Afspraken

Vanuit de filosofie van de ministeriële omzendbrief PLP 41 is het niet mogelijk om modelovereenkomsten op te stellen. Katholiek Onderwijs Vlaanderen heeft zich daar dan ook niet aan gewaagd. Zo’n overeenkomst zou in onderling overleg moeten kunnen groeien. We hopen dat ook de lokale politie zijn taak ruimer ziet dan het ter ondertekening voorleggen van overeenkomsten zonder dialoog.

Om scholen te ondersteunen in het aangaan van de dialoog met de politie bundelen we hieronder relevante (achtergrond)informatie teneinde tot goede afspraken te kunnen komen.

Vooraf willen we er op wijzen dat het belangrijk is om de inhoud en reikwijdte van het protocol helder te bepalen. De overeenkomst hoeft zich niet enkel te focussen op (de aangifte van) mogelijke strafbare feiten die gepleegd kunnen worden door leerlingen, maar kan ook afspraken bevatten over de veiligheid aan de schoolpoort, het verkeersplan ...

Belangrijk is ook nog dat bij de concrete uitwerking van een samenwerkingsprotocol de nodige zorg besteed wordt aan het goed formuleren en duidelijk aflijnen van de afspraken. Vage begrippen en bepalingen kunnen heel wat onduidelijkheden doen ontstaan. We raden daarom aan om bepaalde containerbegrippen te vermijden en samen met de partners duidelijkheid na te streven. Formuleringen als “de school verbindt zich ertoe strafbare feiten te melden aan de politie wanneer dit noodzakelijk is” zijn bijvoorbeeld te vermijden. In dergelijk voorbeeld kunnen er immers, terecht, vragen rijzen betreffende de verwachtingen van de partners en de invulling van het begrip “noodzakelijkheid”.

Tot slot is het ook raadzaam om de overeenkomst regelmatig (minstens jaarlijks) te evalueren. Een periodieke evaluatie van het protocol kan onder meer helpen om mogelijke onduidelijkheden en knelpunten in kaart te brengen en bij te sturen. Dergelijke evaluaties kunnen er ook toe bijdragen dat het protocol maximaal aansluit bij of, indien nodig, mee evolueert met de noden en behoeften van de verschillende partners en zo een actief instrument blijft.

Het vast aanspreekpunt

sla link op in klembord

Kopieer

Het vast aanspreekpunt dat bij de lokale politie verplicht voor scholen moet worden ingericht, is een concrete uitvoering van het partnerschap. Het aanspreekpunt geldt als bevoorrechte gesprekspartner van de schooldirecties en vervult dus een scharnierfunctie.

In de Vlaamse en Brusselse politiezones is er een aanspreekpunt aangeduid. Dat zijn vaak wijkagenten of leden van de sociale dienst en/of jeugdpolitiedienst. Om steeds over de juiste contactgegevens te beschikken als school of lokale politiezone, heeft de overheid een online databank met de gegevens van de vaste aanspreekpunten opgesteld. In deze databank kunnen zowel scholen als politiezones contactgegevens ophalen of wijzigen. Meer informatie, toegang tot de databank en enkele inspirerende praktijkvoorbeelden vind je op de website.

Omgekeerd is het nuttig om ook een vast aanspreekpunt binnen de school aan te duiden. Meestal zal dat de directeur zijn of een ander lid van het directieteam.

Om de communicatie goed te doen verlopen, zal best duidelijk worden bepaald op welke wijze de school contact opneemt naar aanleiding van problemen waarbij ze de politie wil inschakelen. Ook voor de politie moet het duidelijk zijn hoe zij contact kan opnemen in verband met concrete vragen, voorstellen van acties …

Tevens kan het ook nuttig zijn om een geregeld overleg tussen de lokale politie en de school te organiseren. De modaliteiten hiervoor worden dan ook best afgesproken.

De aanpak van spijbelgedrag

sla link op in klembord

Kopieer

Elke school wordt in meerdere of mindere mate geconfronteerd met leerlingen die spijbelen. Meer informatie vind je op de PRO.-pagina Spijbelen. Daar vind je een concreet stappenplan dat scholen kan ondersteunen bij de aanpak van problematische afwezigheden.

Naast een pedagogische opvolging moeten de leerlingen die hun afwezigheid niet kunnen wettigen en bijgevolg problematisch afwezig zijn, ook administratief worden opgevolgd. Het chronologisch stappenplan dat daarbij moet worden nageleefd, is opgenomen in de mededeling “Afwezigheden in het voltijds gewoon secundair onderwijs” (MLER_061). Die aanpak impliceert onder meer het inschakelen van het CLB waarvoor de begeleiding van leerplichtige leerlingen met een spijbelproblematiek een verplichte opdracht is.

De preventie en aanpak van problematische afwezigheden kaderen steeds in het algemene beleid van de school. De omzendbrief NO/2013/03 onderstreept dan ook dat de eerste verantwoordelijke van spijbelproblemen de school zelf blijft. De tussenkomst van de politie gebeurt pas in allerlaatste instantie. Deze subsidiariteit zal dus centraal staan in de samenwerkingsafspraken over het doorgeven van informatie over spijbelaars en over een gezamenlijke aanpak van de problematiek.

De aanpak van strafbare feiten zoals drugsfeiten, geweldsdelicten, diefstallen …

sla link op in klembord

Kopieer

Scholen zijn volledig verantwoordelijk voor wat er binnen hun schoolmuren gebeurt. Een probleem op school wordt dan ook steeds eerst vanuit het algemene schoolbeleid benaderd.

Politie als partner

sla link op in klembord

Kopieer

De politiediensten waken over de naleving en dragen bij tot de bescherming van de individuele rechten en vrijheden, evenals tot de democratische ontwikkeling van de maatschappij, bij het vervullen van hun opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie.

  • De bestuurlijke daden van de politiediensten zijn van preventieve aard: ze omvatten de handhaving van de openbare orde en het toezicht op de naleving van de politiewetten en –verordeningen, de voorkoming van misdrijven en de bescherming van personen en goederen.
  • De gerechtelijke daden van de politiediensten hebben een repressief karakter: ze omvatten de opsporing en de vaststelling van misdrijven en de verzameling van bewijzen die eventueel later aan de rechter kunnen worden voorgelegd.

Voor het vervullen van hun opdrachten kunnen zij bepaalde handelingen stellen, zoals het verhoren van personen, gegevens opvragen …

Indien nodig kunnen zij ook dwangmaatregelen aanwenden.

Voorbeelden daarvan zijn:

  • fouilleren
  • voorlopige hechtenis
  • telefoontaps
  • (huis)zoeking
  • in beslag nemen van spullen via zoeking.

Het spreekt voor zich dat het opsporen van misdrijven of als misdrijf omschreven feiten geen blanco-cheque mag zijn voor (zware) aantastingen van de kinderrechten en mensenrechten. Artikel 28 bis § 3 van het Wetboek van Strafvordering poneert dat: “behoudens de wettelijke uitzonderingen, opsporingshandelingen geen enkele dwangmaatregel, noch schending mogen inhouden van individuele rechten en vrijheden”.

Het recht op privéleven, het recht op fysische integriteit en het vermoeden van onschuld zijn voorbeelden van dergelijke rechten en vrijheden. Dwangmaatregelen kunnen alleen worden aangewend bij wet (legaliteit) en mogen in principe slechts door een rechter (niet door politie of parket) worden bevolen voor zover ze niet verder reiken dan wat strikt noodzakelijk is in een democratische samenleving (proportionaliteit).

Verhoor op school

sla link op in klembord

Kopieer

Politiediensten kunnen in het kader van een gerechtelijk onderzoek naar een school stappen om leerlingen te benaderen. Toch moet de ondervraging van leerlingen door de politie tijdens de schooltijden om leerlingen uit de school voor verhoor meenemen te vermijden. Het is slechts aanvaardbaar in geval van volstrekte noodzaak. De leeftijd van de leerling speelt daarbij geen rol. Het optreden van de politiediensten moet hoe dan ook omzichtig, tactvol en discreet zijn.

Het is derhalve slechts gerechtvaardigd wanneer de leerling:

  • verdacht wordt van een ernstig als misdrijf omschreven feit
  • slachtoffer is geweest van een ernstig misdrijf
  • kroongetuige is geweest van een misdrijf.

en wanneer

  • het tijdsverloop in het nadeel van het opsporings- of gerechtelijk onderzoek dreigt uit te vallen
  • er geen andere mogelijkheid bestaat om de minderjarige te treffen, of
  • ernstige belangen het verhoren van de leerling noodzaken alvorens hij terug met ouders, buren, vrienden … in contact komt.

