Uit een ontwerpadvies van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) leren we dat de verkoopwaarde van roerende goederen en voorraden mag worden gebruikt voor de aangifte in de patrimoniumtaks. De verkoopwaarde van roerende goederen en voorraden is doorgaans lager dan de netto boekwaarde ervan.
Bepaal de verkoopwaarde van de aan te geven roerende goederen en voorraden op 1 januari 2024. Hoe je die verkoopwaarde bepaalt, lichten we toe op de webpagina Patrimoniumtaks (katholiekonderwijs.vlaanderen).
Dien een aangifte in waarbij je de roerende goederen en voorraden waardeert aan verkoopwaarde en niet aan netto boekwaarde.
Als de waarde van de roerende goederen en voorraden op basis van de verkoopwaarde sterk afwijkt van de waarde van de roerende goederen en voorraden die je vorig jaar hebt aangegeven op basis van de netto boekwaarde, kun je de lagere waarde verantwoorden aan de hand van het randnummer 7 van het Ontwerpadvies over de boekhoudkundige verwerking van de taks tot vergoeding der successierechten van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen van 21 februari 2024 en de parlementaire vraag nr. 1669 van de heer Roel Deseyn van 23 mei 2017.
Bereken het verschil aan patrimoniumtaks. Als het verschil substantieel is, kun je aan het lokaal Kantoor Rechtszekerheid vragen of je een rechtzetting kunt doen en een teruggave kunt krijgen van te veel betaalde patrimoniumtaks. Je kunt het verzoek om rechtzetting en teruggave motiveren door toe te lichten dat je de richtlijnen van Katholiek Onderwijs Vlaanderen hebt gevolgd waarin werd aangeraden om aangifte te doen op basis van de netto boekwaarde van roerende goederen en voorraden.
Het advies van Katholiek Onderwijs Vlaanderen was gebaseerd op een mail van 26 januari 2023 van een medewerkster van Successies, Brussel 3, met daarin onder meer:
“Ik heb uw opmerkingen aan de directie doorgestuurd en u vindt hieronder hun antwoord.
“De redenering van Mevrouw Vermeersch kan niet worden gevolgd. De patrimoniumtaks moet worden toegepast op de verkoopwaarde/ netto boekwaarde. (…)
Als men dit toepast op de patrimoniumtaks, betekent dit dat men moet kijken naar de verkoopwaarde van de goederen op 1 januari van het aanslagjaar (art. 151 W. Succ). Dit komt dus wel degelijk overeen met de netto boekwaarde, niet de tweedehandswaarde.””
De bewering in de mail komt niet overeen met randnummer 7 van het Ontwerpadvies over de boekhoudkundige verwerking van de taks tot vergoeding der successierechten van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen van 21 februari 2024 en de parlementaire vraag nr. 1669 van de heer Roel Deseyn van 23 mei 2017.
In het ontwerpadvies van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen komt de term ‘netto boekwaarde’ niet voor. De verkoopwaarde wordt in het ontwerpadvies op dezelfde wijze gedefinieerd als in het antwoord op de parlementaire vraag nr. 1669 van de heer Roel Deseyn van 23 mei 2017.
In het antwoord op de parlementaire vraag staat expliciet dat:
Indien gewenst kan Katholiek Onderwijs Vlaanderen de e-mail van 26 januari 2023 bezorgen aan je Kantoor Rechtzekerheid.
Eén van onze leden werd gesommeerd om de roerende goederen en voorraden voor de aangifte van de patrimoniumtaks te waarderen aan de hand van de netto boekwaarde.
Katholiek Onderwijs Vlaanderen heeft het gebruik van de netto boekwaarde vervolgens betwist op basis van artikel 151 van het Wetboek der Successierechten. In van de e-mail van 26 januari 2023 van Successies, Brussel 3 werd beweerd dat de interpretatie van Katholiek Onderwijs Vlaanderen niet correct was.
De bewering van Successies, Brussel 3 wordt echter niet gevolgd in het Ontwerpadvies over de boekhoudkundige verwerking van de taks tot vergoeding der successierechten van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen van 21 februari 2024. Het ontwerpadvies herhaalt de definitie die gegeven is door de minister van Financiën op de parlementaire vraag nr. 1669 van de heer Roel Deseyn van 23 mei 2017.
Daaruit leiden we af dat de definitie die de minister van Financiën in 2017 heeft gegeven, nog altijd mag worden toegepast voor de aangifte van 2024.