Leerplandoel 1

De leerlingen onderscheiden verschillende soorten historische vragen, over:

  • de relatie verleden-heden;
  • de totstandkoming van historische kennis;
  • historische beeldvorming. 

Waarom?

sla link op in klembord

Kopieer

Historisch denken begint als je vragen stelt over het verleden, over de band tussen het verleden, het heden en de toekomst, en/of over het statuut van historische kennis. Die historische vragen kunnen op macrogeschiedenis gericht zijn, zoals vragen die peilen naar grote lijnen uit het verleden en naar (dis)continuïteit tussen verleden en heden, maar kunnen ook voortvloeien uit een proces van persoonlijke en sociale betekenisgeving aan het verleden. 

Voorbeelden zijn:
Wat maakte van de Verlichting een ommekeer in het Europa van de 18de eeuw? Welke factoren droegen doorheen de tijd bij tot de sociale ongelijkheid tussen man en vrouw, in westerse en niet-westerse beschavingen? Waarom besloten Europeanen in de 17de eeuw om te emigreren naar Noord-Amerika? In welke mate waren de ontdekkingstochten van de 15de-17de eeuw een religieuze operatie, dan wel een economische noodzaak?

Een historische vraag stelllen vormt dus de start van een proces waarbij die vraag enerzijds in een breder historisch oriëntatiekader wordt geplaatst, en anderzijds nagedacht wordt over de historische bronnen die tot een antwoord op de vraag kunnen leiden. Leerlingen leren zo oog te hebben voor de eigenheid van geschiedenis en wat geschiedenis inhoudelijk onderscheidt van andere wetenschappen.

Wat?

sla link op in klembord

Kopieer

Leerlingen geven aan om welke soort historische vraag het gaat. Een historische vraag kan gericht zijn op het verleden (op kenmerken van maatschappelijke contexten), op de relatie verleden-heden, op hoe kennis van het verleden tot stand komt en op historische beeldvorming. Historische vragen kunnen een verschillend doel hebben: beschrijven, verklaren of evalueren/beoordelen en vergelijken.

Aandachtspunten

sla link op in klembord

Kopieer

  • Historische vragen vormen geen scherp afgebakende categorie. Er is een grijze zone van vragen die evengoed in een andere wetenschappelijke discipline aan bod kunnen komen. Net dat grensgebied kun je gebruiken om de leerlingen te laten nadenken en argumenteren.
  • Nadenken over wat een historische vraag is, roept ook de vraag op wat geschiedenis is en wat het niet is, met andere woorden een definitie van de geschiedeniswetenschap. Het kan dus een manier zijn om met leerlingen van de tweede graad te herhalen wat geschiedenis is.

Hoe?

sla link op in klembord

Kopieer

1. Leerlingen krijgen een set vragen aangereikt en duiden aan welke vragen als historisch beschouwd kunnen worden.

  • Hoe is de aarde ontstaan?
  • Hoe zal de Belgische bevolking reageren wanneer de elektriciteit uitvalt?
  • Waarom worden er in België drie talen gesproken?
  • Wat is er gebeurd op 11 november 1918?
  • Hoe komt het dat we vandaag weten wat Europeanen in de 17de eeuw aten?
  • Hoe verschilde de omgang van de mensen in de 17de eeuw met veranderende klimatologische veranderingen met die van de hedendaagse mens?
  • Hoe evolueerde sinds de jaren 1980 de kijk op Columbus?

Let erop dat de derde vraag discussie kan opleveren. Je kunt deze vraag beantwoorden zonder te verwijzen naar geschiedenis (“omdat er drie bevolkingsgroepen zijn”) maar evengoed verwijs je naar de manier waarop deze situatie historisch gegroeid is. Je kunt met dergelijke vragen dus voor extra uitdaging zorgen in de klas.

Je kunt werken met een venndiagram om het onderscheid visueel duidelijk te maken. De twee verzamelingen zijn historische vragen en niet-historische vragen. De doorsnede is voor twijfelgevallen.

Voor D-VB en D:
Je kunt vervolgens de historische vragen gaan opsplitsen.
Welke vragen zijn gericht
- op het verleden (op kenmerken van maatschappelijke contexten),
- op de relatie verleden-heden, 
- op hoe kennis van het verleden tot stand komt
- op historische beeldvorming?

