Een kwaliteitsvolle school stemt het beleid en de praktijk af op basis van zogenaamde ‘resultaten en effecten’ bij de leerlingen. De info die vaak het snelst voorhanden is, zijn bijvoorbeeld testen over rekenen of taal. Relatief eenvoudig meetbare competenties, zeg maar. Competenties die moeilijk meetbaar zijn - zoals verantwoordelijkheid, kritisch onderzoek, verbondenheid ... – dreigen een minder grote invloed te hebben. Jammer, maar het burgerschapskompas helpt je hierbij: je school door de ogen van je leerlingen, betrouwbaar gemeten en eenvoudig terug weergegeven.
Bovendien begeleidt het burgerschapskompas je bij de interpretatie van de resultaten met behulp van reflectievragen en oefeningen. Je wordt daarnaast doorverwezen naar relevant didactisch materiaal en vormingen. Maar liefst vijftien pilootscholen probeerden het uit en gingen aan de slag met hun eigen foto van de school.
Eén van die pilootscholen is basisschool De Stap in Lauwe. De leerlingen uit de derde graad vulden de vragenlijst uit het burgerschapskompas in. Directeur Maarten Samyn en zorgcoördinator Dorothée Staelens gingen als kernteam aan de slag met de resultaten. Eén van de modules die het burgerschapskompas aanbiedt, is een werkvorm om de resultaten met het voltallige lerarenteam te onderzoeken. De Stap was de eerste school die deze module uittestte. In dit blogbericht beschrijven we graag hoe dit verliep en welke vijf lessen we hieruit konden trekken.
Eén van de mogelijke manieren om aan inspirerend burgerschap te werken, is het gebruik van het burgerschapskompas. Dit is een kwaliteitsinstrument en is vooral bedoeld voor leraren en beleidsteams. Leerlingen uit de derde graad basisonderwijs of eerste graad secundair onderwijs vullen een vragenlijst in met vragen over het schoolklimaat, en vragen over hun eigen burgerschapsvaardigheden en -attitudes. Die resultaten worden online weergegeven in de digitale feedbackomgeving van het burgerschapskompas. Zo ontstaat een foto van de school, het brengt de kansen voor inspirerend burgerschap in jouw school in kaart. Het burgerschapskompas wil de gebruiker van begin tot einde begeleiden in het maken van beredeneerde keuzes op basis van betrouwbare informatie. Op dit moment is het burgerschapskompas nog in opbouw. Je leest er meer over op onze themapagina of in ons In Dialoog-artikel over de voortgang van het ontwikkelwerk.
Resultaten van het burgerschapskompas onderzoeken met het hele schoolteam van De Stap
De Stap in Lauwe liep een traject visieontwikkeling in het schooljaar 2018-2019 met Alain Seynhaeve, niveaucoördinator basisonderwijs in West-Vlaanderen. De visietekst werd gedragen door het hele team en gaf aanleiding tot een reorganisatie van de klasgroepen. Daarnaast stond ook de implementatie van Zin in leren! Zin in leven! voor de deur. Daarrond loopt het team tijdens schooljaar 2019-2020 een traject met schoolbegeleider Luc Decoene.
Deze twee grote veranderingen zorgden voor heel wat werk op de plank. Zowel de Zill-implementatie als de nieuwe visietekst zijn veranderingen van een hoge orde. Directeur Maarten en zorgcoördinator Dorothée oordeelden dat het burgerschapskompas richting zou kunnen geven aan deze twee grote veranderingen. Dat de antwoorden volledig vanuit de kinderen komen, vond de school een grote meerwaarde en in lijn met hun visie. De leerlingen uit het vijfde en zesde leerjaar vulden de vragenlijst vlot in en vroegen spontaan of ze later mee de resultaten konden bekijken en acties konden opzetten.