Het is wenselijk dat de politie vooraf contact opneemt met de directeur van de school, die gedurende de schooltijden verantwoordelijk is voor het toezicht. Gezamenlijk wordt dan afgesproken op welk moment en waar het verhoor optimaal kan plaatsvinden.

De directeur zal in overleg met de politie overwegen de ouders van de leerling op de hoogte te brengen van het voorgenomen verhoor. De politiediensten zijn in principe geen uitleg verschuldigd over het door hen uitgevoerde onderzoek dat geheim is. Het is trouwens niet denkbeeldig dat de ouders (mede)dader kunnen zijn aan een als misdrijf omschreven feit waarvan hun kind slachtoffer of getuige was of dat door hun kind gepleegd werd.

De onderzoeksmacht van de gerechtelijke overheid en die van de politie betreft ook het verhoor van leerlingen in de scholen, zelfs indien de feiten niet in verband staan met de schoolactiviteit. In principe mag een directeur van een school de uitoefening ervan niet belemmeren. De directeur kan de politiediensten weigeren de leerling die hem/haar werd toevertrouwd hetzij binnen het schoolgebouw te verhoren, hetzij mee te nemen voor ondervraging. Maar de directeur kan zijn/haar weigering niet handhaven wanneer het weghalen van de minderjarige gesteund is op:

  • een bevel tot verschijning voor of medebrenging van de onderzoeksrechter
  • een onmiddellijk uitvoerbare beschikking van de jeugdrechter
  • betrapping op heterdaad.

Het Wetboek van Strafvordering voorziet in een aantal regels die men bij het verhoren van personen in acht moet nemen.

Opvragen van gegevens

sla link op in klembord

Kopieer

Vaak worden scholen geconfronteerd met vragen van de politie met betrekking tot de inschrijving of de aanwezigheid van leerlingen, hun huidige verblijfplaats, hun schoolloopbaan, hun gedrag op school, hun studieresultaten, hun kennissenkring, hun drugsverleden, spanningen tussen hun ouders …

Feitelijke informatie en strafbare feiten die op school plaatsvinden mogen altijd worden doorgegeven door de school aan de politie.
  • Vertrouwelijke informatie mag niet zomaar worden doorgegeven aan de politie, noch door de school, noch door het CLB. Hier spelen namelijk respectievelijk discretieplicht en het beroepsgeheim gekoppeld aan de privacywetgeving.
  • Het is meestal niet eenvoudig om de opdeling te maken tussen puur feitelijke informatie en vertrouwelijke informatie, denk maar aan klassenlijsten, geboortedata van leerlingen … Bij vragen van de politie is het dan ook niet altijd duidelijk of een school daar zomaar kan op ingaan. Is zij verplicht te antwoorden?

    Politiediensten moeten bij het inwinnen en verwerken van persoonsgegevens de privacyregels volgen, in het bijzonder wat de principes van finaliteit en proportionaliteit betreft. Deze wet verleent politiediensten het recht persoonsgegevens in te winnen en te verwerken, voor zover de gebeurtenissen, de groeperingen en de personen waarover gegevens verwerkt worden een concreet belang vertonen voor de uitoefening van hun opdracht als bestuurlijke politie of als gerechtelijke politie. Daaruit volgt onder meer dat de aard van de opdracht meebepaalt tot welke verwerkingen van persoonsgegevens de politiediensten gerechtigd zijn. In de praktijk gaat het bij interventies ten aanzien van de school doorgaans om een gerechtelijke opdracht.

    Tot de taken van de gerechtelijke politie behoort onder meer het vooronderzoek in strafzaken, waarin vooral bewijsmateriaal verzameld wordt met betrekking tot misdrijven en hun vermoedelijke daders. Het vooronderzoek neemt meestal de vorm aan van een opsporingsonderzoek onder leiding van de Procureur des Konings, soms gaat het om een gerechtelijk onderzoek onder leiding van een onderzoeksrechter.

    Veel van de onderzoeksverrichtingen van de politie zijn onderworpen aan strikte voorwaarden en/of voorafgaande toestemmingen. Het zou ons vanzelfsprekend te ver voeren om deze hier toe te lichten. Het is ook onbegonnen werk voor een schooldirectie om uit te maken welke leerlingengegevens de politiediensten in het kader van hun toepasselijke bevoegdheid mogen opvragen. In de regel zullen de vragen van de politie steeds voldoen aan de vereisten van finaliteit en proportionaliteit. De verzamelde persoonsgegevens zullen pertinent en adequaat zijn, rekening houdend met de beoogde finaliteit van de verwerking van de persoonsgegevens in het kader van de politieopdracht. Meestal betreft het een opsporingsonderzoek en heeft de politie, via een zogenaamd “vorderingsdocument”, de toestemming van de Procureur des Konings, die in het raam van het bewijsonderzoek wettelijk bevoegd is om al hetgeen in beslag te nemen dat kan dienen om de waarheid te ontdekken.

    Op de PRO.-pagina Privacy op school reiken we, specifiek vanuit de privacywetgeving, enkele suggesties aan om met dergelijke vragen van de politie om te gaan. Zo raden we bijvoorbeeld aan om, wanneer andere instanties of personen beter geplaatst zijn om de gevraagde gegevens te leveren, best naar die instanties of personen te verwijzen, of ook om persoonsgegevens van leerlingen niet op basis van een telefonisch verzoek, maar uitsluitend na een expliciet schriftelijk verzoek mee te delen aan de politie. Het pleidooi in voornoemde mededeling voor bedachtzaamheid en redelijkheid, willen we hier ook nog onderstrepen. Bij vragen naar leerlingengegevens moet de school steeds een evenwicht vinden tussen de gerechtvaardigde belangen van de betrokken leerling(en), de gerechtvaardigde belangen van de eventuele benadeelde partijen en het belang van het onderzoek. Spanningen en incidenten kunnen wellicht worden vermeden als daarover vooraf duidelijke afspraken zijn gemaakt met politie en parket.

    Welke informatie kunnen de scholen verwachten nadat zij een beroep deden op het vast aanspreekpunt bij de lokale politie?

    De omzendbrief NO/2013/03 stelt dat het, binnen een goede samenwerking in het belang van de leerling, mogelijk moet zijn om minimale informatie door te geven en elkaar op de hoogte te houden van het verdere verloop. Het aanspreekpunt van de lokale politie engageert zich tot het verstrekken van niet-inhoudelijke informatie. Over de inhoud van het gevoerde onderzoek mag de politie niets meedelen. Een informatieverstrekking die aantoont dat men met de zaak bezig is, is zeker mogelijk. Bijvoorbeeld, bij spijbelen waar onwil van de ouders werd vastgesteld, laat de politie aan de school weten dat een gesprek met ouders en leerling plaatsvond.

    De omzendbrief acht het ook nuttig dat er steeds na een tussenkomst van de politie op vraag van een school een soort van evaluatie of debriefing wordt georganiseerd van deze tussenkomst. Hierover kunnen scholen best afspraken maken met de politie. Die afspraken kunnen kaderen in de periodieke evaluatie zoals uitgelegd in punt 6.1 van deze tekst.

    Fouilleren

    sla link op in klembord

    Kopieer

    De wet op het politieambt bepaalt duidelijk wanneer de politie - en alleen zij - mag overgaan tot:

    • een gerechtelijke fouillering met de bedoeling een misdrijf op te sporen
    • een veiligheidsfouillering met de bedoeling voorwerpen te vinden die een gevaar kunnen uitmaken voor zichzelf, voor andere personen of voor de gefouilleerde zelf

    In sommige gevallen is ook een grondige fouillering van het lichaam mogelijk waarbij de gefouilleerde kan verzocht worden zich uit te kleden. Enkel wanneer de fouillering gepaard gaat met aanraking van intieme lichaamsdelen, waardoor de betrokkene in zijn seksueel eergevoel kan worden gekwetst, moet de procedure van het lichaamsonderzoek worden gevolgd.

    Enkel politieambtenaren zijn bevoegd om, in overeenstemming met de wet op het politieambt, over te gaan tot fouilleren van een leerling van zijn/haar persoonlijke bagage, boekentas en eventueel tot inbeslagneming die hiervan het gevolg kan zijn. De directie of het schoolpersoneel kan hiertoe niet overgaan en moet derhalve noodgedwongen op de politie een beroep doen. In voorkomend geval zijn zij niet verplicht de ouders vooraf op de hoogte te brengen.