2. Leerlingen laten brainstormen rond een begrip, op het bord of digitaal via mentimeter, een whiteboard of een twitterwall. Dat levert thema’s op die jij in vragen kunt gieten.
Je kunt de leerlingen ook laten noteren welke vragen in hen opkomen. Vervolgens duiden de leerlingen aan welke de historische vragen zijn. 

  • Neem een begrip als “de islam”. Leerlingen zullen zaken antwoorden als “hoofddoek”, “ramadan”, “islamterrorisme”, “Mekka”,”‘het Midden-Oosten", “soennieten”, “sjiieten” of vragen stellen als “Wat is het verschil tussen soennieten en sjiieten?”, “Hoe ontstond een waaier van interpretaties in de vroege islam?” 
Sommige vragen zullen meer richting godsdienst gaan terwijl andere vragen thuishoren in geschiedenis en als dusdanig door de leerlingen herkend moeten worden.

3. Je kunt hetzelfde laten doen na een gezien onderwerp. 
Je hebt een lessenreeks gewijd aan de Spaanse kolonies in Latijns-Amerika in de 16de eeuw. Je laat de leerlingen verwoorden welke vragen ze nog hebben. “Bestaan die kolonies vandaag nog?” “Werden die kolonies nooit veroverd door de lokale bevolking?” “Hebben wij vandaag een kolonie?” “Zullen wij ooit een kolonie worden?” “Was een kolonie toen anders dan de Europese kolonies in Afrika in de Moderne Tijd, of hetzelfde?” Leerlingen kunnen dan even nadenken welke van die vragen historisch zijn en beargumenteren hun antwoord.

4. Leerlingen laten nadenken over criteria bij ‘Wat is een goede historische vraag?’
Speel daarmee door de leerlingen een niet zo duidelijk voorbeeld te laten verbeteren.

  • “Waar bevinden zich de ruïnes van een middeleeuwse cisterciënzerabdij?”  --> "Waarom kozen enkele cisterciënzers de omgeving van Villers-la-Ville uit om een abdij te bouwen?”

5. Per twee een historische vraag laten formuleren over de geziene leerstof.
Waar willen ze de volgende les graag nog een antwoord op? Wat interesseert hen nog? Waar willen ze meer
over te weten komen? Zet vervolgens twee duo’s samen en laat hen uit de twee vragen eentje kiezen die zij de meest interessante historische vraag vinden.

6. Historische vragen evalueren:

Stap 1: lees de onderstaande vragen.

  •  Vraag 1: Op welke manier werd de ontmoeting tussen Columbus en de Taïno in beeld gebracht?
Op zich is dit een goede vraag: tijd en plaats zijn voldoende afgebakend. Het betreft wel een erg uitgebreid onderzoek omdat het medium niet benoemd wordt: gaat het over strips, schilderijen, films, …?
  • Vraag 2: Welk beeld hadden de Taïno van Columbus en zijn bemanning?
Dit is een moeilijk onderzoekbare vraag aangezien de Taïno zelf geen geschreven bronnen bijhielden. Onrechtstreeks zouden we iets te weten kunnen komen via westerse bronnen. Hier stelt zich het probleem van afwezigheid van de bronnen.
  • Vraag 3: Waarom gingen mensen op exploratietocht?
Deze vraag is veel te vaag gesteld. De afbakening in tijd en ruimte ontbreekt volledig.
  • Vraag 4: Waarom reisde Columbus in 1492 naar Amerika?
Dit is een goed afgebakende historische vraag. Er zijn voldoende historische bronnen en werken voorhanden.

Stap 2: hoe onderzoekbaar zijn deze historische vragen?
  • Helemaal bovenaan leg je de vraag die je het meest haalbaar, onderzoekbaar of realistisch vindt.
  • Gebruik hiervoor de volgende criteria van onderzoekbaarheid:
    • Afbakening in tijd
    • Afbakening in ruimte
    • Beschikbaarheid van bronnen
    • Antwoord binnen een redelijke tijd en met haalbare middelen
  • Helemaal onderaan leg je de minst onderzoekbare vraag.

Stap 3: argumenteer je keuze.
Schrijf bij de minst onderzoekbare vraag de belangrijkste reden waarom je deze onderaan legt.

 Extra stap:
Herschrijf één van de middelste vragen zodat deze wél, of beter onderzoekbaar wordt.

×
Kijkt als...
Niveau
Regio