Nadat Maarten en Dorothée eerst de resultaten bekeken en veel zaken die ze intuïtief al aanvoelden, bevestigd zagen in de cijfers, boog ook het voltallige team zich over de grafieken. We startten de personeelsvergadering met een verbindend moment: samen nadenken over het citaat ‘Bewust geven we leerlingen mee wat we weten, maar onbewust geven we leerlingen mee wie we zijn’. Dat onbewuste is onze identiteit. Het is niet altijd zichtbaar maar het doet er wel toe. Elke leraar gaf daarom zijn of haar linkerbuur een prent cadeau waarop het (misschien wel onbewuste) talent van die collega afgebeeld stond. Een fijne starter! Daarna situeerde ik als begeleider het burgerschapskompas en wat burgerschap precies inhoudt met behulp van een presentatie.
Het team verdeelde zich in groepjes en boog zich over de grafieken. Vijf thema’s lagen op tafel, elk met zo’n viertal grafieken:
(de trouwe bloglezer herkent hier vijf van onze zes pijlers in). Met behulp van reflectievragen gingen de teamleden in dialoog en ontstonden stap voor stap enkele inzichten en prioriteiten.
Daarnaast werden er ook al volop acties en oplossingen bedacht om de resultaten te verbeteren. Na een uur kwamen de groepjes terug samen en presenteerden ze hun inzichten aan de grote groep: de verbondenheid in de klassen en het pestgedrag trok de aandacht van de leraren en linkten ze ook met een traject dat ze al lopen rond speelplaatswerking en –afspraken. Inspraak van de leerlingen wilden ze via het kinderparlement ook graag versterken. De implementatie van Zill was nog niet zichtbaar in de resultaten van de leerlingen, het team wou hier graag meer op inzetten.
We sloten af met een voornemen: elke leraar schreef voor zichzelf een actie op die hij of zij in de klas wou uitproberen. Dat kon groot en ambitieus zijn, bijvoorbeeld ik wil meer lezen en bijleren over kringgesprekken bij leerlingen, maar dat kon ook heel klein en eenvoudig zijn, bijvoorbeeld ik wil m’n best doen om meer ‘dankjewel’ te zeggen aan mijn leerlingen. Het team ervaarde het burgerschapskompas als een zinvol instrument dat betrouwbare info geeft vanuit de kinderen en een stuk richting kan bepalen. De leraren benadrukten dat de kracht ligt in het gesprek over de resultaten eerder dan in de cijfers op zich.
Vijf lessen. Of ook: hoe data bespreken met het lerarenteam in functie van je kwaliteitsbeleid?
Als begeleider bevond ik me op een moeilijk kruispunt: ik had nog zoveel in petto om te bespreken en te doen en de tijd ging zo snel voorbij. Tegelijk merkte ik dat het gesprek tussen de leraren sterk was en dat het hun professionele ontwikkeling ondersteunde. De eerste les was meteen duidelijk: je kiest beter één afgebakende pijler, in plaats van alle vijf de pijlers die in het Burgerschapskompas aan bod komen. Op die manier kun je meer in de diepte werken en krijgen de gesprekken tijd om zich te ontwikkelen.
Een personeelsvergadering biedt kansen maar ook valkuilen: een grote groep samen na een hele dag werken, en waarschijnlijk ook nog andere dringende zaken op de agenda. Tegelijk biedt de rijkheid van het team ongelofelijke kansen voor een rijke interpretatie van de cijfers.
Conclusie
Als je data wil bespreken met het hele team, kies je als kernteam best voor één focus of thema. Die focus daarnaast geregeld in de kijker plaatsen op verschillende momenten en met gebalde werkvormen, zorgt ervoor dat de groep fris blijft én dat het thema blijft sluimeren in de hoofden; als een olievlek eigenlijk.
De personeelsvergadering startte met een zogenaamde CORPI. Het is een manier van structureren die heel overzichtelijk weergeeft waarom we samen zitten (context), wat de bedoeling is (objectief), wie welke rol opneemt gedurende de werkvorm (rollen), wat er precies gaat gebeuren (proces) en hoe alles verloopt (interacties). Het is zowel voor de begeleider(s) als voor de deelnemers verhelderend.
Maar tijdens het groepswerk waren de rollen niet zo duidelijk: “Is er eigenlijk iemand aan het noteren?” “Oeps, we zijn al een kwartier bezig met die vraag en we hebben nog veel te doen!” Net zoals we onze leerlingen vragen om bij een groepswerk de rollen te bepalen, kan dit ons als volwassenen evengoed helpen.
Als begeleider had ik uitgebreid de tijd genomen om uit te leggen wat burgerschap is. Misschien iets te veel tijd, gezien de tijdsdruk later tijdens de personeelsvergadering. Op het einde gaf het kernteam aan dat die duiding broodnodig was. Geen verloren tijd dus! Ik startte vanuit een citaat: "Bewust geven we leerlingen mee wat we weten, maar onbewust geven we leerlingen mee wie we zijn". Van daaruit duidde ik hoe burgerschapsvorming die identiteit, dat onbewuste en onzichtbare, tastbaar en zichtbaar kan maken. De zogenaamde why van burgerschapsvorming voor onze katholieke dialoogscholen werd meteen duidelijk. Aan de hand van het model van Sinek (Waarom? Hoe? Wat?) nam ik het team mee op sleeptouw. De grafieken achteraf interpreteren ging op die manier vlot, omdat ze ook het grotere plaatje zagen.
Conclusie
Net zoals je je les goed voorbereid, denk je ook bij een werkvorm voor het team na over je doel en je didactiek. Een extra aandachtspunt is tijd durven nemen om de oefening goed te kaderen: Waarom kiezen we hiervoor als school? Wat heeft dit te maken met de kerntaak van een leraar? Welke linken met lopende trajecten op school zijn er nog? Je focust je als het ware niet meteen op het doen, maar ook op het denken en het zijn. Zo geraken je deelnemers in hun kern overtuigd van de relevantie van de oefening en zien ze het grotere plaatje.
De keuze om resultaten van een bevraging met het hele team te onderzoeken is niet willekeurig. We geloven in de leraar als expert van zijn of haar klas en school. Onze leraren zijn het niet altijd gewoon om op die manier erkend en gewaardeerd te worden. Dat maakt het soms moeilijk om hun interpretaties te delen. Een goede begeleider kan doorvragen en is niet tevreden met het eerste antwoord. Wat ligt er onder de ijsberg? Dat is de hamvraag wanneer je data gaat bekijken!
Tijdens het groepswerk moest de focus liggen op analyse en interpretatie. Veel groepjes sprongen echter meteen naar acties en oplossingen. De mooiste en meest creatieve dingen kwamen hieruit! Leraren zijn doeners. Het loont de moeite om de verklarende toer op te gaan met leraren. Bovendien zien ze heel snel welke oplossingen er mogelijk zijn.
Conclusie
Maak een goede afweging tussen de verdiepende analysevragen en tussen de actieve oplossingsvragen. Het is niet voor iedereen vanzelfsprekend om data te analyseren en te bespreken met collega’s. Een spiekbriefje met verdiepende vragen kan handig zijn als je vast zit. Er bestaan tal van werkvormen om ideeën te bespreken met een groep (bijv. de hoeden van De Bono of de OASE-techniek). Het Burgerschapskompas leidt je, op basis van jouw resultaten en keuzes, verder naar didactisch materiaal, vormingen, bronmateriaal. Dat doe-aspect is iets waar leraren heel graag mee aan de slag gaan. Begeleid hen als kernteam in het verklaren van de resultaten en stimuleer hen om op basis daarvan hun creatieve brein aan te spreken.