    Het doorzoeken van persoonlijke bagage, boekentassen … tegen de wil van de leerling in is te beschouwen als een dwangmiddel. De meeste dwangmaatregelen zijn omschreven in het Wetboek van Strafvordering. Voorbeelden zijn: fouilleren, voorlopige hechtenis, telefoontaps, huiszoeking of het in beslag nemen van spullen. Het schoolpersoneel kan hiertoe niet overgaan.

    Met uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene kan de directie op eenvoudig verzoek overgaan tot fouillering en controle van de boekentas, de kledij … Men kan immers afstand doen van het recht op privéleven en het recht op bescherming van de fysische integriteit. Dat kan echter niet op een algemene, voorafgaandelijke wijze gebeuren (bijvoorbeeld via het schoolreglement). Er moet met andere woorden sprake zijn van een toestemming die voorafgaandelijk, met kennis van zaken en uit vrije wil wordt gegeven. Bij eventuele betwisting achteraf zal de persoon, die de aftasting of doorzoeking heeft uitgevoerd, de geldige toestemming moeten aantonen. Dat de school in een hiërarchische verhouding staat ten aanzien van haar leerlingen, zorgt er wel voor dat er op die bewijslast een zware druk komt te liggen.

    De leerling wordt best gevraagd zelf zijn jas-/broekzakken te ledigen en zijn boekentas open te maken. De leerling beslist dan zelf, maar een weigering zou een reden kunnen zijn om de politie in te schakelen. Er moet hem wel duidelijk gemeld worden wat de mogelijke gevolgen zijn indien er wat gevonden wordt. Zo moeten drugs die vrijwillig door de leerling op eenvoudig verzoek worden overhandigd, zo snel mogelijk aan de politie worden bezorgd (met de mogelijkheid om de identiteit van de betrokken leerling geheim te houden). Men kan ook verder gaan en de doorzoeking enkel in het bijzijn van een getuige laten gebeuren, en met toestemming van de ouders indien de leerling minderjarig is.

    In het schoolreglement wordt desgevallend opgenomen dat de leerling gevraagd kan worden vrijwillig zijn boekentas te openen. Ook een bepaling die stelt dat de politie wordt ingeschakeld voor het doorzoeken van boekentassen bij vermoeden van aanwezigheid van bijvoorbeeld alcohol of drugs wordt aanvaard.

    Over het doorzoeken van schoolbanken en kastjes door het schoolpersoneel of de directeur lopen de meningen ook uiteen.

    Sommigen vinden dat dergelijke opbergruimtes niet vallen onder de persoonlijke levenssfeer van de leerling. Ook al kan er een bepaalde mate van privatief gebruiksrecht op worden verleend, blijven zij eigendom van de school. Bij een huurovereenkomst kan men, in die redenering, zelfs in de gebruiksvoorwaarden opnemen dat de school de opbergruimte in bepaalde gevallen mag openen en doorzoeken. Liefst in aanwezigheid van de leerling.

    Anderen menen evenwel dat een leerling met betrekking tot die opbergruimtes wel een redelijke privacyverwachting mag hebben, zeker indien hij de opbergruimte kan sluiten. Ze mag daarom nooit doorzocht worden door de directie, tenzij met uitdrukkelijke toestemming van de betrokken leerling. Ons model van schoolreglement (MLER_077) gaat uit van de eerste strekking.

    Inbeslagname

    sla link op in klembord

    Kopieer

    Enkel de politie kan ook overgaan tot inbeslagname. In bepaalde gevallen heeft ze wel een (huis)zoekingsbevel nodig.

    Inbeslagname is mogelijk ten aanzien van alle zaken die vatbaar zijn voor verbeurdverklaringen of alles wat kan dienen om de waarheid aan het licht te brengen. We denken hier aan druggebruik door een minderjarige, aan dealen of diefstal. De in beslag genomen voorwerpen zullen ter plaatse worden verzegeld, door de politie worden meegenomen of ter griffie worden neergelegd.

    Een leerkracht heeft geen enkele rechtsgrond om voorwerpen, zoals een gsm, “in beslag te nemen”. Wanneer het gebruik ervan het ordentelijk verstrekken van het onderwijs hindert, kan hij/zij de gsm – bij wijze van ordemaatregel – wel “afnemen”. Dat kan niet “manu militari”. Hij/zij kan de leerling alleen vragen het voorwerp (vrijwillig) af te geven. Gaat de leerling hier niet op in, dan kan desgevallend een ‘tijdelijke verwijdering uit de les’ worden opgelegd. Aan het eind van de les, uiterlijk op het einde van de lesdag, zal de gsm hoe dan ook teruggegeven worden. De leraar heeft geen enkele rechtsgrond om het voorwerp langer bij zich te houden. Eigendomsrecht is een in de grondwet beschermd rechtsgoed. Het wordt beschouwd als een van de basispijlers van ons rechtssysteem en geniet dan ook een grote bescherming.

    Voorwerpen die een gevaar uitmaken voor de medeleerlingen en/of personeelsleden, mogen wel onmiddellijk worden afgenomen. Ook zij blijven echter eigendom van de leerling en moeten in principe zo vlug mogelijk worden teruggegeven. Men kan er in dergelijke gevallen voor opteren ze enkel terug te geven aan de ouders (of de meerderjarige leerling).

    Zoekingen op school

    sla link op in klembord

    Kopieer

    Voor zoekingen speelt het grondrecht van de onschendbaarheid van de woning. Die onschendbaarheid wordt gewaarborgd door artikel 15 van de Grondwet (Gw.) dat stelt dat “geen huiszoeking kan plaatshebben dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die ze voorschrijft”. Omdat scholen slechts openstaan voor een specifieke groep personen en gewoonlijk (met uitzondering van opendeurdagen) niet toegankelijk zijn voor het ruimere publiek, beschouwt men ze als private plaatsen. In principe kan een (huis)zoeking in private plaatsen slechts wanneer een onderzoeksrechter een formeel bevel tot huiszoeking uitvaardigt, op verzoek of mits toestemming van de persoon die het werkelijk genot heeft van de betrokken plaats (voor scholen de directeur of het schoolbestuur) of wanneer er sprake is van heterdaad.

    Wel moet ook gekeken worden naar specifieke wetgeving. Op grond van artikel 6bis van de Drugswet beschikken officieren van gerechtelijke politie, onder bepaalde voorwaarden, bijvoorbeeld over een ruim zoekingsrecht. Voor een huiszoeking in lokalen die dienen voor het vervaardigen, bereiden, bewaren of opslaan van de in de voormelde wet genoemde stoffen en voor lokalen waarin bedoelde stoffen in aanwezigheid van minderjarigen worden gebruikt, is er geen toestemming van de persoon die het werkelijk genot heeft van de betrokken plaats of een bevel van de onderzoeksrechter vereist. Bovendien kan deze zoeking te allen tijde gebeuren: de algemene regel dat er geen huiszoeking mag worden verricht in een voor het publiek niet toegankelijke plaats tussen 21 uur 's avonds en 5 uur ‘s morgens geldt niet. Voorwaarde voor een dergelijk ruim zoekingsrecht is wel dat er voorafgaand aan de zoeking ernstige aanwijzingen (nog geen bewijzen) zijn.

    Afspraken over het optreden/inschakelen van politie op school

    sla link op in klembord

    Kopieer

    Er bestaat geen eenduidig antwoord op de vraag in welke gevallen een school politie moet inschakelen. Een school is immers niet strafrechtelijk gehouden om in elke situatie bij de politie aan te kloppen.

    Bij de school rust wel de verantwoordelijkheid om af te wegen welke strafbare feiten doorgegeven worden en welke niet. De wettelijke bepalingen rond beroepsgeheim (artikel 458 strafwetboek), ambtsgeheim (artikel 14 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs) en schuldig verzuim (artikel 422 bis strafwetboek) vormen in die afweging de toetsstenen. Voor meer informatie over de rechtsfiguren verwijzen we naar de mededeling “Deontologische en juridische aspecten van leerlingenbegeleiding” (MLER_066).

    Toch kunnen schooldirecties niet optreden in de plaats van politie en justitie. Als er dwangmaatregelen (zoals hoger omschreven) vereist zijn, zal het overigens essentieel zijn om een beroep te doen op politie gelet op haar opdracht en exclusieve bevoegdheid.

