9 november 2022 – Vlaamse canon

Dit was te verwachten vandaag. Ik hield vooraf wel nog een paar andere mogelijke onderwijsthema’s voor actuele vragen in mijn achterhoofd, maar wellicht gelet op bepaalde andere, politiek nog veel delicatere én belangrijkere actuele thema’s beperkte de aandacht van de Vlaams Parlementsleden, wat minister Weyts betrof, zich tot de zgn. Vlaamse canon. Zowat alles wat daarover te zeggen viel (ook het standpunt van minister Weyts), was de voorbije dagen al in de media verschenen en was dus al gezegd, maar soit. Hoewel ik zelf niet zo houd van die terminologie wegens niet altijd zo duidelijk als wellicht in de begindagen van de bewuste termen, ging het in feite om zowat een ideologisch links-rechtstegenstelling.

Vóór een woord over de parlementaire bespreking zelf, dus toch graag even enkele interessante bronnen:

Wat gebeurde nu daarrond op deze dag in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement? Vier vragenstellers, vier actuele vragen. Filip Brusselmans wilde weten of het doel van de Vlaamse canon, zoals gesteld in het Regeerakkoord (het versterken van de Vlaamse identiteit, voor nieuwkomers maar ook voor Vlamingen), een topprioriteit was. Katia Segers vroeg algemeen naar het oordeel van minister Weyts over het wetenschappelijke standpunt van de drie historici in het kader van de Koninklijke Vlaamse Academie van België (KVAB). Kathleen Krekels wilde weten of de minister kon garanderen dat de canoncommissie onafhankelijk kon voortwerken. En Loes Vandromme nam specifiek een onderwijsinvalshoek en polste naar de bevestiging dat de canon niet in de plaats kwam van de bestaande eindtermen voor geschiedenisonderwijs en dus alleen een ondersteuning was voor die eindtermen.

Minister Weyts citeerde als antwoord omstandig uit de zgn. opdrachtbrief, die hij destijds schreef aan voorzitter-professor Emmanuel Gerard en die ook in het bovenvermelde artikel van Marc Reynebeau aan bod kwam. In die brief stonden namelijk zo goed als alle antwoorden op de vragen van de Vlaams Parlementsleden, aldus minister Weyts. Hij overliep vervolgens wie nu concreet in de canoncommissie in volle onafhankelijkheid werkte. En besloot: “Dus, zegt u mij eens: voor wie bent u bang? Voor wie van de betrokkenen, die in volle onafhankelijkheid gaan werken aan zo’n canon, bent u bang?” Hijzelf alvast voor niemand en hij herhaalde nogmaals het uitgangspunt van de zaak, zoals gesteld aan het begin van de huidige legislatuur. Zoals te verwachten, niets nieuws dus.

Vragensteller Brusselmans ging dan nog wat door op de hem eigen en intussen heel bekende wijze, waarbij hij ook duidelijk een politieke pluim op de eigen hoed van zijn partij stak. Wanneer zou de canon klaar zijn? Vragensteller Segers herhaalde haar vraag, want die had de minister volgens haar niet beantwoord, en wees op de politieke bedoeling achter het hele project. Waarom precies vragensteller Krekels meende de minister ruggensteun te moeten verlenen, was mij niet helemaal duidelijk. Maar zij had blijkbaar al horen waaien dat april 2023 de oplevering van de canon zou plaatsvinden. Klopte dat? Vragensteller Vandromme zag een mogelijke gemeenschapsvormende functie in de canon, maar herhaalde ook haar vraag.

Vertegenwoordigers van fracties die geen actuele vraag over dit onderwerp ingediend hadden, traden, totaal niet onverwacht, als interveniënten ook naar voor. Elisabeth Meuleman, zelfs geïnspireerd door een ouder citaat van Bart De Wever, stelde zich aan de kant van wat vragenstellers Segers en (toch zeker ook deels) Vandromme gezegd hadden. Jean-Jacques De Gucht citeerde dan weer… Bruno De Wever, broer van. Hij gaf een sneer naar de partij van vragensteller Brusselmans, weliswaar iets beleefder dan De Guchts vader het hem ooit (in 2001, toen nog “Vlaams Blok”) voordeed, en herhaalde ook doodleuk de vraag van Vandromme… Ten slotte aan de linkerzijde mocht ook Jos D’Haese niet ontbreken: hij zette, ook op de hem eigen wijze, een redenering op die uitliep op de vraag “Waarom dan geen Belgische canon? Zeker aangezien u hem wilt gebruiken voor nieuwkomers, minister, en nieuwkomers komen tot op heden nog steeds aan in het land België – tot spijt van wie het benijdt is Vlaanderen dat niet.” Tja…

In het tweede deel van de bespreking bevestigde minister Weyts dat de timing van april 2023 inderdaad een mogelijkheid was, maar trok hij vooral stevig en omstandig (zelfs hier en daar met ook duidelijk iets meer dan onschuldige ironie…) van leer tegen vragensteller Segers, wat hij trouwens ook al eerder in zijn reactie in de media gedaan had.

Toen de subsidiebedragen (voor de KVAB en voor de canoncommissie) ter sprake kwamen, vond ik het gesprek eventjes enigszins platvloers én irrelevant worden. Het zij zo. Mijn conclusie: we zullen afwachten wat er finaal in die canon zal staan en hoe er dan een open debat over gevoerd kan worden, maar eerlijk… het belang van de hele zaak? Ik weet niet hoor…en tóch voel ik me onder andere een fiere Vlaming…dus ook zónder zo’n canon.

Reageren kan bij Wilfried Van Rompaey: wilfried.vanrompaey@katholiekonderwijs.vlaanderen

Verwante artikels

OVER DEZE BLOG

Deze blog is niet bedoeld als formeel standpunt van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, evenmin als een puur verslag, maar wel als een niet-neutraal, persoonlijk commentaar op vooral ook politieke aspecten van de parlementaire onderwijsactiviteiten, zowel in de Commissie Onderwijs en de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement als uitzonderlijk ook in een andere vakcommissie die occasioneel relevant kan zijn voor het beleidsdomein Onderwijs.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio