Een verstandelijke beperking begrijpen we als moeilijkheden op het vlak van intellectueel functioneren en aanpassingsvermogen (adaptief functioneren). Aanpassingsvermogen en intelligentie zijn te onderscheiden, niet te scheiden. Verstandelijke beperking omvat in meer of minder mate moeilijkheden op beide vlakken die ontstaan tijdens de ontwikkelingsperiode.
Een verstandelijke beperking is een ontwikkelingsstoornis. De moeilijkheden situeren zich op vlak van intelligentie en aanpassingsvermogen. De ontwikkeling van het verstandelijk vermogen verloopt trager dan bij leeftijdsgenoten en bereikt meestal niet hetzelfde niveau. Het kost tijd en energie om zich vaardigheden en kennis eigen te maken.
Wanneer bij jonge kinderen nog geen systematisch onderzoek mogelijk is, spreken we van globale ontwikkelingsachterstand.
De website van prodia geeft meer informatie over leerlingen met een verstandelijke beperking.
De Amerikaanse psycholoog, David Wechsler beschreef intelligentie als volgt:
Intelligentie is het vermogen doelgericht te handelen, rationeel te denken en effectief met de omgeving om te gaan.
Intelligentie is een samenspel van verstandelijke vermogens, cognitieve processen en cognitieve vaardigheden. Dit samenspel omvat manieren om zo optimaal mogelijk met een veranderende wereld om te gaan. Intelligentie is een eigenschap van de hersenen. Het geeft aan hoe goed de hersenen bepaalde functies uitvoeren.
De functies van de hersenen die samen de intelligentie bepalen zijn:
Een diagnose van verstandelijke beperking kan nooit uitsluitend berusten op een intelligentiemeting. Samen met de beperkingen in het intellectuele is er ook sprake van beperkingen in het aanpassingsvermogen of adaptief functioneren.
In de DSM-5 worden voor adaptief functioneren (problemen in het dagelijks leven) drie domeinen onderscheiden:
De ernst van de verstandelijke beperking kan aangegeven worden door het vergelijken met het leeftijdsgebonden ontwikkelingsniveau van iemand zonder een verstandelijke beperking.
Er bestaan verschillende manieren om deze indeling te maken. Vroeger baseerden we ons uitsluitend op de IQ-meting. Vandaag kiezen we voor een indeling op basis van de intellectuele, conceptuele, sociale en praktische mogelijkheden en beperkingen en baseren we ons hiervoor op de DSM-5.
Het is belangrijk deze indeling niet als een stereotiep beeld te gebruiken. Elk individu heeft immers zijn eigen mogelijkheden en ondersteuningsnoden.
De leerlingen met een verstandelijke beperking hebben vaak een disharmonisch profiel. Hun ontwikkelingsachterstand verloopt niet altijd voor alle domeinen gelijk. Wanneer we leeftijdsaanduidingen geven, kan dit voor elk ontwikkelingsdomein verschillen.
We zien dat hun emotionele ontwikkeling fluctueert, dit heeft invloed op alle andere ontwikkelingsdomeinen.
Voorbeeld
Mama was 's morgens meer gehaast dan anders, hierdoor was de samentijd beperkt en werd de leerling wat opgejaagd. Dit kan voldoende zijn om taken die anders vanzelf gaan, niet meer te kunnen uitvoeren.
De ernst van de verstandelijke beperking verschilt. We onderscheiden de volgende niveaus