    Scholen en politie kunnen in dit verband procedures voor doorverwijzing en samenwerking afspreken, en transparant en duidelijk afbakenen in welke situatie en voor welke feiten de tussenkomst van de politie genoodzaakt is en wanneer deze enkel wenselijk is. Hierbij kan ook worden afgesproken welke informatie scholen van de politie kunnen verwachten nadat zij op haar een beroep hebben gedaan. Concreet kunnen scholen afspraken maken met de politie en het parket om een aantal strafbare feiten, bijvoorbeeld vechtpartijen op school, niet te melden. Strikt genomen zullen dit steeds strafbare feiten blijven, maar melding zijn in dergelijke incidenten niet altijd aangewezen en kunnen vaak beter binnen de school (intern) worden opgelost, bijvoorbeeld aan de hand van orde- en tuchtmaatregelen of door middel van een hergo op school (zie hoger).

    Verder justitieel verloop

    sla link op in klembord

    Kopieer

    Pas vanaf 18 jaar is men strafrechtelijk aansprakelijk. Indien een minderjarige een handeling stelt die als misdrijf kan worden gekwalificeerd, spreekt men van “een als misdrijf omschreven feit” of MOF. In dit geval belandt het dossier bij de procureur des Konings die een herstelbemiddeling kan voorstellen of – indien hij dat nodig acht – de zaak kan doorgeven aan de jeugdrechter die reageert met maatregelen (niet met straffen).

    Daarnaast bestaat er het gerechtelijk traject van een problematische opvoedingssituatie (POS). In dat geval verkeert de minderjarige in een zware problematische toestand waarbij hulpverlening is vereist.

    In de praktijk komt het vaak voor dat naar aanleiding van strafbare feiten, gepleegd door minderjarigen, zowel de interne procedure van de school (orde en tucht) opgestart wordt als de justitiële procedure. Beide procedures lopen dan samen. Dat is mogelijk. Het algemeen rechtsbeginsel “non bis in idem” dat zegt dat een leerling niet tweemaal gestraft kan worden voor dezelfde feiten telt er immers niet. Dat principe bepaalt immers dat een zelfde feit niet tweemaal mag worden bestraft met sancties van dezelfde orde. Bijgevolg zal die samenloop het rechtsprincipe non bis in idem niet schenden. In voorkomend geval kan een school dus overgaan tot een tuchtmaatregel, ongeacht de beslissing van de jeugdrechter. Ze kan in dat geval ook overwegen om geen tuchtmaatregel uit te spreken, en de maatregel van de jeugdrechter als voldoende te beschouwen. Meer informatie over het non bis in idem-beginsel vind je in de mededeling “Orde- en tuchtmaatregelen: juridische en procedurele aspecten” (MLER_138).

    We wijzen er wel op dat er vaak geen effectieve samenloop zal zijn. Meestal zal de beslissing van de procureur of de beslissing van de jeugdrechter niet kunnen worden afgewacht om een tuchtprocedure te starten. De justitiële procedure kan immers maanden duren. Het uitstellen of rekken van een tuchtprocedure zal niet wenselijk zijn en bewerkstelligt een onzekere toestand voor beide partijen. Goede afspraken met het parket kunnen hier een belangrijke meerwaarde zijn. Complementariteit is in dit geval het sleutelbegrip. We denken daarbij in het bijzonder aan hergo op school en hergo uit het jeugdrecht. Een samenloop van gelijksoortige bemiddelingen zal vanzelfsprekend niet wenselijk zijn.

    Praktijkvoorbeelden

    sla link op in klembord

    Kopieer

    Hierboven hebben we reeds het belang onderstreept van grondig en diepgaand overleg binnen de eigen school en met de andere betrokken scholen over de samenwerking met de politie. Overeenkomsten die louter ter ondertekening worden voorgelegd, kunnen elders hun nut bewezen hebben, maar zijn in de concrete context slechts gereduceerd tot een loutere formaliteit met weinig of geen meerwaarde voor de betrokken scholen. Wel kunnen deze overeenkomsten relevante inspiratiebronnen zijn. Het Ministerie heeft daarom een aantal “goede praktijkvoorbeelden” gebundeld.

    Op de website van de Federale Politie, Directie van de Relaties met Lokale Politie (CGL), vind je op de fiches van de respectievelijke politiezones een beknopt overzicht van de ter plaatse genomen initiatieven en maatregelen inzake jeugdcriminaliteit.

    Contact

    Kaat Hendrickx
    stafmedewerker
        02 507 06 41
        Arnoud Reusens
        stafmedewerker
            02 507 07 96
            Joachim Vandevelde
            stafmedewerker
                02 507 07 95
                ×
                Kijkt als...
                Niveau
                Regio