De leerlingen geven binnen een aangereikte set historische bronnen aan welke bruikbaar zijn om een historische vraag te beantwoorden.
Wie het antwoord op een historische vraag zoekt, gaat op zoek naar geschikte bronnen. Dat betekent een selectie maken uit een heel breed aanbod. Het is niet de bedoeling dat leerlingen zelf bronnen opzoeken (de heuristiek), maar wel in een aangeboden set van bronnen de bruikbare bronnen kunnen selecteren. Zo leren ze doelgericht informatie verwerken, een eigenschap die ook buiten het vak geschiedenis heel nuttig is.
Tevens leren ze zo zien dat er een verschil bestaat tussen bruikbaarheid en betrouwbaarheid. Een bron hoeft niet betrouwbaar te zijn om bruikbaar te zijn.
Leerlingen passen criteria toe die hen toelaten om te beslissen welke historische bronnen ze kunnen gebruiken om een historische vraag te beantwoorden.
Bruikbaar?
Waarom wel of niet?
Bron 1
Een kaart van het Frankische rijk onder Karel de Grote.
Bron 2
Een beschrijving van het leven van Karel de Grote door hofbiograaf Einhard.
Bron 3
Het monogram van Karel de Grote op de straatstenen van Aken aangebracht.
Bron 4
Een beschrijving van de krijgers van Karel de Grote.
Bron 5
Een stamboom met zijn voorgangers en opvolgers.
voor welke historische vraag die wel of niet bruikbaar is. Je combineert dan met het uitbreidingsdoel van de eerste krachtlijn over historische vraagstelling. Leerlingen bedenken dan zelf een historische vraag waarvoor die bron bruikbaar is. Je kan het ook omgekeerd doen: een historische vraag laten bedenken waarvoor de bron niet bruikbaar is.