Data en cijfertjes. Niet iedereens beste vriend. In eerste instantie ook niet de mijne, maar toen ik doorhad wat statistiek eigenlijk vertelt en hoe belangrijk de interpretatie ervan is, was ik verkocht.
Diezelfde terughoudendheid merk je ook in lerarenteams: grafieken, bevragingen en statistiek worden vaak wat achterdochtig onthaald. Maar een degelijke ondersteuning en een stap-voor-stapbegeleiding zorgt ervoor dat ze de zin van data ontdekken. Dat gaf het voltallige team bij de evaluatie ook aan op het einde van de personeelsvergadering.
Het buikgevoel van leraren is sterk. Veel van wat in de cijfers te zien was, hadden ze al kunnen vermoeden. Toch zitten er vaak nuances verborgen waar een beetje statistiekkennis voor nodig is. Ik gebruikte tijdens de werkvorm een geheugensteuntje statistiek met korte basisinfo over grafieken en bevragingen. Dat hielp, maar het bleek nog steeds belangrijk dat ik bij elk groepje langs ging om verwarringen of onduidelijkheden op te lossen.
Conclusie
Er is nood aan professionalisering rond datagebruik. Het hoeft helemaal niet zo ingewikkeld en saai te zijn als het lijkt. Het biedt je een unieke blik op je onderwijs én het loont de moeite om de cijfers door verschillende mensen uit de school te laten interpreteren. Overweeg om in je bredere professionaliseringplan en nascholingsbeleid aandacht te hebben voor datagebruik en kwaliteitsinstrumenten: de PDCA-cirkel, data en onderzoek in je school op basis van bevragingen en met cijfers maar ook met behulp van interviews en groepsgesprekken. Je vindt heel concreet ondersteuningsmateriaal in de OK-box op de themapagina van het referentiekader onderwijskwaliteit.
Rudi Schollaert zei het al in zijn boek De spiraal van verandering*: veranderen is emotioneel. Het burgerschapskompas geeft een unieke blik op je school, maar kan ook confronterend zijn. Verandering, of het nu een nieuw leerplan of een project voor burgerschapsvorming is, doet je vragen stellen bij wie je bent en wat je doet als leraar. De vraag om op het einde een voornemen op te schrijven voor jezelf, kon op veel non-verbale vraagtekens rekenen. Pas toen ik vertelde dat dit iets heel klein kan zijn, zoals meer dankjewel zeggen aan je leerlingen, werd de houding terug ontspannen.
Het verbindende moment in het begin was ook meteen een uitdaging: een compliment geven aan een collega met behulp van een prent. Uiteindelijk kon iedereen vlot iets waarderen in de ander, dat was het probleem niet. De terughoudendheid zat eerder in de aandacht voor die binnenwereld: “Hé, ik wist niet dat ik vandaag over persoonlijke dingen zou praten.” Deze startoefening zette wel meteen de toon voor een goede samenwerking in de groepjes.
Conclusie
Het is geen geheim, maar we zijn allemaal mensen. Dat maakt ons sterk! Dat maakt dat we inspirerend burgerschap ook effectief kunnen realiseren op school. Maar zelfs bij iets als cijfers en grafieken wat op het eerste zicht droog en saai lijkt, is het belangrijk om die menselijke en kwetsbare kant aandacht te geven. Niet alleen in een verbindend moment, maar ook tijdens het groepswerk. Resultaten uit de grafieken kunnen hard overkomen: “Waarom antwoorden de leerlingen zus of zo terwijl ik zo hard probeerde om het anders te doen in mijn klas?” Aandacht voor het emotionele aspect is cruciaal.
Julie Van Rijckeghem
Pedagogisch begeleider inspirerend burgerschap
* De spiraal van verandering. Hoe stuur je zelf vernieuwingen aan in jouw school? Schollaert Rudi (ed.) (Syllabus-serie nr. 18), VSKO & Lannoo Campus, Leuven, 2007, 133 pp. Bestel.