeneerwijzen.
Een historische beeldvorming bestaat niet uit een oplijsting van losse brokjes historische informatie uit bronnen. Die brokjes worden pas tot een beeld geweven door ze met elkaar te verbinden. Dat proces van beeldvorming gebeurt continu in lessen en in leermateriaal, maar vakdidactisch onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat leerlingen die relaties niet altijd vatten. Daarom is het noodzakelijk om er expliciet op in te gaan. Een eerste stap daarbij is het herkennen van historische redeneerwijzen. In volgende fasen kunnen ze dan de transfer maken en ze toepassen op andere historische situaties.
De leerlingen wijzen in een gegeven beeldvorming enkele historische redeneerwijzen aan.
Je kunt een tabel opstellen met signaalwoorden die impliciet een redeneerwijze kunnen aangeven. Je kunt deze tabel stapsgewijs opbouwen of laten aanvullen door leerlingen.
Je kunt een beeldvorming zo afdrukken dat leerlingen de tekst kunnen bewerken en redeneerwijzen kunnen aanduiden.
Voorbeeldtekst uit “De Schelde, stroom in verandering. Mens, landschap en klimaat van prehistorie tot nu (Philippe Crombé en Davy Herremans, Snoeck, Gent, 2017, p.78 (aangepast).
Opdracht: duid in onderstaande tekst de historische redeneerwijzen aan die gebruikt worden. Opgelet: dit is een moeilijke opgave want het gebeurt niet altijd letterlijk!
In deze oefening zijn onmiddellijk enkele redeneerwijzen terug te vinden. Je kunt ook starten met heel eenduidige, korte voorbeelden, bijvoorbeeld één zin met één duidelijk weergegeven redeneerwijze.
Je kunt de bovenstaande oefening toegankelijker maken voor de leerlingen door bepaalde passages waar impliciet denkwijzen aan bod komen te cursiveren. Zo geef je al aan op welke passages de leerlingen zich moeten concentreren laat je hen toe hun beheersing van deze materie stapsgewijs op te bouwen.
Je kunt de leerlingen uitdagen:
Volgens mij staan er in de onderstaande tekst drie oorzaken. Klopt dat?
Omstreeks 10 000 v.C. eindigde de laatste ijstijd: de temperatuur steeg. Bepaalde diersoorten zoals de mammoet verdwenen en de plantengroei werd rijker. In Europa verschenen uitgestrekte bossen. Nomaden hoefden zich voor hun voedsel niet meer te verplaatsen. Velen werden sedentair: ze vestigden zich op een vaste plaats. Daar begonnen ze gewassen te telen en wilde dieren te temmen.
Je kunt dezelfde oefening laten maken door meerkeuze aan te bieden. Een dergelijke oefening biedt nog veel ondersteuning en oefent voor het herkennen van een historische redeneerwijze. Het is belangrijk om met de leerlingen de gegeven antwoorden te analyseren. De verantwoording is hier immers het belangrijkste.
Omstreeks 10 000 v.C. eindigde de laatste ijstijd: de temperatuur steeg. Bepaalde diersoorten zoals de mammoet verdwenen en de plantengroei werd rijker. In Europa verschenen uitgestrekte bossen. Nomaden hoefden zich voor hun voedsel niet meer te verplaatsen. Velen werden sedentair: ze vestigden zich op een vaste plaats. Daar begonnen ze gewassen te telen en wilde dieren te temmen.
Je kunt in een beeldvorming bewust een fout tegen het historisch denken invoegen en vragen aan de leerlingen om de fout te ontdekken. Je wisselt twee gebeurtenissen in de tijd om, verwisselt de woorden oorzaak en gevolg etc. Je kunt een wedstrijdje ‘zoek de fout’ organiseren.
Je kunt een grafische weergave gebruiken om de historische redeneerwijzen te benoemen. Een eenvoudige versie vertrekt van het beeld van de druppel die de emmer doet overlopen (oorzaken – aanleiding). Je kunt ook meer complexe modellen gebruiken zoals het tweede voorbeeld met aanleidingen (lucifers), achterliggende oorzaken (de houtblokken) en oorzaken die de gebeurtenis echt aanblazen (de windwolken). Het voorbeeld komt uit de derde graad maar kan evengoed gebruikt worden in de eerste graad.
Andere grafische voorstellingen focussen op ketens van oorzaken en gevolgen. Door deze vorm te gebruiken, is er automatisch minder aandacht voor de meerdere oorzaken die er meestal zijn.
Visuele voorstellingen van periodiseringen vormen ook een soort historische beeldvorming. Je kunt leerlingen daarin heel goed continuïteit en verandering laten aanduiden en ook het inzicht bijbrengen dat beide perfect naast elkaar kunnen bestaan en verweven zijn.